Hyper- of ultradispensationalisme - Is het Avondmaal niet voor de Gemeente?
Inleiding
In eerdere delen van deze serie hebben we gezien hoe hyper- of ultradispensationalisten het woord van God versnijden in plaats van recht snijden. Eén en ander hangt onder andere samen met het moment waarop men de Gemeente van de Heere Jezus laat starten. De Heere God laat in Zijn woord zien dat de Gemeente, ondanks dat het Evangelie der Genade Gods toen nog niet geopenbaard was, bij het kruis van Golgotha ontstond. Men gaat daar tegenin, laat de Gemeente op een ander moment ontstaan, en komt daardoor bij allerlei dwaalleer uit. Binnen het hyper-of utradispensationalisme zijn verschillende stromingen te onderscheiden, onder andere aan de hand van waar men de start van de Gemeente van de Heere Jezus plaatst.
Veelal leert men in elk geval dat de waterdoop niet voor de Gemeente zou zijn. We hebben gezien waar dat dan op gebaseerd wordt. We zagen hoe onder andere twee teksten, Ef. 4 : 5 en 1 Kor. 1 : 17, uit hun verband getrokken worden, om te kunnen leren wat men leert. Ja, er is één geestelijke doop waardoor mensen behouden worden, maar dat houdt niet in dat de Heere in Zijn woord zou zeggen dat er geen waterdoop als getuigenis is. Ja, Paulus was in de eerste plaats gezonden om het Evangelie te verkondigen, maar dat neemt niet weg dat hij weldegelijk mensen doopte. De doop is ook niet Joods. In Korinthe kwamen zowel Joden als heidenen tot bekering, en velen lieten zich er in water dopen… Kortom, de leer van de hyper- of ultradispensationalisten gaat regelrecht tegen het woord van God in.
Zoals gezegd leren niet alle hyper- of ultradispensationalisten in alle dingen hetzelfde. Het Avondmaal bijvoorbeeld wordt door sommigen wel ter gedachtenis gedaan, maar er zijn er ook die ook het Avondmaal tot iets Joods maken, waardoor het niet voor de Gemeente zou zijn. Een voorbeeld daarvan heb ik gevonden bij “Amen”, een tijdschrift van Stichting Het Morgenrood en Everread Uitgevers. Het gaat om het artikel “De vierde beker” [1]. In deze studie zullen we dat artikel nader bekijken, en zien waarom men het Avondmaal niet wil houden, en wat de Heere daar dan over zegt.
Het Avondmaal en het Pascha
Ook het Avondmaal wordt bij “Amen” Joods genoemd. Daarvoor gaat men naar Matth. 26 : 27 – 29 en 17 – 19. Men laat zien dat de beker, die de Heere Jezus rond liet gaan, te maken had met het Joodse Pascha. Het is ons inderdaad óók bekend dat de Heere Jezus het Avondmaal instelde tijdens het Joodse Pascha feest. Een ieder, die de Bijbel leest, komt dat tegen. Hoe mooi dat bijvoorbeeld het Joodse feest der eerstelingen verwijst naar Zijn opstanding, en het Joodse feest der weken naar de uitstorting van de Heilige Geest. De Bijbel is een Joods boek (Rom. 3 : 1, 2), en door de Joodse feesten liet de Heere profetisch een schaduw vooruit vallen van toekomstige heilsfeiten (Kol. 2 : 16, 17). Enerzijds bijzonder omdat de Heere zo profetisch inzicht gaf in de toekomst, anderzijds eigenlijk niet bijzonder omdat het bij de Heere hoort. Zo openbaarde Hij Zichzelf.
Men zoekt naar buiten-Bijbelse bronnen…: de Joodse traditie
Maar men benadrukt het Joodse, omdat men het Avondmaal niet erkent als gedachtenis maaltijd voor de Gemeente. Nadat men dit benadrukt heeft, komt men in het artikel op de wijn… En zegt men:
“Maar er wordt nergens gesproken over de wijn! Speelde dat dan geen rol bij het Pascha? In de Schrift vinden wij hier inderdaad niets over terug” [2].
Maar dit klopt niet. Zowel de Schriftgedeelten Matth. 26 als 1 Kor. 11 spreken over de “drinkbeker” of “de vrucht des wijnstoks”. Dus ook al leest u er in Exodus niet over, de Schrift spreekt er, Schrift met Schrift vergelijkend, weldegelijk over. Maar door dit zo te stellen, heeft men de mogelijkheid om naar een buiten-Bijbelse bron te grijpen. En dat is wat men doet. Men verwijst naar de Joodse traditie, naar de Joodse Misjnah, volgens welke tijdens de Pascha maaltijd vier bekers wijn gedronken zouden worden. En die vier bekers, vertelt men, verwijzen naar vier aspecten van de bevrijding van het Joodse volk. De derde beker zou de beker van de verlossing zijn, en de vierde beker zou de beker van de lofprijzing en dankzegging zijn. Omdat er geschreven staat dat de Heere Jezus en de discipelen na die beker naar de Olijfberg gingen (Matth. 26 : 30), en omdat Paulus schreef over “na het eten des avondmaals” (1 Kor. 11 : 25), zegt men: dus de beker, die de Heere Jezus ronddeelde, was de vierde beker. Men wijst er dan op dat de Heere Jezus die beker Zelf niet gedronken heeft, omdat er in Matth. 26 : 27 geschreven staat: “En Hij nam den drinkbeker, en gedankt hebbende, gaf hun dien, zeggende: Drinkt allen daaruit”. Het klopt dus dat de Heere Jezus deze niet gedronken heeft, wat aansluit bij de uitspraak van de Heere Jezus in Matth. 26 : 29, dat Hij deze niet zal drinken tot op de dag dat Hij deze samen met hen nieuw zal drinken in het Koninkrijk (Matth. 26 : 29). Als conclusie stelt men dan:
“De derde beker, de beker der verlossing is dus de laatste beker die Jezus met zijn discipelen heeft gedronken” [3].
Maar wie zegt dat de Heere Jezus een derde beker gedronken heeft? Van de maaltijd, het brood, staat namelijk óók niet geschreven dat de Heere Jezus dat Zelf nam. In Matth. 26 : 26 staat geschreven: “En als zij aten, nam Jezus het brood, en gezegend hebbende, brak Hij het en gaf het den discipelen en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam”. Ook dit nam de Heere Jezus Zelf dus niet…
Maar de discipelen dronken die beker wel!
Vervolgens geeft men dan een reden waarom de Heere Jezus die vierde beker niet gedronken zou hebben, namelijk:
“Jezus dronk de vierde beker niet, omdat Hij Zijn offer nog niet had volbracht. De dankzegging voor de verlossing kon nog niet worden uitgesproken, omdat de grote verlossing nog moest komen! Hij kon de beker van de lofprijzing – waarmee God Israël belooft dat Hij haar weer tot Zijn volk zal maken, Zijn koninkrijk – niet drinken tot na Zijn opstanding” [4].
Dit staat nergens in de Schrift, dit is wat men zo maar even bedenkt. Zou de reden dat de Heere Jezus zowel het brood als de vrucht van de wijnstok niet nam, niet veel meer zijn dat Hijzelf het niet hoefde te nemen ter gedachtenis aan wat Hij ging doen? Hij bracht Zijn offer niet voor Zichzelf, Hij had geen verlossing nodig. De discipelen, en verder alle mensen natuurlijk, hadden en hebben die verlossing wel nodig. En klaarblijkelijk mochten de discipelen de beker der dankzegging (1 Kor. 10 : 16) al wél nemen voordat de Heere Jezus daadwerkelijk gestorven en opgestaan was…. Hij zei toch: “… Drinkt allen daaruit”? (Matth. 26 : 27). Ziet u dat er iets in de redenatie van "Amen" niet klopt? Bedenk dat het voor ons helemaal niet belangrijk is of het de vierde beker was... Was dat wel van belang geweest, dan had de Heere dat in Zijn woord geopenbaard. Waar het wél om gaat, is dat de beker en het brood tot gedachtenis gegeven zijn...
Men verwijst naar het Nieuwe Verbond...
Vervolgens verwijst men naar het Nieuwe Verbond, dat voor Israël nog steeds niet is ingegaan (Jer. 31 : 31 – 34). En dat klopt, dat is nog steeds toekomst, voor het moment dat Israël tot bekering zal komen (Hebr. 8 : 8 – 10). En dan zegt men dat de Heere Jezus bij het ronddelen van de beker verwees naar dat Nieuwe Verbond. En in veel nieuwe vertalingen staat ook het “Nieuwe Verbond” genoemd in Matth. 26 : 28... Maar kijk wat er in onze StatenBijbel geschreven staat over die drinkbeker: “Want dat is Mijn bloed, het bloed des Nieuwen Testaments, hetwelk voor velen vergoten wordt, tot vergeving der zonden”. De Heere heeft het zo geleid dat er in de Reformatie-Bijbels, zowel onze StatenBijbel als de King James 1611, geen “Nieuwe Verbond” staat, maar “Nieuwe Testament”. Waarom is dat? Omdat het Nieuwe Verbond in het Oude Testament inderdaad specifiek voor Israël genoemd staat, maar doordat de Heere Jezus gestorven is, werkt Zijn bloed tot vergeving reeds vanaf het kruis, dus ook vandaag de dag. In Ef. 2 : 15 en 16 staat geschreven: “Heeft Hij de vijandschap in Zijn vlees tenietgemaakt, namelijk de wet der geboden in inzettingen bestaande; opdat Hij die twee in Zichzelven tot één nieuwen mens zou scheppen, vrede makende, En opdat Hij die beiden met God in één lichaam zou verzoenen door het kruis, de vijandschap aan hetzelve gedood hebbende”. De “Wet der geboden in inzettingen bestaande” is dus bij het kruis teniet gemaakt… In hetzelfde artikel, maakt men in het betoog over het Nieuwe Verbond ook nog de volgende opmerking:
“De verbondsrelatie tussen God en Israël loopt vanaf de sluiting in Exodus 24 nog gewoon door tot aan het einde van de Handelingentijd” [5].
Hierin zien we terug, wat we in eerdere delen al bespraken: men gelooft niet dat de Gemeente in Handelingen al bestond. Maar hoe fout is dit redeneren als we zojuist in Gods woord hebben gelezen dat de Heere Zelf zegt dat de “Wet der geboden in inzettingen bestaande” bij het kruis teniet is gemaakt (Ef. 2 : 15, 16), en niet pas aan het eind van de Handelingentijd (en ook niet pas halverwege de Handelingentijd).
De Heere Jezus is voor de zonden van alle mensen gestorven
Zo zegt men ook:
“Er is een misvatting dat ook wij als gelovigen uit de heidenen onder dat verbond vallen; daar wordt in de Schrift nergens over gerept! Een zogenaamd 'genadeverbond' komt nergens ter sprake” [6].
Het woord “genadeverbond” komt uit de Protestantse theologie. Dat is inderdaad niet Bijbels. Maar de Bijbel zegt wel dat het bloed van de Heere Jezus en daardoor Zijn genade tot redding in werking is gegaan bij het kruis van de Heere Jezus. Want ondanks dat het Joodse volk de Heere nog niet heeft aangenomen, en het Nieuwe Verbond voor hen nog steeds niet is ingegaan, werkt Zijn bloed ook vandaag de dag. Kol. 1 : 14 zegt bijvoorbeeld: “In Denwelken wij de verlossing hebben door Zijn bloed, namelijk de vergeving der zonden”. En omdat de Heere Jezus die verlossing heeft mogelijk gemaakt door te sterven en op te staan, spreken we over het Nieuwe Testament in Zijn bloed (Hebr. 9 : 14 – 17). Dat geldt ook vandaag de dag. Maar hoe mooi zien we hier tevens in dat de Heere Zijn woorden bewaard heeft in de verschillende talen, want daar waar de verzen specifiek over Israël gaan, staat er “Nieuwe Verbond”, en daar waar het allen treft, staat er “Nieuwe Testament”. Tenminste... wanneer u het door de Heere bewaarde woord van God leest, de StatenBijbel, en niet een door Alexandrijnse filosofie beïnvloede nieuwe vertaling, die aan de leer en gedachten van mensen is aangepast.
Maar het Avondmaal is helemaal niet specifiek Joods...
Uiteraard heeft "Amen" één van de nieuwe vertalingen gebruikt om te verwijzen naar het “Nieuwe Verbond” om het Avondmaal specifiek Joods te kunnen maken. Maar we zien hoe dat op geestelijk drijfzand berust. En hoe fout die redenatie is, blijkt uit de uitspraak, die men doet, over het waarom die beker dan wel gedronken zou worden:
“Maar Jezus gaf wel aan Zijn discipelen de volgende boodschap mee: “Deze drinkbeker is het nieuwe verbond in Mijn bloed. Doe dat, zo dikwijls als u die drinkt, tot Mijn gedachtenis.” Hiermee doelt Jezus op de vierde beker die tijdens het Pascha gedronken wordt. Dus iedere keer als Israël het Pascha viert, heeft die vierde beker een extra, diepere, profetische en hoopvolle betekenis gekregen. Er is een nieuw verbond beloofd aan Israël!” [7].
Alsof Israël het Pascha zou vieren met die diepere betekenis…! Israël kent haar Heere ook vandaag de dag nog niet, en ziet ook vandaag de dag nog niet naar de verlossing door Zijn bloed uit. Dus Israël kan dat nooit ter gedachtenis doen.
Het Avondmaal is juist voor de Gemeente, totdat Hij komt
Het Avondmaal wordt in 1 Kor. 11 : 23 – 34 door de apostel Paulus als inzetting voor de Gemeente gegeven. In het vorige deel over de doop zagen we dat die gemeente te Korinthe niet specifiek Joods was. Er kwamen zowel Joden als heidenen tot geloof, en beiden werden in water gedoopt. Ondanks dat de brieven aan Korinthe behoren tot de vroege brieven van Paulus, zagen we hoe in deze brieven reeds het Evangelie der Genade Gods verkondigd werd. Om die boodschap uitsluitend Joods te maken, dat doet de Schrift geweld aan. We hebben dat nu opnieuw op basis van het Avondmaal mogen zien. In die 1e Korinthe-brief zegt de Heere, door de apostel Paulus heen, in 1 Kor. 11 : 24 en 25, dat u het Avondmaal tot Zijn gedachtenis neemt. Vervolgens zegt 1 Kor. 11 : 26: “Want zo dikwijls als gij dit brood zult eten en dezen drinkbeker zult drinken, zo verkondigt den dood des Heeren, totdat Hij komt”. Eigenlijk volstaat de vraag: Is de Heere Jezus na die vroege brieven van Paulus al teruggekomen? Het antwoord is overduidelijk: Nee. Hij moet nog terugkomen. Dus de gedachtenis van het Avondmaal, en daar doorheen de verkondiging van de dood des Heeren, behoort door te gaan totdat Hij komt. Dus ook vandaag de dag. Het Avondmaal is weldegelijk voor de Gemeente van Jezus Christus. Vandaar dat we in 1 Kor. 1 : 2 ook lezen dat het geschreven is aan “de gemeente Gods (…), den geheiligden in Christus Jezus, den geroepen heiligen, met allen die den Naam van onzen Heere Jezus Christus aanroepen in alle plaats, beide hun en onzen Heere”.
En dan te bedenken dat het tijdschrift “Amen” schrijft:
“Laat deze beker dus maar aan ons voorbijgaan” [8].
Iets wat door de Joden (op dit moment nog steeds) zó verworpen is, daarvan zegt men: “dat is voor Israël…”. En natuurlijk ziet het Volbrachte Werk van de Heere Jezus, via het Nieuwe Verbond, op de toekomstige belofte voor Israël. Maar Israël kan dat nu (nog) niet gedenken. Het is juist voor de Gemeente, om te gedenken wat de Heere voor haar (de Gemeente) gedaan heeft. Ik vraag me af welke betekenis het verlossingswerk van de Heere Jezus voor deze hyper- en ultradipesationalisten heeft, wanneer men Gods woord zo kan verdraaien, waardoor men dat zo kan schrijven... De Heere zegt over de Laodicea-gemeente in Openb. 3 : 17: "Want gij zegt: Ik ben rijk, en verrijkt geworden, en heb geens dings gebrek; en gij weet niet dat gij zijt ellendig en jammerlijk en arm en blind en naakt".
Wees gewaarschuwd tegen het hyper- en ultradispensationalistische gedachtengoed.
[1] “De vierde beker”, Martien Nap, Amen, nr. 113, maart 2014.
[2] “De vierde beker”, Martien Nap, Amen, nr. 113, maart 2014.
[3] “De vierde beker”, Martien Nap, Amen, nr. 113, maart 2014.
[4] “De vierde beker”, Martien Nap, Amen, nr. 113, maart 2014.
[5] “De vierde beker”, Martien Nap, Amen, nr. 113, maart 2014.
[6] “De vierde beker”, Martien Nap, Amen, nr. 113, maart 2014.
[7] “De vierde beker”, Martien Nap, Amen, nr. 113, maart 2014.
[8] “De vierde beker”, Martien Nap, Amen, nr. 113, maart 2014.