Des Heeren Avondmaal
Inleiding
Paulus is Gods woordvoerder voor de Gemeente van Jezus Christus. Hij wordt ook wel de “apostel der heidenen” genoemd. We worden in Gods Woord opgeroepen om Paulus in Christus na te volgen. In 1 Kor. 11 : 1 – 2 lezen we: “Weest mijn navolgers, gelijk ook ik van Christus. En ik prijs u, broeders, dat gij in alles mij gedachtig zijt, en de inzettingen behoudt, gelijk ik die u overgegeven heb”. Aan de ene kant leren we dat we in de Gemeente-tijd vrij zijn van allerlei inzettingen van de Wet. In Kol. 2 : 14 lezen we: “Uitgewist hebbende het handschrift, dat tegen ons was, in inzettingen bestaande, hetwelk, zeg ik, enigerwijze ons tegen was, en heeft dat uit het midden weggenomen, het aan het kruis genageld hebbende”. Vers 16 gaat verder: “Dat u dan niemand oordele in spijs of in drank, of in het stuk van de feestdag, of van de nieuwe maan, of van de sabatten; welke zijn een schaduw der toekomende dingen, maar het lichaam is van Christus”. De Heere Jezus heeft aan het kruis “de Wet der geboden in inzettingen bestaande” te niet gemaakt (Ef. 2 : 15). Dat neemt niet weg dat we van de Wet kunnen leren; maar de feesten, de sabbat, de eetvoorschriften zijn geen regel voor de Gemeente! Maar ook in het Nieuwe Testament wordt tegen de Gemeente over inzettingen gesproken! Zoals we daarnet gelezen hebben in 1 Kor. 11 : 2: “dat gij in alles mij gedachtig zijt, en de inzettingen behoudt, gelijk ik die u overgegeven heb”. Nu zijn er voor de lokale gemeente eigenlijk maar twee Nieuwtestamentische inzettingen: de doop en het avondmaal. In deze studie willen we stilstaan bij het Avondmaal. Een belangrijk gedeelte daarover is: 1 Kor. 11 : 17 – 34.
“…dat gij (…) tot erger samenkomt”
Wanneer men het Avondmaal viert, begint men heel vaak de Schriftlezing bij 1 Kor. 11 : 23. Maar ook het gedeelte daarvoor, vanaf vers 17, is in het kader van het Avondmaal belangrijk om te lezen. Dat eerste gedeelte laat zien dat Paulus niet in alles blij was met de gemeente te Korinthe. Vers 17 zegt: “Dit nu, hetgeen ik u aanzeg, prijs ik niet, namelijk dat gij niet tot beter, maar tot erger samenkomt”. Eén van de dingen waar Paulus de Korinthiërs niet om prijst, is het “avondmaal des Heeren”. In vers 20 staat: “Als gij dan bijeen samenkomt, dat is niet het avondmaal des Heeren eten”. Als we naar de context kijken, dan begrijpen we dat men vóór het avondmaal waarschijnlijk een soort van “liefdemaaltijd” hield (zie ook Judas 12). In vers 21 lezen we namelijk aansluitend: “Want in het eten neemt een ieder TE VOREN zijn eigen avondmaal; en deze is hongerig, en de ander is dronken”. Men nam allemaal wat mee, waarschijnlijk naar vermogen, en de bedoeling was om het te delen, maar men deelde niet, of ging als uitgelatenen te keer, wat zelfs in dronkenschap eindigde. Vers 22 zegt: “Hebt gij dan geen huizen, om er te eten en te drinken? Of veracht gij de gemeente Gods, en beschaamt gij hen, die niet hebben? Wat zal ik u zeggen? Zal ik u prijzen? In dezen prijs ik u niet”. Vers 33 en 34 gaan verder: “Zo dan, mijn broeders, als gij samenkomt om te eten, verwacht elkander. Doch zo iemand hongert, dat hij thuis ete, opdat gij niet tot een oordeel samenkomt…”. In feite ligt hier het advies in verscholen, om, als er zulke buitensporige praktijken zijn, thuis te eten. Dus: dan maar geen liefdemaaltijd. De liefdemaaltijd is dus te scheiden van het avondmaal des Heeren. De inzetting betreft het avondmaal des Heeren, niet de liefdemaaltijd. Vers 23 zegt: “Want ik heb van de Heere ontvangen, hetgeen ik ook u overgegeven heb, dat de Heere Jezus in de nacht, in welke Hij verraden werd, het brood nam”. Buiten de hele liefdemaaltijd om, volgt hier dus de inzetting van het avondmaal des Heeren.
De oorsprong van de liefdemaaltijd
Waar komt de liefdemaaltijd vandaan? De inzetting van het avondmaal vindt zijn oorsprong in het Pascha dat het Joodse volk vierde, ter nagedachtenis aan de Uittocht uit Egypte. In Ex. 12 : 14 lezen we: “En deze dag zal u wezen ter gedachtenis, en gij zult hem de Heere tot een feest vieren; gij zult hem vieren onder uw geslachten tot een eeuwige inzetting”. Het Pascha werd gevolgd door een ander feest, dat zeven dagen duurde. In Lev. 23 : 5 en 6 lezen we daarover: “In de eerste maand, op de veertiende van de maand, tussen twee avonden is het pascha des Heeren. En op de vijftiende dag van die maand is het feest van de ongezuurde broden des Heeren: zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten”. De Heere Jezus hield Zijn laatste avondmaal dan ook in de tijd van de ongezuurde broden. Het was de tijd van het feest van het Pascha. In Matth. 26 : 17 staat: “En op de eerste dag der ongezuurde broden kwamen de discipelen tot Jezus, zeggende tot Hem: Waar wilt Gij, dat wij U bereiden het Pascha te eten?”. Het is tijdens dit Pascha dat de Heere Jezus het avondmaal insteldde (Matth. 26 : 26). Echter de inzettingen van de Wet gelden niet voor de Gemeente (!), en hieruit blijkt dan, dat de begin-gemeente de Pascha maaltijd vervangen heeft door een liefdemaaltijd, om tijdens of na die liefdemaaltijd het avondmaal des Heeren te houden.
“…dat is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt”
De inzetting van het avondmaal des Heeren. In vers 23 hebben we gelezen “…dat de Heere Jezus in de nacht, in welke Hij verraden werd, het brood nam;” Vers 24 gaat verder: “En toen Hij gedankt had, brak Hij het, en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis”. In de NBG-’51 staat: “…Dit is mijn lichaam voor u, doet dit tot mijn gedachtenis”, en in de NBV staat: “…Dit is mijn lichaam voor jullie. Doe dit, telkens opnieuw, om mij te gedenken”. Het gedeelte “dat voor u gebroken wordt” mist in de nieuwe vertalingen. Waarschijnlijk heeft men God een handje willen helpen. Volgens 1 Kor. 5 : 7 is Christus “ons Pascha”, en van het lam dat voor het Pascha geslacht werd, daarvan staat geschreven in onder andere Ex. 12 : 46: “In een huis zal het gegeten worden; gij zult van het vlees niet buiten uit het huis dragen, en gij zult geen been breken”. En in de Psalmen vinden we geprofeteerd: “Hij bewaart al zijn beenderen, niet een van die worden gebroken” (Ps. 34 : 21), zodat we in Joh, 19 : 36 van de Heere Jezus geschreven vinden: “Want deze dingen zijn geschied, opdat de Schrift vervuld worde: Geen been van Hem zal verbroken worden”. Maar… ondanks dat Zijn beenderen NIET verbroken zijn, is Zijn lichaam WEL verbroken. U kunt in de lijdensgeschiedenis lezen over de geseling van de Heere Jezus (Joh. 19 : 1), over de spijkers die door Zijn handen zijn gegaan (Joh. 20 : 25), en de speer die zijn zijde doorboorde (Joh. 19 : 34). Het voorhangsel van de tempel scheurde in tweeën (Matth. 27 : 51), en het is dit voorhangsel waarmee het lichaam van de Heere Jezus vergeleken wordt in Hebr. 10 : 19 en 20: “Daar wij dan, broeders, vrijmoedigheid hebben, om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus, op een verse en levende weg, welke Hij ons ingewijd heeft door het voorhangsel, dat is, door Zijn vlees”. Doordat Zijn vlees scheurde, en Zijn bloed vergoten werd, zijn wij verzoend met de Vader, en hebben wij vrije toegang tot Hem. Zoals de tekst Ef. 2 : 18, zegt: “Want door Hem hebben wij beiden de toegang door één Geest tot de Vader”. De Oude vertaling is weer heel gewoon heel Bijbels! Zijn lichaam is voor ons verbroken, zodat wij toegang hebben tot de Vader. En dat mogen wij gedenken met het breken van het brood. Wij mogen dat doen “tot Zijn gedachtenis” (1 Kor. 11 : 24).
Ongezuurde broden
In de tijd dat de Heere Jezus het laatste avondmaal instelde, was het de tijd van de ongezuurde broden. We hebben daar al teksten van gezien in het Oude Testament. In Ex. 12 : 15 lezen we dan nog: “Zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten; maar op de eerste dag, zult gij het zuurdeeg wegdoen uit uw huizen; want wie het gedesemde eet, van de eerste dag af tot op de zevende dag, die ziel zal uitgeroeid worden uit Israël”. Nu blijkt uit het Nieuwe Testament dat zuurdeeg in Gods Woord staat voor zonde, of het kwaad. Een mooi voorbeeld daarvan vinden we in 1 Kor. 5 : 6 – 8: “Uw roem is niet goed. Weet gij niet, dat een winig zuurdesem het gehele deeg zuur maakt? Zuivert dan de oude zuurdesem uit, opdat gij een nieuw deeg zijn moogt, gelijk gij ongezuurd zijt. Want ook ons Pascha is voor ons geslacht, namelijk Christus. Zo dan, laat ons feest houden, niet in de oude zuurdesem der kwaadheid en der boosheid, maar in de ongezuurde broden der oprechtheid en der waarheid”. Het is dus een schitterend beeld wanneer wij, net als bij het Joodse Pascha, ongezuurd brood nemen voor het avondmaal des Heeren. Ten eerste: de Heere Jezus gebruikte het Zelf; ten tweede: Jezus Christus was namelijk het “Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt!” (Ex. 12 : 5; Lev. 22 : 21; Joh. 1 : 29). Hij was volkomen, Hij was zonder gebrek, Hij was zonder zonde, en Hij werd tot zonde gemaakt om onze zonden in Zijn lichaam weg te dragen (1 Petr. 2 : 24). In 2 Kor. 5 : 21 staat: “Want Hem, Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem”.
De vrucht van de wijnstok
In 1 Kor. 11 : 25 staat: “Evenzo nam Hij ook de drinkbeker, na het eten van het avondmaal, en zeide: Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in Mijn bloed. Doet dat, zo dikwijls als gij die zult drinken, tot Mijn gedachtenis”. We hebben net stilgestaan bij het ongezuurde brood. Maar wat zit er in de beker? Meestal gaat men uit van wijn. En dan bedoelt men inderdaad het gegiste, alcohol houdende produkt uit druiven. Maar op alle plaatsen waar het gaat over het avondmaal spreekt de Bijbel over de “drinkbeker”, de “drinkbeker der dankzegging” of de “vrucht van de wijnstok”. In Matth. 26 : 27 – 29 staat bijvoorbeeld: “En Hij nam de drinkbeker, en gedankt hebbende, gaf hun die, zeggende: Drinkt allen daaruit; want dat is Mijn bloed, het bloed van het Nieuwe Testament, dat voor velen vergoten wordt, tot vergeving der zonden. En Ik zeg u, dat Ik van nu aan niet zal drinken van deze vrucht van de wijnstok tot op die dag, wanneer Ik met u die nieuw zal drinken in het Koninkrijk Mijns Vaders”. In dit gedeelte staat “tot op die dag, wanneer Ik met u die NIEUW zal drinken”. Dat geeft aan dat het om nieuwe wijn gaat. Een ander woord voor nieuwe wijn is ook wel most. In Jes. 65 : 8 lezen we: “Alzo zegt de Heere: Gelijk wanneer men most [nieuwe wijn] in een bos druiven vindt, men zegt: Verderf ze niet, want er is een zegen in; alzo zal Ik het om Mijn knechten doen, dat Ik hen niet allen verderf”. Nu gaat het ons niet om de toepassing op Israël, maar God zegt hier dat nieuwe wijn zich bevindt in een bos (of tros) druiven! De nieuwe wijn bevindt zich dus in de druif. Maar dan zou het bij het avondmaal gaan om ongegiste sap uit de druif! Wanneer je dit na gaat zoeken in Bijbelse encyclopedieën, dan vertelt men dat Hosea 4 : 11 laat zien dat ook most gegiste wijn is. Daarbij levert men dan als commentaar dat na het persen most al heel snel hevig gaat gisten. Echter wanneer we ons enigszins verdiepen in het gistproces, dan komen we erachter dat dit toch wel minstens een week in beslag neemt [1]. Het feit dat Hos. 4 : 11 zegt: “Hoererij, en wijn, en most neemt het hart weg”, zou dus wel eens niet met de bedwelmende werking van de alcohol te maken kunnen hebben, maar met wat anders. Hoererij neemt het hart weg vanwege de zonde van hoererij, wijn neemt het hart weg vanwege de bedwelmende werking van alcohol, maar most neemt het hart weg, omdat het een vorm van rijkdom aangeeft, die men stelt boven God(s Woord) (zie Hos. 4 : 7, 10; Neh. 13 : 15, 17). De volheid van de perskuip (nieuwe wijn) was op zich een zegen: een rijke oogst (Num. 18 : 27; Jes. 24 : 7 – 9)! Most is dus in de bos druiven, en dus pure druivesap! Een mooi voorbeeld hoe nieuwe wijn geschonken wordt vinden we in Gen. 40 : 9 – 13, de geschiedenis van Jozef die de droom van de schenker van Faraö uitlegt. In vers 11 lezen we: “En Faraö’s beker was in mijn hand; en ik nam die druiven, en drukte ze uit in Faraö’s beker, en ik gaf de beker op Faraö’s hand”. Door het uitdrukken van de druiven, krijg je de nieuwe wijn uit bos druiven in de beker. Tijdens de woestijnreis dronk het volk israël geen wijn. In Deut. 29 : 6 staat: “Brood hebt gij niet gegeten, en wijn en sterke drank hebt gij niet gedronken; opdat gij zoudt weten, dat ik de Heere, uw God ben”. Maar wat dronken ze wel op de reis? In Deut. 32 : 14 vinden we: “Boter van koeien, en melk van klein vee, met het vet der lammeren en der rammen, die in Basan weiden, en der bokken, met het vette der nieren van tarwe; en het druivenbloed, reine wijn, hebt gij gedronken”. Most of nieuwe wijn is dus absoluut niet hetzelfde als wijn en sterke drank, zoals men in de theologie vaak wil laten geloven. Nieuwe wijn is reine wijn is druivenbloed!
Druivenbloed is reine wijn
Nu zegt men dat bij het avondmaal een gegist produkt genomen moet worden, omdat dan het zuurdeeg eruit is! Maar dat zou inhouden dat het bloed van de Heere Jezus (typologisch gezien), dat voor ons vergoten is, eerst zelf gereinigd moest worden! Terwijl de Heere Jezus Zelf zonder zonde was (2 Kor. 5 : 21), zodat Hij onze zonden in Zijn lichaam weg kon dragen (1 Petr. 2 : 24). De Heere Jezus Zelf was zonder gebrek, een volkomen Lam! In Hem werd Gods bloed (Hand. 20 : 28), dat zonder zonde was, rein bloed, voor zondige mensen vergoten. Wat is het dan onvoorstelbaar mooi dat Gods Woord laat zien dat in de druif druivenbloed zit, dat reine wijn genoemd wordt! En tijdens het avondmaal legt de Heere Jezus het verband met die reine wijn (Matth. 26 : 29). Het was Zijn zondeloze bloed dat voor ons vergoten is.
‘De drinkbeker van de toorn van God’ vs. ‘De drinkbeker der dankzegging’
Wanneer de Heere Jezus terugkomt, na de Grote Verdrukking, om Zijn duizendjarig Koninkrijk op te richten op aarde, lezen we in Openb. 19 : 15: “En uit Zijn mond ging een scherp zwaard, opdat Hij daarmee de heidenen slaan zou. En Hij zal hen hoeden met een ijzeren roede; en Hij treedt de wijnpersbak van de wijn van de toorn en van de gramschap van de almachtige God”. Doordat hij de wijnpersbak treedt, is Zijn kleed “met bloed gekleurd” volgens Openb. 19 : 13. In Openb. 14 : 17 – 20 wordt ook over deze wijnpersbak geschreven. In het 20ste vers staat: “En de wijnpersbak werd buiten de stad getreden, en er is bloed uit de wijnpersbak gekomen, tot aan de tomen der paarden, duizend zeshonderd stadiën ver”. Wanneer de Heere Jezus terugkomt rekent Hij af met Zijn vijanden. De wijnpersbak wordt buiten de stad getreden! Van het lijden van de Heere Jezus staat geschreven in Hebr. 13 : 12 – 14: “Daarom heeft ook Jezus, opdat Hij door Zijn eigen bloed het volk zou heiligen, buiten de poort geleden. Zo laat ons dan tot Hem uitgaan buiten de legerplaats, Zijn smaadheid dragende. Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomende”. De Heere Jezus heeft onze straf gedragen. Hij is vertreden, verbroken, buiten de stad. Zijn bloed heeft gevloeid. En over allen, die Zijn plaatsvervangend lijden aannemen tot verzoening, zal de toorn Gods niet komen. 1 Thess. 1 : 10 zegt: “En Zijn Zoon uit de hemelen te verwachten, Die Hij uit de doden opgewekt heeft, namelijk Jezus, Die ons verlost ven de toekomende toorn”. Ook hierin is het feit, dat bij het avondmaal druiven uitgeperst worden, een schitterend beeld van wat de Heere Jezus voor ons gedaan heeft. Hij heeft de “drinkbeker van de toorn van God” voor ons gedronken, zodat wij de “drinkbeker der dankzegging” kunnen nemen!
De Eucharistie-viering: mystiek en on-Bijbels!
Terug naar 1 Kor. 11. Vers 26 gaat verder: “Want zo dikwijls als gij dit brood zult eten, en deze drinkbeker zult drinken, zo verkondigt de dood des Heeren, totdat Hij komt”. Nu zijn er mensen die denken dat ze bij het avondmaal letterlijk het lichaam en bloed van de Heere Jezus eten en drinken. De Rooms-katholieke Kerk heeft hier de hele eucharistie-viering op gebaseerd. Men spreekt van ‘transsubstantiatie’, waarbij op mystieke wijze het brood en de wijn veranderen in het lichaam en bloed van Jezus. Als bewijstekst voert men wel Joh. 6 : 48 – 56 aan. Het is het Schriftgedeelte, waarin de Heere Jezus zegt: “Ik ben het Brood des Levens” (vers 48). In dit gedeelte zegt de Heere Jezus onder andere de verzen 53 – 56: “Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Tenzij dat gij het vlees van de Zoon des mensen eet, en Zijn bloed drinkt, zo hebt gij geen leven in uzelf. Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. Want Mijn vlees is waarlijk Spijs, en Mijn bloed is waarlijk Drank. Die Mijn vlees eet, en mijn bloed drinkt, die blijft in Mij, en Ik in hem”. Wanneer u deze verzen zo leest, zou u allicht tot de conclusie kunnen komen dat de Rooms-katholieke Kerk gelijk heeft. Echter dit gedeelte staat in een context. Vers 57 gaat verder met: “Gelijk Mij de levende Vader gezonden heeft, en Ik leef door de Vader, alzo die Mij eet, die zal leven door Mij”. Hier wordt een vergelijking getrokken tussen de Heere Jezus en de mensen. Zoals de Heere door de Vader leeft, zo leven de mensen door de Heere Jezus. En dan staat daar: “alzo die Mij eet”. Maar de Heere Jezus was toch ook niet op aarde, al kauwend op Zijn Vader? Vers 58 licht een tipje van de sluier op: “Dit is het Brood, dat uit de hemel neergedaald is; niet gelijk uw vaders het Manna gegeten hebben, en zijn gestorven. Die dit Brood eet, zal in eeuwigheid leven”. Het gaat dus niet om het fysieke eten van brood, zoals de Israëlieten in de woestijn deden! Het fysieke eten van brood geeft fysiek, tijdelijk leven! Dit Brood is anders, dit is hemels Brood. Velen begrijpen niet waar de Heere Jezus het over heeft (Joh. 6 : 60 – 62). En dan zegt Joh. 6 : 63: “De Geest is het, Die levend maakt; het vlees is niet nut. De woorden, die Ik tot u spreek, zijn geest en leven”. En hier zien we waar het om gaat. Het gaat niet om het letterlijke, fysieke vlees: “het vlees is niet nut”. Het gaat om de woorden van de Heere Jezus, Die zijn geest en leven, en door de Heilige Geest maken die woorden levend! Het gaat hier dus om geestelijk voedsel! Vele discipelen verlaten de Heere Jezus (Joh. 6 : 66), de twaalven blijven bij Hem. Het is Petrus die de Heere Jezus begrepen heeft. Hij zegt in vers 68: “Simon Petrus dan antwoordde Hem: Heere, tot Wie zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens”. De Heere Jezus wordt niet voor niets “het Woord (des levens)” genoemd (Joh. 1 : 1; 1 Joh. 1 : 1 – 2).
Avondmaal: gedenken en gemeenschap met de Gemeente
Zoals de teksten over het Brood des Levens geestelijk zijn, zo geldt dat ook voor de teksten van het avondmaal. In de teksten, over het avondmaal, wordt iedere keer gesproken over het drinken van de drinkbeker! In 1 Kor. 11 : 26 staat: “Want zo dikwijls als gij dit brood zult eten, en deze drinkbeker zult drinken, zo verkondigt de dood des Heeren”. Wanneer men zegt dat je dit letterlijk moet nemen, dan begrijpt iedereen, dat dit niet kan. Je drinkt niet letterlijk de drinkbeker, maar de inhoud daarvan! Het brood en de wijn zijn ook niet letterlijk het lichaam en bloed van de Heere Jezus! Hij heeft Zijn lichaam EENMAAL gegeven, Hij heeft Zijn bloed EENMAAL vergoten (Hebr. 9 : 12, 26, 28; Hebr. 10 : 14). De geestelijke betekenis van het “brood” en de “vrucht van de wijnstok” vinden we in 1 Kor. 10 : 16 – 17: “De drinkbeker der dankzegging, die wij dankzeggende zegenen, is die niet een gemeenschap aan het bloed van Christus? Het brood dat wij breken, is dat niet een gemeenschap aan het lichaam van Christus? Want één brood is het, zo zijn wij velen één lichaam, omdat wij allen aan één brood deelachtig zijn”. En hier zien we de geestelijk betekenis van het avondmaal. Door het aannemem van het vergoten bloed van de Heere Jezus voor ons leven, zijn wij door de Geest in één lichaam gedoopt: het lichaam van de Heere Jezus, de Gemeente. In 1 Kor. 12 : 13 staat: “Want ook wij allen zijn door één Geest tot één lichaam gedoopt, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij dienstknechten, hetzij vrijen; en wij zijn allen tot één Geest gedrenkt”. Het is de Geest, Die levend maakt, zoals Joh. 6 : 63 zegt: “De Geest is het, Die levend maakt; het vlees is niet nut. De woorden, die Ik tot u spreek, zijn geest en zijn leven”. En daardoor zijn wij dus levend geworden zoals Ef. 2 : 5 zegt: “Ook toen wij dood waren door de misdaden, heeft ons levend genaakt met Christus; (uit genade zijt gij zalig geworden)”. En daar hebben we het eeuwige leven weer! En zo hebben wij dus deel aan dat ene brood, Zijn lichaam, de Gemeente. In Ef. 1 : 22 en 23 lezen we: “En heeft alle dingen Zijn voeten onderworpen, en heeft Hem de gemeente gegeven tot een Hoofd boven alle dingen; welke Zijn lichaam is, en de vervulling van hem, Die alles in allen vervult”. Naast het feit dat de gelovige bij het avondmaal gedenkt dat de Heere Jezus Zijn lichaam verbroken heeft en Zijn bloed vergoten heeft, heeft de gelovige gemeenschap met het lichaam. Het lichaam is in dat geval niet het dode lichaam van de Heere Jezus, maar de Gemeente. Het is dus een gemeenschap van de leden van het lichaam van Christus, die allen één zijn in Hem. Vandaar dat de verkeerde instelling van de liefdemaaltijd in Korinthe, ook zo een wrede verstoring was van de maaltijd des Heeren.
Kan ik wel deelnemen aan het Avondmaal?
Nu begrijpen we ook wanneer iemand aan het avondmaal kan deelnemen. Dit staat namelijk ook in 1 Kor. 11 geschreven. In vers 27 zien we staan: “Zo dan, wie op onwaardige wijze dit brood eet, of de drinkbeker des Heeren drinkt, die zal schuldig zijn aan het lichaam en bloed des Heeren”. We hebben al gezien dat dit niet het letterlijke bloed en lichaam van de Heere Jezus zijn. Dit moet dus te maken hebben met de gemeenschap binnen het lichaam van de Heere Jezus. Dit blijkt ook uit de volgende verzen 28 – 29: “Maar de mens beproeve zichzelf, en ete alzo van het brood, en drinke van de drinkbeker. Want wie op onwaardige wijze eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelf een oordeel, niet onderscheidende het lichaam des Heeren”. Uit het slot van dit vers blijkt dus dat het gaat om het onderscheiden van het lichaam des Heeren. Wanneer wij weten dat wij onderdeel zijn van Zijn lichaam, door de wedergeboorte, dan mogen wij deelnemen aan het avondmaal, zonder ons een oordeel te eten en te drinken. Daarbij is van belang dat wij onszelf beproeven. Zijn er dingen in ons leven, die tussen de Heere en uzelf instaan, belijdt ze dan. In 1 Joh. 1 : 9 staat: “Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonden vergeve, en ons reinige van alle ongerechtigheid”. Ook uit dit gedeelte blijkt weer dat het behoud van de gelovige zeker is. Wij worden niet met de wereld veroordeeld voor de Grote Witte Troon. De gelovige is zeker van zijn behoud (1 Kor. 3 : 15). Maar de gelovige kan wel te maken krijgen met wat in 1 Kor. 11 : 30 staat: “Daarom zijn onder u vele zwakken en kranken, en velen slapen”. De Heere tuchtigt de gelovige (1 Kor. 11 : 32; Hebr. 12 : 5 – 13). Maar “…indien wij onszelf oordeelden, zo zouden wij niet geoordeeld worden”, staat er in 1 Kor. 11 : 31. Wanneer wij onszelf de spiegel van Gods Woord voorhouden, en daarna proberen te leven, hoeft de Heere ons niet te oordelen, te tuchtigen! Dat staat geschreven! Wat ook heel goed is om in deze verzen te zien, is het iedere keer terug komen van “zichzelf” en “onszelf”. Gelovigen hebben nogal eens de neiging om naar hun naasten te kijken. Die en die doet zus en zo… Wij zijn niet verantwoordelijk voor onze mede gelovige, maar wij zijn verantwoordelijk voor ons eigen leven! Wanneer wij voor onszelf oprecht voor de Heere staan, Zijn lichaam onderscheiden, ons beproeven in het licht van Gods Woord en onze zonden belijden, dan mogen vrij aan het avondmaal gaan, zonder dat we bang hoeven te zijn om geoordeeld te worden!
Wanneer vieren wij het Avondmaal?
Hoe vaak vieren we het avondmaal? Volgens dit gedeelte: “Want zo dikwijls als…” (1 Kor. 11 : 26). Dat geeft geen bepaalde interval aan! Het avondmaal hoeft niet wekelijks, of maandelijks of jaarlijks gehouden te worden. Zo vaak als men het goed acht, kan men het avondmaal houden. Natuurlijk zijn er in Handelingen de teksten dat men op de eerste dag van de week het brood breekt. In Hand. 20 : 7 staat bijvoorbeeld: “En op de eerste dag der week, toen de discipelen bijeengekomen waren om brood te breken, handelde Paulus met hen,…”. Maar dit breken van het brood had niets te doen met het avondmaal des Heeren! De discpelen kwamen simpel samen, om samen te eten (liefdemaal), en afscheid te nemen van Paulus. Paulus sprak lang. Eutychus viel door slaap uit het raam (Hand. 20 : 9). Paulus wekt hem op uit de dood, en dan doet hij het volgende in vers 11: “En toen hij weer naar boven gegaan was, en brood gebroken en wat gegeten had, en lang tot de dageraad toe, met hen gesproken had, vertrok hij alzo”. Het breken van het brood duidt simpel op samen eten (Vergelijk zo ook eens Hand. 2 : 42 met Hand. 2 : 46). Net zo als de Heere Jezus het brood brak om samen met de Emmaüsgangers te eten (Luk. 24 : 30). Ook dit was gewoon om te eten, en niet om het avondmaal des Heeren te houden! Er is dus geen tijdschema voor het avondmaal. We kunnen het dikwijls doen!
Geen sacrament, wel een inzetting
Het avondmaal is geen sacrament. Sacrament is al helemaal geen Bijbels woord, en toch wordt het door de kerken gebruikt. Een sacrament is een ‘genademiddel, waardoor de kerk een bepaalde genade aan de gelovige geeft’ [2]. Maar de kerk geeft helemaal niks! God geeft in Christus genade! En door de naleving van de inzetting van het avondmaal des Heeren, volgens de Schrift, GEDENKEN wij wat de Heere Jezus heeft gedaan (1 Kor. 11 : 25, 26), en verkondigen wij daarmee de dood des Heeren “totdat Hij komt” (1 Kor. 11 : 26). Met andere woorden: met het avondmaal zien we tevens uit naar het moment dat de opgestane Heere Zijn Gemeente Thuis komt halen. We zien uit naar de geweldige toekomst met Hem!
[1] "wijn," Encarta® - Encyclopedie® 2000 - Winkler Prins. © 1993-1999 Microsoft Corporation/Elsevier. Alle rechten voorbehouden.
[2] Vrije weergave van betekenis uit ‘Verklarende handwoordenboek der Nederlandse taal’, Wolters, Groningen.