De Alverzoening en het “eeuw-ige”(?) leven



Inleiding

In de eerste studie “De Alverzoening en het woordje eeuwig” hebben we gezien dat de Heere in Zijn Woord regelmatig waarschuwt tegen dwaalleer. Deze waarschuwingen zijn gewoon onderdeel van de Bijbelse Boodschap. We zien zelfs dat Paulus dwaalleer en dwalers bij name noemt. Het mag duidelijk zijn dat de Heere ons in Zijn Woord wil waarschuwen! Het is dan ook niet voor niets dat wij de opdracht hebben om, alles wat mensen zeggen, te toetsen aan Gods Woord. In Hand. 17 : 11 lezen we: “En dezen waren edeler, dan die te Thessalonica waren, als die het woord ontvingen met alle toegenegenheid, onderzoekende dagelijks de Schriften, of deze dingen alzo waren”. We zijn in die Bijbelstudie begonnen met een bespreking van de Alverzoening. De Alverzoening is bij veel mensen in trek. Het verhaal wat de Alverzoening afsteekt is natuurlijk een boodschap die mensen in de oren kietelt. Maar waarom? Is het omdat mensen zelf geen zekerheid hebben? In ieder geval citeert men de zogenaamde grondtekst, en daardoor lijkt het verhaal indrukwekkend. Maar, zoals we wel vaker gezien hebben, wordt die zogenaamde grondtekst nog wel eens gebruikt (of eigenlijk misbruikt) als argument om de Bijbeltekst te veranderen, denk hierbij maar aan de nieuwe vertalingen, terwijl men dan juist tegenstrijdigheden in Gods Woord brengt. Dus er klopt dan iets niet...


Het woordje “aioon” heeft meerdere betekenissen

Zo hebben we gezien dat de Alverzoening verwijst naar het Griekse woordje “aioon”, en dat men dan diverse teksten laat zien waar het volgens hen niet “eeuwig”, in de betekenis van “altijd durend”, kan betekenen. En vervolgens pakt men de teksten waar ook “eeuwig” staat, en zegt dan dat het ook daar niet altijd durend is! Wij hebben gezien dat “eeuwig” in de Bijbel, naast dat het soms bijvoorbeeld “wereld” betekent (en dan ook zo vertaald is), inderdaad soms “altijd, gedurende een bepaalde periode” betekent; maar dat neemt niet weg dat we óók hebben gezien, door Schrift met Schrift te vergelijken, dat “eeuwig” soms gewoon “zonder einde” is! Dus heel letterlijk eeuwig durend!


“...het Woord van onze God bestaat in eeuwigheid”

Nog één extra voorbeeld. In Jes. 40 : 8 lezen we: “Het gras verdort, de bloem valt af; maar het Woord van onze God bestaat in eeuwigheid <olaam>”. Betekent dit dat Gods Woord tijdelijk is? Nee, ook hier blijkt weer dat “eeuwigheid” zonder einde is, want het gaat niet voorbij. In 1 Petr. 1 : 24 en 25 wordt dit vers geciteerd: “Want alle vlees is als gras, en alle heerlijkheid des mensen is als een bloem van het gras. Het gras is verdord, en zijn bloem is afgevallen; Maar het Woord des Heeren blijft in eeuwigheid <aioon>; en dit is het Woord, dat onder u verkondigd is”. Hier staat dat Gods Woord “blijft” “in eeuwigheid”. Het vlees van de mensen vergaat, maar Gods Woord blijft, blijft “in eeuwigheid”. Deze zin geeft eigenlijk al aan dat Gods Woord niet voorbij gaat. Dat zou betekenen dat “in eeuwigheid” hier dus “zonder einde” is. Maar het staat er niet letterlijk. Geen nood, wanneer we kijken in bijvoorbeeld Markus 13 :  31 dan lezen we: “De hemel en de aarde zullen voorbijgaan; maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan” (zie ook Matth. 24 : 35). Gods Woord is blijvend, het zal geenszins voorbijgaan, het is eeuwig!


Schriftkritiek: een steeds verdergaand proces

De Alverzoening concludeert dat wanneer God “alles in allen” zal zijn (1 Kor. 15 : 28), dat er dan geen dood meer mag zijn en dat de Heere Jezus dan niet meer zal regeren. Volgens de Alverzoening betekent dit dat Openb. 21 en 22 niet over de eeuwigheid zouden kunnen gaan. De Alverzoening gaat, zoals men zelf zegt, “voorbij de horizon van het boek Openbaring” [1]! Maar we mogen niet afdoen van, maar ook niet toedoen aan de Schrift! Alleen dat is in dit geval al weer een heenwijs dat er iets niet klopt. En ook hier zagen we door Schrift met Schrift te vergelijken, dat Openb. 21 en 22, over de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, weldegelijk over de eeuwigheid gaat, en dat God dan “alles in allen” zal zijn!

De Alverzoening heeft de Schriftkritiek, het veranderen van Gods Woord, nodig om haar eigen leer te kunnen onderbouwen. En, zo zien we hoe deze stroming juist daardoor afdwaalt van wat de Heere in Zijn Woord openbaart. De Alverzoening draagt bij aan de “afval van het geloof” als teken van de tijd [2].

Maar hier blijft het niet bij. Want als je begint met het woordje “eeuwig” aan te passen, dan moet je steeds meer aanpassen, want anders klopt je leer niet meer. En dat is dan ook wat we bij de Alverzoening zien gebeuren. Het is één groot wespennest met allemaal gevaarlijke angels, die overal in de Schrift hun gif proberen te injecteren. Want als “eeuwig” niet “eeuwig” is, wat doe je dan met het “eeuwige leven”, wat toch heel duidelijk een Bijbelse term is? In Rom. 6 : 23 lezen we bijvoorbeeld: “Want de bezoldiging van de zonde is de dood, maar de genadegift Gods is het eeuwige leven, door Jezus Christus, onze Heere”. Is het eeuwige leven, wat wij door Jezus Christus onze Heere ontvangen, soms ook eindig? Laten we eens kijken hoe men hier mee omgaat?


Het “eeuw-ige” leven: het leven van de toekomende eeuw?

Op een Alverzoeningssite lezen we:

“Het punt is dat zowel het één als het ander waar is. De ene waarheid is dat alle mensen in onvergankelijkheid en heerlijkheid zullen worden opgewekt. De andere waarheid is dat slechts zij die geloven het eeuw-ige leven zullen ontvangen. Dit is slechts te verstaan, wanneer we begrijpen wat de Schrift bedoelt met het eeuw-ige leven. Verreweg de meesten halen beide begrippen hopeloos door elkaar. En toch is het onderscheid uiterst simpel. Onvergankelijk leven wil zeggen dat het leven niet vergankelijk en dus blijvend is. Eeuw-ig leven echter, wil zeggen dat het leven verband houd met een eeuw. Met de toekomende eeuw wel te verstaan” [3].

Alles is bij de Alverzoening gekoppeld aan het feit dat er enkele Bijbelverzen zijn die (lijken te) zeggen dat “alle mensen tot rechtvaardigmaking des levens” komen (Rom. 5 : 18). Omdat de Bijbel in deze verzen spreekt over “alle mensen”, kan er geen eeuwige straf zijn, is het redeneren. Daarom spreekt men over het feit dat “alle mensen in overgankelijkheid en heerlijkheid zullen worden opgewekt”, ook al staat dat nergens zo geschreven! Het punt betreffende “alle mensen” zullen we in de studie “De Alverzoening en de teksten over ALLE mensen” nog bespreken. Maar laten we eerst eens kijken hoe men het “eeuwige leven” definieert. Eigenlijk, hebben we het zojuist in het citaat gezien, eeuwig leven wil volgens de Alverzoening zeggen:

“dat het leven verband houd met een eeuw. Met de toekomende eeuw wel te verstaan” [4].

Men heeft daar dan nog een Bijbelstekst bij, en haalt Lukas 18 : 29 en 30 aan, waar geschreven staat: “En Hij zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, dat er niemand is, die verlaten heeft huis, of ouders, of broeders, of vrouw, of kinderen, om het Koninkrijk Gods; Die niet veelvoudig zal wederontvangen in deze tijd, en in de toekomende eeuw het eeuwige leven”. En daarmee is dan volgens de Alverzoening bepaald dat het eeuwige leven met de toekomende eeuw te maken heeft, en daarmee direct tijdelijk is! Zo lezen we hier nog over:

“slechts degenen die geloven zullen het leven van de toekomende eeuw(en) beërven. Het zijn de glorieuze eeuwen waarin Christus zal heersen. Wanneer de dood eenmaal als laatste vijand zal worden teniet gedaan, zal het onvergankelijke leven het deel zijn van alle mensen. Niet langer heet het dan nog eeuw-ig leven, om de eenvoudige reden dat de eeuwen inmiddels zullen zijn voleindigd” [5].


Gods Woord op een rechte manier verdelen

De laatste Bijbelstudie hebben we gezien wat het “wanneer de dood eenmaal als laatste vijand zal worden teniet gedaan” inhoudt. Dat de Alverzoening dit “voorbij de horizon van het boek Openbaring” laat gaan, terwijl de Heere waarschuwt om niet toe te voegen aan en af te doen van Zijn Woord. Daarnaast laat Openbaring zien dat er in de nieuwe hemel en op de nieuwe aarde reeds afgerekend is met de dood (Openb. 20 : 14, Openb. 21 : 4), en dat er geen sprake is van “de troon van het Lam”, maar van “de troon van God en van het Lam” (Openb. 22 : 3). Openb. 21 en 22 bespreken de periode dat God zal zijn “alles in allen” (1 Kor. 15 : 28; Openb. 21 : 3). Dat is de periode van onvergankelijkheid, dat is de eeuwigheid, een periode “zonder einde”! Maar wat we hier zien is dat de Alverzoening, als het om het woordje “aioon” gaat, vergeten is dat één woord meerdere betekenissen kan hebben. En wij hebben gezien dat de Heere Zelf uitlegt dat het woordje “eeuwig” “een periode zonder einde” kan betekenen! Een periode die “geenszins voorbijgaat”!

Maar laten we eens naar de tekst in Luk. 18 : 29 en 30 kijken. Betekent dit nu echt dat wij het eeuwige leven hebben in de toekomende eeuw? Wat we hier zien gebeuren, is dat men Gods Woord niet op een rechte manier verdeelt (2 Tim. 2 : 15). Men betrekt een tekst op de Gemeente, die leerstellig helemaal niet op de Gemeente van toepassing is! Dit vers werd door de Heere Jezus uitgesproken vóór Pinksteren en vóór Zijn lijden en sterven! Dat betekent dat dit vers in feite nog Oudtestamentisch is. Waar blijkt dat uit? De Heere Jezus verkondigde op aarde nog niet het Evangelie der genade Gods, zoals Hij dat later via Paulus openbaarde in de brieven aan de Gemeente (Hand. 20 : 24; Gal. 1 : 12). De Heere Jezus verkondigde het Evangelie van het Koninkrijk aan het huis van Israël (Matth. 4 : 17, 23; Matth. 15 : 24), ter voorbereiding van het komende Koninkrijk. Maar het Koninkrijk is uitgesteld, en nu verzamelt de Heere Jezus Zijn Gemeente… We zien in Luk. 18 dan ook dat het eeuwige leven afhankelijk is van discipelschap, oftewel: afhankelijk van iets doen voor de Heere, afhankelijk van werken. Maar volgens de brieven aan de Gemeente krijgen wij het “eeuwige leven” om niet, het is genade. We zagen eerder al even Rom. 6 : 23. Maar ook in Ef. 2 : 8 en 9 lezen we: “Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave; Niet uit de werken, opdat niemand roeme”. Er is in Luk. 18 geen sprake van “genade door geloof”! En dan hebben we hier dus te maken met een Oudtestamentische vorm van redding! Het is geen tegenstrijdigheid in Gods Woord, maar we hebben hier te maken met verschillen tussen verschillende bedelingen.


De Heere Jezus en de Grote Verdrukking...

Dit wordt nogeens bevestigd wanneer we een soortgelijke passage in Luk. 14 : 26 opzoeken. Deze tekst zegt het eigenlijk nog wat scherper, en dan met betrekking tot het discipelschap: “Indien iemand tot Mij komt en niet haat zijn vader, en moeder, en vrouw, en kinderen, en broeders, en zusters, ja, ook zelfs zijn eigen leven, die kan Mijn discipel niet zijn”. Voor dit vers geldt hetzelfde als wat we net voor Luk. 18 hebben gezien: het is vóór het kruis, etc. Het is ook mooi om in de Bijbel op zoek te gaan wat het woordje “haten” in deze context inhoudt. Wij hebben namelijk (ook) de opdracht om elkaar lief te hebben (Ef. 5 : 25; 6 : 1, 2; Titus 2 : 4), en als je dat op een rijtje gaat zetten, dan is het mooi om te zien dat ook hier Gods Woord Zichzelf niet tegenspreekt! Maar dat gaan we in deze studie niet doen, misschien dat we daar in de toekomst nogeens bij stil zullen staan.  Het heeft er kortweg mee te maken, met wat de Heere Jezus in Matth. 10 : 37 zegt: “Die vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mij niet waardig; en die zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mij niet waardig”. Eigenlijk gaat het dus om de vraag: “Wie staat er in ons leven op de eerste plaats?”. Ook hier zie je het stempel van het Koninkrijksevangelie, maar het zal bijvoorbeeld heel letterlijk van toepassing zijn op de Joodse gelovigen in de Grote Verdrukking. Wanneer men dan zijn eigen leven liefheeft, en het merkteken van het Beest neemt, zal men van de drinkbeker van Gods toorn drinken (Openb. 14 : 9 – 11), voor nu even zo vermeld, los van het feit wat dat dan verder inhoudt. Maar indien men niet valt voor de druk van familie, en zelfs het eigen leven niet liefheeft, dan zal men met de Heere Jezus regeren in Zijn Koninkrijk. Openb. 12 : 11 zegt over de Grote Verdrukking: “En zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam, en door het woord van hun getuigenis, en zij hebben hun leven niet liefgehad tot de dood toe”. In Openb. 20 : 4 lezen we daarover: “En ik zag tronen, en zij zaten daarop; en het oordeel werd hun gegeven; en ik zag de zielen dergenen, die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus, en om het Woord Gods, en die het beest, en zijn beeld niet aangebeden hadden, en die het merkteken niet ontvangen hadden aan hun voorhoofd en aan hun hand; en zij leefden en heersten als koningen met Christus, de duizend jaren”. Maar dat is ook wat de Heere de apostelen vertelde in Matth. 19 : 28 en 29. Indien zij vader, moeder, broer, zus, vrouw en kind verlaten voor Zijn Naam, dan zullen zij over de twaalf stammen van Israël heersen in de wedergeboorte van de aarde, oftewel in het Duizendjarig Vrederijk en daarnaast ook nog eens het eeuwige leven ontvangen.

Kortom: Luk. 18 : 30 zegt dus niets over het eeuwige leven dat de Gemeente ontvangt in de Heere Jezus! Men heeft allerlei teksten uit de context genomen, en past alles op iedereen toe. Maar dat is niet het recht verdelen van Gods Woord, zodat men niet beschaamd uitkomt (2 Tim. 2 : 15)! Hoe mooi zal het zijn waneer wij teksten kunnen vinden (Schrift met Schrift vergelijkend) die laten zien dat een ieder die de Heere Jezus aanneemt nu al het eeuwige leven ontvangen heeft...! Wanneer we dat kunnen laten zien, dan hebben we bewezen dat de Alverzoening inderdaad de Schrift totaal uit het verband haalt.


De gelovige: levend gemaakt door de Heere

In Ef. 2 : 1 lezen we dat de Heere tegen de gelovigen in Christus Jezus (Ef. 1 : 1) zegt : “En u heeft Hij mede levend gemaakt, daar gij dood waart door de misdaden en de zonden”. Hier wordt tegen lichamelijk levende mensen, die in de Heere Jezus geloven, gezegd dat zij “levend gemaakt” zijn. Dit wil niet zeggen dat zij eerst lichamelijk gestorven zijn, en vervolgens door de Heere opgewekt zijn. Nee, de mens is van nature zonder God en daardoor voor God “dood” “door de misdaden en de zonden”. Hoe komt die mens tot leven? Juist door de wedergeboorte! Voor de gelovige is in geestelijk opzicht het oude al voorbij, en is het nieuwe al gekomen! In 2 Kor. 5 : 17 lezen we: “Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbij gegaan, ziet, het is alles nieuw geworden“. De gelovige is een nieuw schepsel en leeft in de Heere! Dat betekent dat de gelovige in geestelijke zin reeds opgestaan is. In Ef. 2 : 5 en 6 lezen we daarover: “Ook toen wij dood waren door de misdaden, heeft ons levend gemaakt met Christus; (uit genade zijt gij zalig geworden). En heeft ons mede opgewekt, en heeft ons mede gezet in de hemel in Christus Jezus”. Dit wordt tegen (fysiek) levende gelovigen gezegd. En er wordt niet gezegd dat zij “zullen leven”, nee, zij zijn “levend gemaakt”! Dat is reeds gebeurd. En hier hebben wij het Bijbelse bewijs dat “eeuwig leven”, niet “eeuw-ig leven” is, te maken hebbend met de toekomende eeuw, zoals de Alverzoening beweert; maar dat eeuwig leven, leven is dat nu begonnen is en voortduurt in de toekomende eeuwen, wat voortgaat tot in de periode van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, omdat wij deel hebben aan de eerste Opstanding. En die periode duurt altijd en is dus zonder einde! Kortom “eeuwig leven” is gewoon “eeuwig leven”, “zonder einde”, dat “geenszins voorbijgaat”!


Is dood hetzelfde als “niet-zijn”?

Natuurlijk kan de gelovige lichamelijk sterven (zie bijv. 1 Thess. 4 : 16). Maar daarmee is de gelovige niet dood! En dat is nu net wat de Alverzoening wel leert.  Volgens de Alverzoening is dood gelijk aan dood, in de betekenis van niet-zijn [6]. Ook voor de gelovigen. Naar aanleiding van Filip. 1 : 20 – 24 schrijft een Alverzoeningssite het volgende:

“Trouwens, ook voor de gelovige is sterven (indirect) winst, want het eerstvolgende bewuste moment zal de bazuin klinken! Het is ogen sluiten en weer openen… ook al zouden er op aarde ondertussen duizenden jaren verlopen” [7].

In tussentijd is de gelovige er dus niet, volgens de Alverzoening. Maar waarom was het sterven voor Paulus gewin? De zojuist geciteerde site schrijft dat het er alleen om gaat dat Paulus met zijn dood de Heere zou verheerlijken. Maar in Filip. 1 : 21 – 24 lezen we: “Want het leven is mij Christus, en het sterven is mij gewin. Maar te leven in het vlees, of dat mij vruchtbaar zij, en wat ik verkiezen zal, weet ik niet. Want ik wordt van deze twee gedrongen, hebbende begeerte om ontbonden te worden en met Christus te zijn; want dat is zeer verre het beste, maar in het vlees te blijven, is nodiger om uwentwil”. Zo schrijft de bewuste Alverzoeningssite hier verder over:

“Paulus spreekt eerst over twee mogelijkheden: in leven blijven of te sterven. Waaraan hijzelf de voorkeur geeft schrijft hij niet. Wat hij wel bekend maakt is dat: hij verlangt heen te gaan en met Christus te zijn. Dit laatste is verreweg het beste. Met “heen te gaan” (Grieks: ana’luo) kan Paulus dus onmogelijk het sterven bedoelen. Deze derde optie doelt op het moment dat de Here Jezus Christus vanuit de hemelen zal komen, en ons vernederd lichaam gelijkvormig zal maken aan Zijn verheerlijkt lichaam (Fillippi 3:20,21). Dát is ‘het heengaan en met Christus zijn’, waarover het in Filippi 1:23 gaat” [8].


Na het sterven is de gelovige weldegelijk bij de Heere

Zoals in het voorgaande citaat zelf te lezen is, heeft Paulus het in Filip. 1 : 21 over twee mogelijkheden, namelijk leven en sterven. En toch voegt men hier dan opeens een derde optie aan toe (zie hetzelfde citaat)! Dat is niet wat er in de context staat. Waarom zou Paulus het onmogelijk over sterven kunnen hebben met het “ontbonden te worden en met Christus te zijn”? Omdat men niet gelooft dat de gelovige het eeuwige leven heeft, in de zin dat de gelovige altijd leeft! Maar Paulus geeft twee opties en die werkt hij hier uit. In vers 22 en 24 bespreekt hij het leven in het vlees, en in vers 23 bespreekt hij het sterven, en dat noemt hij “ontbonden worden en met Christus te zijn”. Als dit laatste een verwijzing naar de Opname zou zijn, dan zou vers 24 nergens meer op slaan. Want is “in het vlees te blijven nodiger om uwentwil” beter dan dat de Heere ons zal komen halen? Als gelovigen zijn wij niet gesteld tot toorn (1 Thess. 5 : 9), en zien wij, zeker gezien alle tekenen der tijden, die wij om ons heen zien, uit naar het moment dat de Heere ons komt halen voordat Gods toorn (in de Grote Verdrukking) zal losbreken. En wanneer de gelovigen zouden gaan (vers 23), zou het voor de schrijver überhaupt niet nodig geweest zijn om te blijven (vers 24)! De directe context laat zien dat de Alverzoeningsuitleg niet klopt; het betreft dus een “eigen uitlegging” (2 Petr. 1 : 20). Met andere woorden: het “ontbonden worden en met Christus te zijn” slaat weldegelijk op het sterven van de gelovige! Wanneer de gelovige sterft heeft hij of zij weliswaar nog geen opstandingslichaam, maar is weldegelijk bij de Heere!


De eeuwige God

Zoals Gods Woord spreekt over “het eeuwige leven”, spreekt Gods Woord ook over “de eeuwige God”. In Jes. 40 : 8 lezen we bijvoorbeeld: “Weet gij het niet? Hebt gij niet gehoord, dat de eeuwige God, de HEERE, de Schepper van de einden der aarde, noch moede noch mat wordt? Er is geen doorgronding van Zijn verstand”. En over die uitdrukking “de eeuwige God”  las ik een alleraardigst stukje. Er is iemand die over de auteur van een Alverzoeningssite geschreven heeft:

“Wat een on-ge-ló-fe-lij-ke blunder..! Of, gelooft de heer <B> nu écht, werkelijk, dat God’s bestaan eindig is? Maar dan, .. dán is er geen hoop meer, voor niemand. <B> -en ik neem aan dat in de kringen van de universalisten er meer zo denken- kan toch niet menen dat hij gelooft in een God die straks niet meer is? Nergens, maar dan ook helemaal nérgens leert Gods Woord dit” [9].

Dit schrijven was blijkbaar naar aanleiding van een stukje op deze Alverzoeningssite met daarin:

“Het “eeuwige evangelie” is het Evangelie der eeuwen. Zoals “de eeuwige God” de God der eeuwen is. Ook in deze gevallen betekent eeuwig niet eindeloos maar verwijst het naar eeuwen” [10].

Gezien alles wat men beweert over het Griekse woord “aioon”, is dit vanuit de Alverzoening gezien, een logische redenatie. Als het “eeuwige leven” verandert in het “eeuw-ig leven”, als het leven van de toekomende eeuw, en dus met een einde, dan verwijst “eeuw-ig”  in “eeuw-ige God” natuurlijk ook naar een niet eindeloze periode. En daar heeft de bewuste schrijver dus op gereageerd. Echter daar wordt de auteur van de bewuste site boos van. Hij schrijft:

“Om <A> meteen gerust te stellen: de heer <B> gelooft met heel zijn hart dat God “de onvergankelijke God” is (1Tim.1:17) en heeft ook nooit de minste reden gezien hieraan te twijfelen” [11].

Maar hier wordt het wel interessant. De auteur van de bewuste site komt, in het stukje waar het citaat uitkomt, met diverse voorbeelden. De “aionische God” is opeens de “God der aionen” [12]. Maar... dat is opeens meervoud, terwijl het “eeuwige leven” zou verwijzen naar DE toekomende eeuw! En vervolgens komt hij met het feit dat de God van Israël óók de God van de heidenen genoemd wordt (zie bijv. Rom. 3 : 29), en zo nog wat voorbeelden. En zo kan God, de God der aionen, ook de God van voor de aionen en na de aionen zijn, is de redenatie. We zien dat er opeens toch lichtelijk anders met het woordje “aioon” wordt omgegaan. God is opeens niet de God van de toekomende eeuw, maar de God van alle eeuwen… Wanneer wij overigens bedenken dat de laatste periode, die in de Bijbel beschreven wordt, wedegelijk de periode is dat God “alles in allen” is, dan zou er dus eigenlijk staan dat God de eeuwige God is, zonder einde, en Die “geenszins voorbijgaat”. Maar dat even ter zijde.


De gelovige: geboren uit onvergankelijk zaad!

Waarom God volgens de Alverzoening toch “zonder einde” is, volgt dus uit het feit dat God onvergankelijk is. In de aangehaalde tekst, 1 Tim. 1 : 17, staat geschreven: “De Koning der eeuwen nu, de onverderfelijke, de onzienlijke, de alleen wijze God, zij eer en heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen”. God is de “onverderfelijke God”. Maar wat staat er geschreven van mensen die wederom geboren zijn geworden? In 1 Petr. 1 : 23 lezen we: “Gij, die wedergeboren zijt, niet uit vergankelijk zaad, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord van God”. Zoals we gezien hebben leven wederom geboren mensen in dit leven reeds voor God! Beter gezegd: Voor God zijn zij levend en niet meer dood! En nu staat hier dat zij geboren zijn uit “onvergankelijk zaad”: De gelovige leeft en zal blijven leven, al kan zijn aardse lichaam sterven! Sterft zijn lichaam, dan is de gelovige, zoals we gezien hebben, bij de Heere! Oftewel: eeuwig leven = eeuwig leven, “zonder einde” en het “gaat geenszins voorbij”. Oftewel: de “eeuwige God” = de “eeuwige God”, “zonder einde”, en Hij “gaat geenszins voorbij”.

Het is overigens mooi om te zien hoe de onvergankelijkheid in 1 Petr. 1 : 23 – 25 weer verbonden is met de eeuwigheid. Laten we deze verzen lezen: “Gij, die wedergeboren zijt, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord van God. Want alle vlees is als gras, en alle heerlijkheid des mensen is als een bloem van het gras. Het gras is verdord, en zijn bloem is afgevallen [de mens sterft, zijn vlees vergaat, maar geestelijk gezien is de mens levend en gaat naar de Heere]; Maar het Woord des Heeren blijft in der eeuwigheid; en dit is het Woord, dat onder u verkondigd is”. Opnieuw zien we hier een Bijbelse definitie: Gods Woord = onvergankelijk Zaad = blijvend in der eeuwigheid!


“Deze is de waarachtige God, en het eeuwige Leven”

En zo zijn er nog vele voorbeelden meer te noemen. De Heere Jezus noemt Zichzelf: “Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven. Niemand komt tot de Vader, dan door Mij”. Eigenlijk hoeft het voor gelovigen geen uitleg dat de Heere Jezus natuurlijk het “onvergankelijke leven” is. Maar goed… Van Hem wordt in 1 Joh. 5 : 20 gezegd: “Doch wij weten, dat de Zoon van God gekomen is, en ons het verstand heeft gegeven, dat wij de Waarachtige kennen; en wij zijn in de Waarachtige, namelijk in Zijn Zoon Jezus Christus. Deze is de waarachtige God, en het eeuwige Leven”. Het is toch te gek van woorden om hier te suggereren dat de Heere Jezus alleen het leven van de toekomende eeuw heeft? Nee, de Heere Jezus is het Leven, Hij is onvergankelijk (óók toen Hij lichamelijk voor ons gestorven was, leefde Hij (Hand. 2 : 27, 31), en dat is het Leven wat Hij ons mensen wil geven of gegeven heeft: het eeuwige Leven door het onvergankelijke Zaad!



[1]  'Vragen over “de tweede dood” (deel 2)', André Piet, GoedBericht.nl, 19-11-2014, bron: http://goedbericht.nl/vragen-over-de-tweede-dood-2/.
[2]  'Tekenen der tijden: de afval van het geloof', Arjan Huurnink, Bijbel en Geloof, Apeldoorn, 26-04-2015, bron: www.bijbelengeloof.com.
[3]  'wie gelóóft, heeft eeuw-ig leven', André Piet, GoedBericht.nl, 25-03-2013, bron: http://goedbericht.nl/wie-gelooft-heeft-eeuw-ig-leven/.
[4]  'wie gelóóft, heeft eeuw-ig leven', André Piet, GoedBericht.nl, 25-03-2013, bron: http://goedbericht.nl/wie-gelooft-heeft-eeuw-ig-leven/.
[5]  'wie gelóóft, heeft eeuw-ig leven', André Piet, GoedBericht.nl, 25-03-2013, bron: http://goedbericht.nl/wie-gelooft-heeft-eeuw-ig-leven/.
[6]  'Vijf Feiten Over De Dood', André Piet, GoedBericht.nl, 15-08-2015, bron: http://goedbericht.nl/vijf-feiten-over-de-dood/.
[7]  'FAQ De Toestand Der Doden', André Piet, GoedBericht.nl, 18-08-2015, bron: http://goedbericht.nl/faq-de-toestand-der-doden/.
[8]  'FAQ De Toestand Der Doden', André Piet, GoedBericht.nl, 18-08-2015, bron: http://goedbericht.nl/faq-de-toestand-der-doden/.
[9]  'Is God eindig?', André Piet, GoedBericht.nl, 17-09-2008, bron: http://goedbericht.nl/327-2/.
[10] 'Is God eindig?', André Piet, GoedBericht.nl, 17-09-2008, bron: http://goedbericht.nl/327-2/.
[11] 'Is God eindig?', André Piet, GoedBericht.nl, 17-09-2008, bron: http://goedbericht.nl/327-2/.
[12] 'Is God eindig?', André Piet, GoedBericht.nl, 17-09-2008, bron: http://goedbericht.nl/327-2/.