Het behoud in verschillende bedelingen
Een voorbeeld: het behoud van mensen
In deze studie willen we een voorbeeld gaan behandelen, waarin we inderdaad zullen zien dat het heel belangrijk is om van de bedelingen op de hoogte te zijn, en die tevens toe te passen. We gaan kijken naar de wijze waarop God mensen het eeuwige leven schenkt. We zullen stilstaan bij ons behoud, en zien of mensen in de geschiedenis (en in de toekomst) altijd op dezelfde wijze behouden worden.
Het behoud van ons gelovigen in de Gemeente-bedeling
Wanneer we in Gods Woord willen bekijken hoe het zit met ons behoud, waar gaan we dan zoeken? In het Oude Testament, waar onder andere staat: ‘Doet dit en gij zult leven’? Nee, wij zijn niet het volk Israël. Wij leven niet onder de wet! Gods Woord zegt dan ook dat degene, die zich nu onder de wet stelt, vervloekt is (Gal. 3 : 10)! Wij leven vandaag de dag in de Gemeente-bedeling. Waar wij Gods Woorden met betrekking tot ons behoud dan ook kunnen vinden, is in de brieven van Paulus, de apostel der heidenen. Een heel mooi gedeelte in Gods Woord, wat daarover gaat, is Éfeze 2 : 1 – 10. Dit gedeelte laat heel duidelijk zien dat de mens van nature dood is door misdaden en zonden (Ef. 2 : 1). Ergens anders zegt Gods Woord dat er in de mens niets goeds is, er is geen één mens die goed doet (Rom. 3 : 12). En dat alles komt omdat de mens uit zichzelf niet naar God wil luisteren, wat begint bij de zondeval in Genesis 3. Door Christus kunnen we gered worden, en worden we levend (Ef. 3 : 5). Wij kunnen niet gered worden door onze eigen werken, maar alleen door het geloof (Ef. 2 : 7 – 9)! Hoe komen wij dan tot geloof? Door in gebed tot de Heere te gaan, en te erkennen dat we van nature zondaren zijn, en dat we zonder Hem hopeloos verloren zijn! Belijd schuld en vraag of Jezus Christus in uw hart wil komen wonen. Dan vinden er een aantal essentiële dingen in ons leven plaats. De Bijbel leert dan dat wij een nieuw schepsel zijn geworden: “Zo dan indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbij gegaan, ziet, het is alles nieuw geworden” (2 Kor. 5 : 17). We worden in ons aardse lichaam geboren, in een natuur die gevallen is: het schepsel is aan de ijdelheid onderworpen, zegt Romeinen 8 : 20. Nu bent u een nieuw schepsel, u hebt Gods natuur ontvangen, u bent wederom geboren. Als gelovige bent u dan door de Heilige Geest ingedoopt in het Lichaam van Christus: “Want ook wij allen zijn door één Geest tot één lichaam gedoopt; het zij Joden, hetzij Grieken, hetzij dienstknechten, hetzij vrijen; en wij zijn allen tot één Geest gedrenkt!” (1 Kor. 12 : 13). U bent dan onderdeel van de wereldwijde Gemeente van Jezus Christus, die niet bestaat uit alle kerken die er zijn (en ook niet uit één bepaalde kerk of groep), maar uit alle individuele mensen, die wederom geboren zijn, en daardoor ingedoopt zijn in Zijn lichaam. Galaten 3 : 27 zegt het zo: “Want zovelen als gij in Christus gedoopt zijt, hebt gij Christus aangedaan.” Door het geloof worden wij ingevoegd in het Lichaam van Jezus door de Geest, maar tevens ontvangen wij de Geest door het geloof: “Opdat de zegening van Abraham tot de heidenen komen zou in Christus Jezus, en opdat wij de belofte des Geestes verkrijgen zouden door het geloof” (Gal. 3 : 14). Voor het ontvangen van de Heilige Geest is dus niet eerst één of andere waterdoop nodig, nee, wij krijgen de Heilige Geest wanneer wij wederom geboren worden. Ook Éfeze 1 : 13 en 14 is daar heel duidelijk in: “In Wie ook gij zijt, nadat gij het woord der waarheid, namelijk het Evangelie uwer zaligheid gehoord hebt; in Wie gij ook, nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden met de Heilige Geest der belofte, Die het onderpand is van onze erfenis, tot de verkregen verlossing, tot prijs van Zijn heerlijkheid.” Wij zijn verzegeld. We kunnen de Heilige Geest door ons leven wel bedroeven of uitblussen, maar de Heilige Geest zal ons niet meer verlaten! Éfeze 1 : 14 verwees er al naar: maar wij zijn verzekerd van ons behoud! De Geest, waarmee wij verzegeld zijn, is daarvan het onderpand. Onze namen zijn dan opgetekend in het boek des levens (Filip. 4 : 3). “De genadegiften en de roeping Gods zijn onberouwelijk”, zegt Romeinen 11 : 29, en Romeinen 6 : 23 laat zien dat het eeuwige leven door Jezus Christus zo’n genadegift is: “… maar de genadegift Gods is het eeuwige leven, door Jezus Christus, onze Heere.” 1 Johannes 5 : 13 zegt ten slotte: “Deze dingen heb ik u geschreven, die gelooft in de Naam van de Zoon van God; opdat gij weet, dat gij het eeuwige leven hebt, en opdat gij gelooft in de Naam van de Zoon van God.”
Verreweg de meeste van deze passages komen uit brieven die gericht zijn aan de gelovigen uit de heidenen, de meeste passages komen uit de brieven van Paulus, de “apostel der heidenen”. We zien dus dat we door het aanvaarden van het volbrachte werk van Jezus Christus aan het kruis van Golgotha ZEKER MOGEN WETEN dat we het eeuwige leven hebben. Er zijn nog veel meer passages aan te halen om dat te bewijzen (Joh. 3 : 16, 36; Joh. 5 : 24; Rom. 5 : 9; Rom. 8 : 29; 1 Kor. 1 : 7 – 9; 1 Thess. 5 : 23, 24). Zoek ze maar eens op.
Alle mensen in alle tijden op dezelfde wijze behouden?
We hebben nu gezien hoe het zit met het behoud van de gelovigen in de gemeente-bedeling. Maar hoe ging dat in bijvoorbeeld het Oude Testament? Tegenwoordig wordt in Christelijke kringen veelal geleerd dat alle mensen in alle tijden op dezelfde wijze behouden worden. In een commentaar van John Gill op Hebr. 11 : 13 staat bijvoorbeeld naar aanleiding van de geloofsgetuigen in deze passage: “zij hadden een volle verzekering van geloof, dat hetgeen beloofd was vervuld zou worden, … allen omarmden door het geloof de Messias, en hadden deel aan Zijn bloed, rechtvaardiging, offer en genade, waardoor zij behouden werden, net zoals de Nieuw Testamentische gelovigen.” In vele kringen leert men dan ook vaak dat de mensen in het Oude Testament vooruit keken naar het kruis, en wij, de Gemeente, kijken dan terug naar het kruis. En dan te bedenken dat in het Oude Testament helemaal niet bekend was dat de Messias aan een kruis zou sterven. Het kruis is in Matthéüs 20 : 19 pas bekend geworden. De discipelen van Jezus begrepen niet eens dat Jezus moest sterven (Matth. 16 : 22), laat staan dat zij reeds vooruit zagen naar een kruis!
We zullen aan de hand van Gods Woord dan ook zien dat het onzin is, dat mensen in het Oude Testament de Messias omarmden en vooruit zagen naar het kruis! We zullen zien hoe belangrijk het is dat we de bedelingen kennen, maar niet alleen kennen, maar het ook gaan toepassen. Zo leren we aan de hand van Gods eigen methode de Bijbel te lezen en te begrijpen!
Adam
Door de zondeval kregen Adam en Eva schuld, vervolgens schaamte, met als gevolg dat ze angstig werden. Zij hadden gezondigd tegen God en waren geestelijk gestorven (het Nieuwe Testament laat niet voor niets zien dat een mens wederom geboren moet worden), zij waren nu verloren mensen. En wat gebeurt er dan? Adam en Eva hadden zelf hun schaamte bedekt, maar die eigen werken waren niet goed. De Heere Zelf maakte voor Adam en Eva kleren, en daarvoor vloeide het eerste bloed: “En de Heere God maakte voor Adam en zijn vrouw rokken van vellen, en trok ze hun aan” (Gen. 3 : 21). Er vloeide bloed… Maar wisten Adam en Eva al reeds van het kruis waar de Messias aan kwam te hangen? Nee. Wat zij wisten staat in Genesis 3 : 15, dat het zaad van de vrouw de kop van het zaad van de slang zal vermorzelen. En deze belofte gaat uiteindelijk nog veel verder dan het kruis, zoals we in het vorige hoofdstuk reeds gezien hebben. Zij wisten dus dat “het zaad van de vrouw” een oplossing zou gaan brengen voor het probleem van de zonde. Maar vooruit kijken naar het kruis, dat was er niet bij. Wij kunnen inderdaad terug kijken en zien dat met Genesis 3 : 15 de beloofde Messias bedoeld wordt, maar Adam en Eva konden van de Messias nog niet weten. De Messias wordt pas later in het Oude Testament letterlijk beloofd. Alhoewel er dan ook van Zijn lijden geschreven wordt, komt Zijn kruis zeker nog niet ter sprake. Adam en Eva werden gered door te geloven wat God hen beloofd had (gezegd had), en door de ‘rokken van vellen’ aan te trekken.
Kaïn en Abel
Nadat God Adam en Eva uit het paradijs verdreven had, vinden we geen bewijs dat God nog persoonlijk contact met de mensen had. Dat gebeurde pas weer nadat Kaïn zijn bloedloze offer gebracht had. Alles wat Kaïn en Abel van God wisten, leerden zij van hun ouders. Geloof ging dus een duidelijker rol spelen. Zij brachten offers uit geloof aan een God die zij niet persoonlijk kenden. Wat we dan zien is dat Abel het juiste geloof had, maar ook de juiste werken, hij bracht immers het offer dat door God geaccepteerd werd; Kaïn had wel enig geloof, maar de verkeerde werken, want God zag Kaïn en zijn offer niet aan (Gen. 4 : 4, 5). God zegt dan tegen Kaïn: “Is er niet, indien gij weldoet, verhoging?” (Gen. 4 : 7). Abel bracht het juiste offer, omdat daarbij bloed vloeide. Kaïn had wel geloof in God, zoals de duivelen dat ook hebben (Jak. 2 : 19), maar hij had niet het geloof en de werken om het juiste offer voor Gods aangezicht te brengen. Abel werd dus geaccepteerd door God op grond van geloof en werken, Kaïn werd op grond van gebrek aan deze beide verworpen.
Op deze wijze zien we eigenlijk door het hele Oude Testament heen dat mensen, enkele uitzonderingen daar gelaten, behouden werden op grond van GELOOF en een element van werken. Wanneer deze Oudtestamentische personen gered werden, gebeurde er echter niets met hen in geestelijk opzicht. Deze mensen werden niet wederom geboren en ook niet ingevoegd in het lichaam van Christus, zij werden geen zonen van God en werden ook niet verzegeld met de Heilige Geest. Dat kon allemaal pas plaatsvinden na het lijden, het sterven en de opstanding van Christus, en na de uitstorting van de Heilige Geest met Pinksteren. Allemaal dingen dus, die uniek zijn voor de gelovigen in de Gemeente-bedeling, en die niet plaatsvonden tijdens de bedelingen van het Oude Testament. De gelovigen van het Oude Testament werden eigenlijk gered “onder de verdraagzaamheid van God” (Rom. 3 : 25), omdat het bloed van Christus nog niet vergoten was om hun eeuwige verlossing te bewerken. Is daarom, omdat het bloed van Christus ook voor hen vergoten is, het behoud van deze mensen gelijk aan de gelovigen in deze tijd? Nee, want wij moeten het volbrachte werk van Christus aannemen, dan worden we wederom geboren en worden we verzegeld met de Heilige Geest. De mensen tijdens de bedeling van het geweten, wisten slechts de volgende dingen:
· De mens is een zondaar en tot de dood gedoemd (Gen. 3 : 7, 19).
· Zowel de mens als de aarde zijn vanwege de zonde van Adam vervloekt (Gen. 3 : 17).
· De belofte van het zaad van de vrouw, dat de kop van de slang zal vermorzelen, tegenover het zaad van de slang, dat de hiel van het zaad van de vrouw zal vermorzelen (Gen. 3 : 15).
· De mens heeft nu kennis van goed en van kwaad (Gen. 3 : 5, 6)
· God geeft de mens een bedekking voor zijn zonden (Gen. 3 : 21)
· Een dierlijk offer kan in de bedekking voorzien (Gen. 3 : 21).
In elke bedeling worden mensen gered door heel gewoon te doen wat God zegt. Soms bestaat dat uit werken, soms uit geloof en soms zowel uit werken als geloof.
Abraham
Abraham is de eerste waarvan in de Bijbel vermeld staat dat hij gerechtvaardigd is uit het geloof. Het Oude Testament noemt dit letterlijk in Genesis 15 : 6, waar staat: “En hij geloofde in de Heere; en Hij rekende het hem tot gerechtigheid”. Dit was echter pas toen Abraham al een hele tijd door de Heere geroepen was (Gen. 12). Abraham had voor die tijd wel enig geloof. Hij gehoorzaamde God om zijn geboorteland te verlaten, en naar het land Kanaän te gaan. Maar pas in Genesis 15 vinden we de vermelding dat Abrahams geloof hem tot rechtvaardigheid gerekend wordt. Ondanks dat Abraham uit het geloof gerechtvaardigd was, zoals ook het Nieuwe Testament ons vertelt (Rom. 4 : 20 – 22), was zijn geloof toch niet gelijk aan dat van ons. Abraham geloofde dezelfde God, en het geloof op zich is ook het zelfde, maar WAT hij geloofde was totaal anders. Abraham geloofde dat zijn zaad talrijk zou worden, en dat God hem, en uit hem alle geslachten van de aarde, zou zegenen (Gen. 12 : 1 – 3), maar Abraham wist totaal niets van Iemand Die aan het kruis zou sterven. Abraham kon alleen datgene geloven wat hem tot op dat moment geopenbaard was. Abraham was niet wederom geboren. Abraham was geen zoon van God, omdat hij niet uit God geboren was. Abraham had niet de Heilige Geest als een permanente verzegeling ontvangen. Abraham werd niet in het lichaam van Christus geplaatst. Abraham was dus geen nieuw schepsel (2 Kor. 5 : 17), hij had nog steeds zijn vleselijk natuur van Adam (Gen. 5 : 3) en een dode menselijke geest!
Dat zijn geloof tot behoud anders is, als dat van ons, blijkt ook uit Jakobus 2 : 21, waar staat: “Abraham, onze vader, is hij niet uit de werken gerechtvaardigd, toen hij Izak, zijn zoon, geofferd heeft op het altaar?” In Genesis 15 werd Abraham zijn geloof gerekend tot rechtvaardigheid, en hij was gered. Maar zijn rechtvaardiging moest, aldus het Nieuwe Testament, ook nog eens blijken uit het werk van het ‘offeren’ van Izak in Genesis 22. Dus nadat Abraham gered was, werd hij nog eens gerechtvaardigd uit de werken! Wat we in Jakobus 2 : 21 in feite zien, is dat Abrahams ‘toegerekende rechtvaardigheid’ (zie Rom. 4 : 22) meer dan 15 jaar gescheiden is van zijn ‘rechtvaardmaking’. Voor mensen die denken dat dit gelijk is aan Nieuwtestamentische redding, wat dit natuurlijk niet is, kunnen wij nog het volgende aangeven: Abrahams zonden werden niet weggenomen, zelfs niet nadat hem rechtvaardigheid toegerekend was (Hebr. 10 : 4). Rachab (Jak. 2 : 25) en Abraham mogen ‘door genade uit geloof’ gered zijn (Rachab was een heiden), werken waren echter betrokken in hun rechtvaardigmaking. De rechtvaardigmaking van de gelovige in de Gemeente-bedeling, van u en mij, is door het BLOED van Jezus Christus (Rom. 5 : 9). Is dat geen verschil?
Mozes
Nog voordat de wet gegeven was, zien we dat de Heere van het volk Israël werken vroeg. Dat blijkt onder andere uit de viering van het eerste Pascha in Exodus 12. Hoeveel geloof de Israëlieten ook hadden, zij moesten dat bloed van het geslachte lam aan de zijposten van de deuren strijken (Ex. 12 : 7). Deden zij dat niet, dan zou de eerstgeborene sterven (Ex. 12 : 13). Hun redding was gebaseerd op het vergoten bloed van een lam, maar dat bloed moest wel eerst worden aangebracht, zoals God het van hen vereiste. Vandaag de dag heeft Christus het aanbrengen van het bloed alreeds voor ons gedaan. Wij hoeven het alleen maar te geloven. Het Pascha toont al aan dat er onder de Wet wel degelijk werken van de mensen vereist werden. Wat we al vaker gezien hebben, is dat de Wet, die vervolgens in Exodus 20 wordt ingesteld, volledig bestaat uit werken. Galaten 3 : 12 laat heel duidelijk zien wat de werken der wet inhouden: “Doch de wet is niet uit het geloof; maar de mens, die deze dingen doet, zal daardoor leven”. Men kon onder de wet dus in vrede met God leven, door zich te houden aan de wet, terwijl de Heere door Paulus laat zien dat er tijdens de Gemeente-bedeling iets heel anders geldt, namelijk: “Want zovelen als er uit de werken der wet zijn, die zijn onder de vloek; want er is geschreven: Vervloekt is een ieder, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen.” (Gal. 3 : 10).
Met betrekking tot het behoud van de mens onder de wet, zegt de Heere tot Mozes in Exodus 34 : 6 – 7: “… Heere, Heere, God, barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid. Die de weldadigheid bewaart aan vele duizenden, Die de gerechtigheid, en overtreding, en zonde vergeeft; Die de onschuldige geenszins onschuldig houdt, …” Er was dus vergeving mogelijk, de offers en reinigingsmethoden waren er niet voor niets, maar toch zien we hier dat vergeving iets anders is dan de verlossing in Jezus Christus. Onze verlossing houdt in dat Jezus al onze zonden gedragen heeft en weggedaan heeft. Hier zien we dat onder de wet de zonde wel vergeven werd, maar dat de schuldige toch schuldig bleef… (zie ook Hebr. 10 : 4). De gelovigen in het Oude Testament onder de wet, waren dus wel vergeven, maar niet gerechtvaardigd en wederom geboren. Wel degelijk weer een verschil dus…
Saul
Saul was Israëls eerste koning. Saul was dan ook door de Heere gezalfd (1 Sam. 9 : 16). In het begin bleek dat Saul erg nederig was (1 Sam. 9 : 21), en kort nadat hij gezalfd was, kwam de Geest des Heeren op hem en hij profeteerde met de andere profeten (1 Sam. 10 : 6). Samuël vertelde hem dat God met hem zou zijn (1 Sam. 10 : 7). Alles met betrekking tot Saul leek tot op dit moment erg positief. Maar was Saul ook behouden? Het bewijs tot zover zou aantonen van wel. Hij had de Heilige Geest, hij profeteerde, en God was met hem. Een goed getuigenis, maar laten we verder gaan.
Nadat hij, door de Heilige Geest geleid, de Ammonieten verslagen had (1 Sam. 11 : 6, 11), begon Sauls karakter te veranderen. Ten eerste nam hij de taak van een priester op zich en offerde (1 Sam. 13 : 9), daarna had hij het volk bezworen met een vloek, waardoor het volk uiteindelijk tot zonde kwam, en waardoor hij eigenlijk zijn zoon Jonathan zou moeten laten sterven (1 Sam. 14 : 24, 32, 33, 44 – 46), en daarna volgde Saul het gebod van de Heere niet op om Amalek in zijn geheel te vernietigen (1 Sam. 15 : 3, 9). Uiteindelijk verwierp God Saul als koning (1 Sam. 15 : 23) en nam de Heere de Heilige Geest van Saul weg en gaf hem een boze geest terug (1 Sam. 16 : 14). De rest van Sauls leven bestond uit het proberen terug te krijgen van wat hij verloren had door zijn ongehoorzaamheid. Hij vervolgde David die zijn opvolger zou worden, en na het raadplegen van een waarzegster (1 Sam. 28 : 7, 8), pleegde hij uiteindelijk zelfmoord (1 Sam. 31 : 4). Stierf Saul gered? Alleen God weet het.
De Heere vertelde David dat hij zijn goedertierenheid van Saul had weggenomen (2 Sam. 7 : 15). Dit is zeker geen goede indicatie. We kunnen aan de hand van de Bijbel niet bewijzen of Saul nu uiteindelijk gered was of niet. Saul leefde onder de wet, en wanneer hij de dingen had gedaan, die de Heere van hem vroeg, was het aannemelijk geweest om te kunnen zeggen dat hij gered was. Maar door zijn rebellie en het verzaken van Gods opdrachten, kan hij heel goed van zijn gered zijn afgevallen zijn. Ook David maakte grote fouten in zijn leven, denk aan Bathseba, maar wel met het verschil dat hij duidelijk berouw toonde! Ook David had de wet gebroken, maar God had genade met hem! Dat is iets wat uit de Bijbel voor Saul niet blijkt! De Heilige Geest verliet Saul en kwam niet meer terug, behalve dan één keer ter bescherming van David (1 Sam. 19 : 23). Kan de Heilige Geest ons verlaten? Nee! Wij kunnen Hem wel bedroeven, maar wij als wedergeborenen zijn verzegeld tot de dag der verlossing (Ef. 4 : 30)! Al weer een verschil tussen Wet en Gemeente.
Andere voorbeelden
Er zijn nog vele voorbeelden meer aan te halen. Bijvoorbeeld de levens van Aäron, Simson, Joab en David. Maar voor zover hebben we genoeg voorbeelden gezien, om te beseffen dat de Heere in verschillende tijden op verschillende wijzen met mensen werkt, ook als het gaat om hun behoud. Daar waar mensen in het Oude Testament altijd afhankelijk waren van het feit hoe de Heere hun werken zou beoordelen, en zij meestal geen zekerheid hadden met betrekking tot hun behoud, spelen de werken in de Gemeente-bedeling geen rol met betrekking tot het wel of niet behouden zijn. Een ieder in deze tijd, die wederom geboren is, is behouden! Iemand, die stelt dat het behoud in het Oude Testament gelijk is aan het behoud in het Nieuwe Testament, kent de Bijbel gewoon weg niet! We zien dat het ook hier weer belangrijk is om de bedelingen te kennen.
Waarom is dit belangrijk om te weten?
Het voorgaande is des te meer belangrijk om te weten, omdat er verschillende Bijbelteksten zijn, die nogal eens door bepaalde Christelijke richtingen gebruikt worden om mensen hun zekerheid van het geloof af te pakken. Er zijn vele Christenen, bijvoorbeeld in Reformatorische en Rooms-katholieke kringen, die er helemaal niet zo zeker van zijn of zij wel behouden zijn. Veelal worden dan teksten uit Matthéüs, Handelingen of Hebreeën aangehaald om mensen hun zekerheid weg te nemen. Wij zullen gaan zien, dat wanneer we de passages in de context laten staan, in de bedeling waarvoor ze bedoeld zijn, dat deze passages meestal geen betrekking op de Gemeente-bedeling, op u en mij vandaag de dag, hebben.
Matthéüs 5 : 22
We zullen een paar teksten in Matthéüs bekijken. In Matthéüs 5 : 22 staat: “Doch Ik zeg u: Zo wie ten onrechte op zijn broeder toornig is, die zal strafbaar zijn door het gericht; en wie tot zijn broeder zegt: Raka! Die zal strafbaar zijn door de grote raad; maar wie zegt: Gij dwaas! Die zal strafbaar zijn door het helse vuur.” Dat is nog al wat… wanneer wij iemand dus een dwaas noemen, zijn wij strafbaar door het helse vuur! Of toch niet? Aan wie was dit vers, aan wie is deze passage gericht. Deze passage spreekt de Heere Jezus voor zijn kruisiging tegen de Joden. In het boek Matthéüs wordt de Heere Jezus ook afgeschilderd als de Koning der Joden. Het boek Matthéüs is een boek gericht aan de Joden. Jezus is immers de Koning der Joden, maar het Hoofd van de Gemeente! Er wordt in de Bijbel onderscheid gemaakt tussen het Koninkrijk van God en het Koninkrijk der hemelen! Het blijkt dat het Koninkrijk van God een geestelijk koninkrijk is (Rom. 14 : 17), en het Koninkrijk der hemelen blijkt het letterlijke Koninkrijk van Jezus op aarde te zijn, oftewel: het Duizendjarig Vrederijk! Jezus laat zien dat Hij in Matthéüs met name het Koninkrijk der hemelen proclameert. Dat vinden we ook in de context van Matthéüs 5 (zie vers 3). Matthéüs 5 : 22 is dus niet gericht aan gelovigen in de Gemeente-bedeling. Laten we eens kijken naar een uitspraak van Paulus in 1 Korinthe 15 : 35 – 36: “Maar, zal iemand zeggen: Hoe zullen de doden opgewekt worden, en met wat voor lichaam zullen zij komen? Gij dwaas, hetgeen gij zaait, wordt niet levend, tenzij dat het gestorven is.” Ziet u, Paulus noemde de mensen hier dwazen! Denkt u dat hij bang was dat hij naar de hel zou moeten? Laten we dan 2 Timótheüs 1 : 12 en 4 : 8 eens lezen: “Om welke oorzaak ik ook deze dingen lijd, maar word niet beschaamd; want ik weet, Wien ik geloofd heb, en ik ben verzekerd, dat Hij machtig is, mijn pand, bij Hem weggelegd, te bewaren tot die dag. (…) Voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige Rechter, in die dag geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen, die Zijn verschijning liefgehad hebben.” Paulus was niet bang dat hij in de hel terecht zou komen. Paulus was ten volle verzekerd van zijn behoud. En dat was de boodschap die hij door de Heilige Geest geleid in Gods Woord mocht laten opschrijven: de boodschap van Gods genade aan ons heidenen. Wat Jezus zei, in Matth. 5, was niet aan Christenen, maar aan Joden gericht. Deze boodschap zal weer zeer actueel worden wanneer het Joodse volk straks van de Grote Verdrukking over zal gaan naar het Duizendjarig Vrederijk.
“Gaat in door de enge poort”
Een andere tekst die nog wel eens gebruikt wordt in Christelijke kringen om mensen de schrik aan te jagen, is Matthéüs 7 : 13: “Gaat in door de enge poort; want wijd is de poort, en breed is de weg, die tot het verderf leidt, en velen zijn er, die door deze ingaan.” Weet u wat Jezus uitsprak: “Jezus zeide tot hem: Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven. Niemand komt tot de Vader, dan door Mij” (Joh. 14 : 6). Tevens zei Hij: “Ik ben de Deur; indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden; en hij zal ingaan en uitgaan, en weide vinden” (Joh. 10 : 9). Er bestaat geen twijfel over, Wie de Weg en de Deur is. De Weg en de Deur is Jezus Christus. U zegt: “we moeten nog steeds strijden om in te gaan”. Maar wanneer u wederom geboren bent, dan hebt u uw zonden beleden, dan hebt u Jezus aangenomen en bent u verzegeld met de Heilige Geest! Dan bent u dus binnen, en hoeft er wat uw behoud betreft niets gestreden te worden: Jezus heeft het voor u gedaan!
De zonde tegen de Heilige Geest
Ook een tekst die vele Christenen angst kan aanjagen is de tekst die gaat over de zonde tegen de Heilige Geest. In Matthéüs 12 : 32 staat: “En zo wie enig woord gesproken zal hebben tegen de Zoon des mensen, het zal hem vergeven worden; maar zo wie tegen de Heilige Geest zal gesproken hebben, het zal hem niet vergeven worden, noch in deze eeuw, noch in de toekomende.” Dit wordt ook wel eens bestempeld als de zonde die niet te vergeven is, en velen maken zich er vandaag de dag druk om, met name in de Charismatische kringen. Waarom? Omdat zij altijd de nadruk leggen op de Heilige Geest in plaats van op Jezus Christus. In Johannes 14 – 16 maakt de Heere Jezus duidelijk dat wanneer de Heilige Geest zal komen, Hij zal getuigen van Hem (Jezus Christus) en zal de toekomende dingen verkondigen. Het werk van de Heilige Geest is het verheerlijken van Jezus Christus. Deze zonde, die niet te vergeven is, wordt heel duidelijk uitgelegd in Markus 3 : 29 – 30: “Maar zo wie gelasterd zal hebben tegen de Heilige Geest, die heeft geen vergeving in eeuwigheid, maar hij is schuldig aan het eeuwig oordeel. Want zij zeiden: Hij heeft een onreine geest.” De zonde tegen de Heilige Geest is dus begaan door de Schriftgeleerden van Jezus’ dagen die onder de wet waren. Toen zij Hem zagen en Zijn werken, zeiden zij: “Hij heeft een onreine geest!” Die zonde is niet te vergeven! Wanneer we dan terug gaan naar Matthéüs 12, dan zien we, in de context van vers 32, vers 24, waar staat: “Maar de Farizeeën, dit gehoord hebbende, zeiden: Deze werpt de duivelen niet uit, dan door Beëlzebul, de overste der duivelen.” De ‘niet-te-vergeven-zonde’ is helemaal niet gericht aan de Christenen van de gemeente-bedeling. U hoeft zich geen zorgen te maken dat u een zonde zou kunnen begaan, die u van uw behoud berooft. Wanneer u wederom geboren bent, bent u voor tijd en eeuwigheid geborgen in Christus Jezus!
Judas ging toch ook verloren?
Misschien denkt er iemand slim te zijn, en die zegt: “En Judas dan? Hij was een volgeling van Jezus, en toch staat er van hem in Handelingen 1 : 25: Om te ontvangen het lot van deze bediening en van het apostelschap, waarvan Judas afgeweken is, dat hij heenging in zijn eigen plaats.” Dat klopt Judas is afgeweken, maar was hij ooit een echte volgeling van Jezus, in die zin, dat hij Jezus erkende als zijn Heere? Weet u wat er tevens van Judas geschreven staat in Johannes 6 : 70? “Jezus antwoordde hun: Heb Ik niet u twaalf uitverkoren? En één uit u is een duivel.” Ziet u wat daar staat? Daar staat niet dat Judas door de duivel bezeten was, of vervuld was met een boze geest. Daar staat heel duidelijk dat JUDAS EEN DUIVEL WAS! EEN DUIVEL! Raakte Judas zijn behoud kwijt? Bedoelt u soms dat hij een geredde duivel was? Judas was niet behouden, hij ging naar zijn eigen plaats, aldus Handelingen 1 : 25.
Nogmaals, wanneer u wederom geboren bent, bent u TOTAAL VRIJGEKOCHT door Jezus Christus. U bent behouden! Wanneer u de Bijbel in de juiste context leest, en op een rechte wijze verdeelt, zult u zich die zekerheid nooit laten ontfutselen, door wat voor een ‘Theoloog’ dan ook!