Eén beek of twee beken? (n.a.v. Ezech. 47 : 9)


In Ezechiël 47 : 9 staat geschreven: "Ja, het zal geschieden, dat alle levende ziel, die er wemelt, overal, waarheen een der twee beken zal komen, leven zal, en daar zal zeer veel vis zijn, omdat deze wateren daarheen zullen gekomen zijn, en zij zullen gezond worden, en het zal leven, alles, waarheen deze beek zal komen". De King James 1611 spreekt over "the rivers", oftewel "de rivieren". In de nieuwe vertalingen staat hier vaak wat anders. Als voorbeeld nemen we de NBV. In de NBV staat in Ezech. 47 : 9 geschreven: "Het zal er wemelen van levende wezens, overal waar de rivier stroomt komt leven, er zal vis zijn in overvloed. Als dit water in de Dode Zee aankomt wordt het water daar zoet; overal waar de rivier stroomt komt leven".

Even buiten het feit dat hier over de Dode Zee gesproken wordt, waarvan in het Hebreeuws geen sprake is (voor de "grondtekst-liefhebbers"), confronteert de Statenvertaling de lezers "natuurlijk" met "een probleem": Hoe kan er nu eerst over "één der twee beken" gesproken worden, en later in hetzelfde vers over "deze beek"? De nieuwe vertalingen hebben dit probleem voor de lezer "opgelost", want men heeft "twee beken" vervangen door "de rivier". Beter toch?

En toch is hetgeen in de Statenvertaling staat goed! Wij mensen zijn er al zo aan gewend dat Gods Woord beter vertaald kan worden, dat we schijnbaar klakkeloos deze "verbetering" accepteren. Maar bij nader bestuderen blijkt het geen verbetering te zijn. De "Scofield Study Bible" maakt bij het woordje "rivers" de volgende opmerking: "Heb. two rivers" [1] oftewel: "twee rivieren". Overigens wordt deze opmerking ook gemaakt in de oorspronkelijke editie van de King James 1611 [2]. En dat is dus exact zoals de Statenvertaling het weergeeft.

Waarom heeft men er "de rivier" van gemaakt? En dan gaat het niet zozeer om de verandering van "beek" in "rivier", maar om de verandering van de meervoud "twee beken" in het enkelvoud "de rivier". Eén van de redenen is dat men de context verkeerd uitlegt. Vaak plaatst men het Nieuwe Jeruzalem van Openb. 21 in het Duizendjarig Vrederijk, of men zegt dat Ezech. 47 over de nieuwe hemel en de nieuwe aarde gaat. En in Openb. 22 : 1 is sprake van "een zuivere rivier van het water des levens". Dat is één rivier! Dus moet het in Ezech. 47 ook één rivier zijn. Zo beschrijft Ezech. 48 : 30 – 35 tevens een stad met twaalf poorten, genoemd naar de twaalf stammen van Israël. Drie poorten bevinden zich aan elke zijde van de stad. En dat lijkt toch wel behoorlijk op de beschrijving van het Nieuwe Jeruzalem in Openbaring. Daarnaast staat er in Openb. 22 : 2 het volgende: “…en op de ene en de andere zijde der rivier was de boom des levens, voortbrengende twaalf vruchten”, terwijl er in Ezech. 47 : 7 staat: “Toen ik weerkeerde, ziet zo was er aan de oever van de beek zeer veel geboomte, aan deze en aan gene zijde”. Overal waar deze beek komt, wordt alles gezond.

Beide Schriftgedeelten (Ezech. 47 en Openb. 22) horen echter niet bij elkaar! Ondanks enkele overeenkomsten zijn er ook duidelijke verschillen! Ezechiël 40 – 43 beschrijft heel duidelijk de aanwezigheid van een tempel! En dan wordt er gezegd dat in de tempel, in het huis, “de heerlijkheid des Heeren” is (Ez. 43 : 4), en “dit is de plaats van Mijn troon…” (Ezech. 43 : 7). En dat terwijl er in het Nieuwe Jeruzalem geen tempel is (Openb. 21 : 22), en dat terwijl de troon van God en van het Lam in de eeuwigheid in het Nieuwe Jeruzalem is, dus niet in een tempel (Openb. 22 : 3)! Tevens lezen we dat de “rivier van het water des levens” (één rivier, enkelvoud!) van Openb. 22 : 1 voortkomt uit de troon van God en van het Lam, en zich bevindt in het Nieuwe Jeruzalem. Terwijl er in Ezech. 47 : 1 wateren (twee beken, Ezech. 47 : 9, meervoud!) onder de dorpel van de tempel vandaan komen. Naast de rivier van het water des levens, vindt men “de boom des levens”, ook weer in het Nieuwe Jeruzalem. En dat terwijl Ezech. 47 : 7 spreekt over zeer veel geboomte. Vervolgens verspreidt de beek van Ezech. 47 : 8 – 11 (en Zach. 14 : 8!) zich over het land vanaf de dode zee tot de Middellandse Zee, terwijl de rivier van het water des levens  zich in het Nieuwe Jeruzalem bevindt.

De context van Ezech. 40 – 48 begint dan ook met Ezech. 39. In Ezech. 39 : 17 en 18 staat geschreven over het avondmaal van de grote God ( vergelijk met Openb. 19 : 17, 18). Ezech. 39 : 22 spreekt over het moment dat het huis Israëls van die dag af en voortaan de Heere zal kennen. Hier lezen we over het ingaan van het Nieuwe Verbond voor Israël (Jer. 31 : 31 – 34; Hebr. 8 : 8 – 12), dat begint met de uitstorting van de Heilige Geest op Israël, nadat de Heere is teruggekomen, aan het eind van de Grote Verdrukking, aan het begin van het Duizendjarig Vrederijk! Het uitstorten van de Geest staat beschreven in Ezeh. 39 : 29, en dat komt geheel overeen met de profetie in Joël 2 : 28 – 32. Met andere woorden: Ezech. 39 beschrijft het begin van het Duizendjarig Vrederijk. En wat we in Ezech. 40 – 48 lezen, gaat over de indeling van het land Israël, de stad Jeruzalem en de tempel, die er gedurende het Duizendjarig Vrederijk zijn. We lezen in Ezechiël over de Vorst (de Heere Jezus!), Die in de tempel zetelt, en Die zal offeren (Ezech. 44 : 3 en 45 : 17). Het gaat allemaal over het Koninkrijk van Jezus in Israël (op aarde) gedurende de duizend jaren, terwijl Openb. 21 en 22 over de nieuwe hemel en de nieuwe aarde spreken, waarin het Nieuwe Jeruzalem zal afdalen naar de nieuwe aarde. Dat is ná het Duizendjarig Vrederijk(!) en ná het Laatste Oordeel (Openb. 20)! De boom des levens en de rivier van het water des levens bevinden zich in dat Nieuwe Jeruzalem. Die zaken moeten we niet door elkaar gaan halen. Hetgeen in het Duizendjarig Vrederijk op aarde aanwezig is, lijkt zóveel op hetgeen er in de nieuwe hemel en op de nieuwe aarde zijn zal, dat het een type is van hetgeen komen gaat, zoals veel dingen in het Oude Testament óók vooruit wijzen naar de toekomst (Kol. 2 : 16, 17).

In het boek van Clarence Larkin, "The Greatest Book on Dispensational Truth in the World" is een mooie afbeelding opgenomen hoe het water ontspringt in de tempel en zich later in Jeruzalem verdeelt in twee beken [3]. De ene richting de Dode Zee. De andere richting de Middellandse Zee.
Zie de afbeelding.

 

De twee beken in het Duizendjarig Vrederijk. Bron: zie voetnoot 3.

 

Dit is precies overeenkomstig de beschrijving van Ezech. 47 en Zach. 14 : 8. In Zach. 14 : 8 staat gesschreven: "Ook zal het te dien dage geschieden, dat er levende wateren uit Jeruzalem vlieten zullen, de helft van die naar de oostelijke zee, en de helft van die naar de achterste zee aan; zij zullen des zomers en des winters zijn". Zo kan er dus sprake zijn van een beek, en tegelijkertijd van twee beken! Deze rijkdom vinden we in de Statenvertaling en de King James 1611! Deze rijkdom wordt wegvertaald in de nieuwe vertalingen! De nieuwe vertalingen zijn geen verbeteringen van Gods Woord! Integendeel, in de nieuwe vertalngen worden delen van Gods Woord weggelaten, of er worden elementen toegevoegd. Opnieuw is bewezen dat de Heere Zijn Woord voor ons bewaard heeft in de Reformatie-tekst van de Statenvertaling en de King James 1611.


[1] 'The Scofield Study Bible', Rev. C.I. Scofield, D.D. et al., Oxford University Press, New York, U.S.A., 1917, 1945, blz. 895.
[2] 'The Holy Bible, 1611 Edition', A word for word reprint of the First Edition of the Authorized Version presented in roman letters for easy reading and comparison with subsequent editions, Thomas Nelson Publishers, Nashville, U.S.A., zie bij Ezech. 47 : 9.
[3] 'The Greatest Book on Dispensational Truth in the World', Clarence Larkin, Rev. Clarence Larkin Est., Glenside, U.S.A., blz. 93½.