De nieuwe hemel en de nieuwe aarde




Inleiding

In een andere studie hebben we stilgestaan bij de wedergeboorte van de aarde. We hebben gezien dat wanneer de Heere Jezus Christus, na de Grote Verdrukking, terugkomt, dat Hij Zijn Koninkrijk zal oprichten. We hebben gezien dat de aarde hersteld zal worden. Er zal voldoende te eten en te drinken zijn, er zal geen oorlog meer zijn, de wilde dieren zullen in harmonie met elkaar leven, en kinderen zullen met ze spelen. Kortom de aarde zal wederom geboren worden.

We zagen dat de mens in het Duizendjarig Vrederijk nog steeds zijn oude natuur heeft, maar dat deze als het ware onderdrukt wordt door de Koning der koningen, Die met ijzeren roede regeert. Wanneer de satan dan nog eenmaal losgelaten wordt, lukt het hem nog vele volken achter zich aan te krijgen, in opstand tegen Koning Jezus en de heiligen in de stad Jeruzalem (zie ook Jes. 26 : 9 – 11). En dan zegt Openb. 20 : 9: “En zij zijn opgekomen op de breedte der aarde, en omringden de legerplaats der heiligen, en de geliefde stad; en er kwam vuur neer van God uit de hemel, en heeft hen verslonden”. Met dit vuur, wat neerkomt en de vijanden verslindt, zien we dat de duivel in de poel des vuurs geworpen wordt (Openb. 20 : 10), en dat het Laatste Oordeel van de Grote Witte Troon plaatsvindt (Openb. 20 : 11 – 15). Daarna komen de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, die beschreven worden in Openb. 21 – 22 : 5. In deze studie zullen we daar verder bij stil staan.

 

Het Laatste Oordeel

We zien in Openb. 20 : 11 – 15 hoe de Bijbel het Laatste Oordeel beschrijft, het oordeel dat, overeenkomstig vers 11, ook wel het oordeel van de Grote Witte Troon genoemd wordt. Mensen worden bij dat oordeel op hun werken beoordeeld. En dit oordeel loopt uit op de tweede dood (Openb. 20 : 6, 14). De Gemeente is al eerder opgenomen, want zij heeft deel aan de eerste Opstanding. De tweede dood heeft geen macht over de Gemeente. En wanneer u wederom geboren bent, en dus deel van Jezus Christus’ Gemeente, dan heeft de tweede dood ook geen macht over u. De Gemeente wordt bij de Grote Witte Troon dan ook niet geoordeeld, maar degenen die vallen onder “de overigen der doden” (Openb. 20 : 5), oftewel: dit zijn in ieder geval de overleden ongelovigen van deze bedeling (de Gemeente-tijd)! Het oordeel van de Grote Witte Troon is het Grote Oordeel van de ongelovigen. Ook zij zullen opstaan, maar zij zullen opstaan om geoordeeld te worden, en zullen doorverwezen worden naar de poel des vuurs, naar de eeuwige pijn (Openb. 20 : 15). Dat is de waarschuwing die de Heere in Zijn Woord aan alle mensen geeft! Zonder Jezus komt u niet bij God in de hemel. Op grond van uw werken krijgt u als ongelovige een gradatie in de hel! Wees gewaarschuwd!

 

Alles loopt uit op een grote ‘knal’…

In Openb. 20 : 11 staat: “En ik zag een Grote Witte Troon, en Hem, Die daarop zat, van Wiens aangezicht de aarde en de hemel wegvluchtten, en geen plaats is voor die gevonden”. Het eerst volgende, wat we in Openb. 21 : 1 lezen, luidt: “En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; want de eerste hemel, en de eerste aarde was voorbijgegaan, en de zee was niet meer”. Bij de laatste opstand, komt er dus vuur van de hemel, dat de vijanden verslindt, en vervolgens vluchten de aarde en de hemel voor Gods aangezicht en vindt het Laatste Oordeel plaats. En dan is er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde! Het vuur, wat bij die laatste opstand naar beneden komt, is dus de vervulling van wat er in 2 Petr. 3 : 10 geschreven staat: “Maar de dag des Heeren zal komen als een dief in de nacht, in welke de hemelen met een gedruis zullen voorbijgaan, en de elementen branden zullen en vergaan, en de aarde en de werken, die daarin zijn, zullen verbranden”. Hier zien we dat de satan alles omdraait! In de evolutie-theorie, wat een aanval is op de Schepping door God in Genesis en op het bestaan van God, begint alles met een enorme oerknal. En daarna wordt alles beter, zegt men. De New Age leert in navolging hiervan dat de mens uiteindelijk god zal zijn. De Bijbel laat echter zien dat God alles goed maakte, dat door de zondeval alles degenereert, en uiteindelijk zullen deze hemel en deze aarde eindigen in een grote knal. En daarna geeft God een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. 2 Petr. 3 : 12 en 13 gaan verder met: “Verwachtende en haastende tot de toekomst van de dag Gods, in welke de hemelen, door vuur ontstoken zijnde, zullen vergaan, en de elementen brandende zullen versmelten. Maar wij verwachten, naar Zijn belofte, nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, in welke gerechtigheid woont”. Dat is het moment dat er met de dood en de hel wordt afgerekend. De hel, dat zich in het hart der aarde bevindt (Jes. 14 : 15; Openb. 9 : 1 – 3; Spr. 30 : 16; Matth. 12 : 40; Hand. 2 : 27, 31), wordt samen met de dood geworpen in de poel des vuurs (Openb. 20 : 14).

 

De poel des vuurs… tot in alle eeuwigheid

Er zullen in de eeuwigheid geen dood, geen rouw, geen tranen meer zijn (Openb. 21 : 4). Maar dat houdt niet in dat de poel des vuurs verdwijnt! Want in Openb. 21 : 8 staat: “Maar de vreesachtigen, en ongelovigen, en gruwelijken, en doodslagers, en hoereerders, en tovenaars, en afgodendienaars, en al de leugenaars, hun deel is in de poel, die daar brandt van vuur en sulfer; hetwelk is de tweede dood”. En Openb. 20 : 10 is dan duidelijk genoeg: “…en zij zullen gepijnigd worden dag en nacht in alle eeuwigheid”.

In het Koninkrijk is geen pijn, geen dood, geen rouw. Maar in die poel des vuurs blijkt niets anders dan tranen, pijn en knersing van tanden te zijn. In die poel des vuurs bevinden zich, zoals Openb. 21 : 8 laat zien, niet alleen de gruwelijken, doodslagers, hoereerders, etc., maar ook de ongelovigen! Natuurlijk verwijst dit naar de ongelovigen uit de Grote Verdrukking en het Duizendjarig Vrederijk, maar ook naar de ongelovigen van de Gemeente-bedeling, die niet eerder worden opgewekt dan het oordeel van de Grote Witte Troon, en die zullen eindigen in de poel des vuurs. In feite zien we hier dat God de ongelovigen op één lijn stelt met de gruwelijken, de doodslagers, de hoereerders, de afgodendienaars, de tovenaars, de vreesachtigen en de leugenaars. ‘Goed doen’ kan een mens niet redden! En de ongelovige, die denkt alles zelf wel te kunnen, want hij kijkt om naar de armen, hij is sociaal, hij doet zijn werk goed, hij is trouw aan zijn echtgenote, etc., stelt God op één lijn met o.a. de hoereerders, de leugenaars en de afgodendienaars! Waarom? Omdat niemand de Wet kan houden! Niemand is volmaakt, er is er niet één die goed doet, zegt de Bijbel (Rom. 3 : 12). En: wanneer iemand door de Wet behouden wil worden, zal hij alle geboden moeten doen, want zegt Jak. 2 : 10: “Want wie de gehele wet zal houden, en in één zal struikelen, die is schuldig geworden aan alle”. Voor de zonden van de ongelovige is wel betaald, maar de ongelovige heeft het volbrachte werk niet aangenomen. Hij is dan ook niet gerechtvaardigd in Jezus Christus (2 Kor. 5 : 21)! Wanneer hij liegt, begaat hij zonde en is schuldig aan de hele wet. De ongelovige is in Gods ogen schuldig aan alle geboden, en God stelt de ongelovige daarmee op één lijn met een hoereerder, een afgodendienaar, een leugenaar, een vreesachtige! Maar hoe zit het dan met de wederom geboren gelovige? Aangezien wij niet volmaakt zijn, en zondigen in ons vlees besloten ligt (Rom. 7 : 13 – 26), is de Heere Jezus voor ons tot een vloek geworden, en Hij heeft ons daarmee verlost van de vloek der wet (Gal. 3 : 13). Wanneer wij ons vertrouwen stellen in Zijn vergoten bloed voor ons leven, ziet God ons in Christus gerechtvaardigd aan (2 Kor. 5 : 21). Met andere woorden: ons vlees verleidt ons tot zonde (wij kunnen dus zondigen), maar in Christus zijn we behouden! Belijden wij onze zonden niet, dan moeten we dat voor de Rechterstoel van Christus wegdragen, maar we zijn wel behouden (1 Kor. 3 : 14, 15); wel zullen we daardoor schade lijden, en een deel van de erfenis (het loon) missen. Een wedergeboren Christen kan hoererij begaan (als zonde), maar is niet gelijk aan een hoereerder! Een Christen kan liegen (zonde begaan), maar is geen leugenaar. Als gevolg van het begaan van de zonde kan een wedergeboren Christen veel verliezen, maar hij is en blijft een Christen en is behouden. De ongelovige is echter verweven met de zonde, en komt uiteindelijk in de poel des vuurs. Tenzij hij tot geloof komt, het volbrachte werk aanneemt, want dan wordt ook zijn vlees losgesneden van zijn ziel: de geestelijke besnijdenis van Kol. 2 : 10 en 11.

 

Welke zee gaat er verdwijnen?

In Openb. 21 : 1 staat geschreven: “en de zee was niet meer”. Veel uitleggers stellen dan dat er geen zee meer zijn zal op de aarde, doordat de hemel en de aarde vergaan zijn door vuur. Zij bedoelen dan dat er geen Atlantische Oceaan meer zal zijn, en geen Noordzee, etc. Maar het gevolg van het feit dat er geen zee meer is, lezen we in Openb. 21 : 2: “En ik, Johannes, zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, neerdalende van God uit de hemel, toebereid als een bruid, die voor haar man versierd is”. Wanneer Openb. 21 : 1 zegt dat er geen zee meer is, dan gaat het daar absoluut niet over de oceanen en zeeën op aarde, maar dan gaat het over de grote bevroren waterlaag, die het heelal (de tweede hemel) scheidt van de derde hemel, de woonplaats van God. In de studie over “hemel en hel” is uitgewerkt hoe God scheiding maakte tussen de wateren en de wateren (Gen. 1), en dat Hij daartussen het uitspansel met de aarde, de zon, de maan en de sterren maakte. De waterlaag, die ons uitspansel of heelal momenteel scheidt van Gods woonplaats, de derde hemel, is bevroren. En wanneer Johannes wordt opgenomen in de hemel (Openb. 4 : 1), dan ziet hij, hetgeen er geschreven staat in Openb. 4 : 6: “En voor de troon was een glazen zee, kristal gelijk…”. Het is die “glazen zee” waar het in Openb. 21 : 1 om gaat, die zee gaat verdwijnen! In Psalm 102 : 26 en 27 lezen we over de hemelen: “Gij hebt eertijds de aarde gegrond, en de hemelen zijn het werk Uwer handen; die zullen vergaan, maar Gij zult staande blijven; en zij alle zullen als een kleed verouden; Gij zult ze veranderen als een gewaad, en zij zullen veranderd zijn.” En zo staat er in Jes. 34 : 4: “En al het heer der hemelen zal uitteren, en de hemelen zullen toegerold worden, gelijk een boek [denk hierbij aan een boekrol] …”. Wat we hier lezen, zegt met andere woorden, wat we in 2 Petrus 3 gelezen hebben: de aarde en de hemelen zullen vergaan. Er zal geen glazen zee meer zijn, want de scheiding, die er was tussen de derde hemel en ons heelal, zal verdwijnen, het zal toegerold worden als een boekrol. Vervolgens zal het Nieuwe Jeruzalem naar de nieuwe aarde toekomen.

 

God is bij de mensen

Vervolgens zegt Openb. 21 : 3: “En ik hoorde een grote stem uit de hemel, zeggende: Ziet de tabernakel Gods is bij de mensen, en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn, en God Zelf zal bij hen en hun God zijn”. Openb. 22 : 3 zegt daar nog over: “En geen vervloeking zal er meer tegen iemand zijn; en de troon van God en van het Lam zal daarin zijn, en Zijn dienstknechten zullen Hem dienen”. Het Koninkrijk, dat met het Duizendjarig Vrederijk begint, zal geen einde kennen. Weliswaar komt er die opstand, als de satan nog een korte tijd wordt losgelaten, en als zij optrekken naar de heiligen en de geliefde stad, waar Jezus Koning is (Openb. 20 : 9). Maar dan grijpt God in, en verteert ze, en het Koninkrijk van Jezus gaat verder. We hebben gezien dat bij Jezus’ geboorte werd geprofeteerd dat Hij Koning zal zijn over het huis Jakobs, “en aan Zijn Koninkrijk zal geen einde zijn” (Luk. 1 : 33). Zo staat er in Jes. 9 : 6 over het Kind (Jes. 9 : 5), Dat geboren is: “Aan de grootheid van deze heerschappij en van de vrede zal geen einde zijn op de troon van David en in Zijn Koninkrijk…” Maar er staat toch ook een tekst in de Bijbel, dat God “alles in allen” zal zijn? Inderdaad. We vinden deze tekst in 1 Kor. 15 : 24 – 28: “Daarna zal het einde zijn, wanneer Hij het Koninkrijk aan God en de Vader zal overgegeven hebben; wanneer Hij te niet gedaan zal hebben alle heerschappij, en alle macht en kracht, want Hij moet als Koning heersen, totdat Hij al de vijanden onder Zijn voeten zal gelegd hebben. De laatste vijand, die te niet gedaan wordt, is de dood. Want Hij heeft alle dingen Zijn voeten onderworpen. Doch wanneer Hij zegt, dat Hem alle dingen onderworpen zijn, zo is het openbaar, dat Hij uitgenomen wordt, Die Hem alle dingen onderworpen heeft. En wanneer Hem alle dingen zullen onderworpen zijn, dan zal ook de Zoon Zelf onderworpen worden aan Hem, Die Hem alle dingen onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen”. Inderdaad, dit staat geschreven. Maar Openbaring 21 en 22 maken duidelijk hoe dit zal zijn. Wanneer het Nieuwe Jeruzalem naar de aarde afdaalt, zal daarin de “troon van God en van het Lam” aanwezig zijn! Jezus Christus zit nu aan de rechterhand van de troon van God (Hebr. 12 : 2). Terwijl de Vader in de derde hemel is, komt de Zoon met de Tweede Komst naar de aarde, en Hij zal zitten op de Troon van Zijn heerlijkheid in Jeruzalem (Matth. 25 : 31). Maar dan, wanneer de nieuwe hemel en de nieuwe aarde er zijn, en het Nieuwe Jeruzalem naar beneden komt, dan is daarin de “troon van God en van het Lam”. Daar waar de Drie-eenheid wel één is in het Duizendjarig Vrederijk, maar twee Personen van die eenheid zich op verschillende plaatsen manifesteren, daar zal in de eeuwigheid de Drie-eenheid Zich ook als eenheid manifesteren. De Bijbel spreekt dan ook niet van twee tronen, maar van de “troon van God en van het Lam”.

 

Het Nieuwe Jeruzalem: de verblijfplaats van de Gemeente

We lezen we in Openb. 21 : 2 dat het Nieuwe Jeruzalem “toebereid is als een bruid”. En in Openb. 21 : 9 zegt een engel tegen Johannes: “…Kom herwaarts, ik zal u tonen de Bruid, de Vrouw des Lams”. En vervolgens ziet Johannes “de grote stad, het heilige Jeruzalem, neerdalende uit de hemel van God” (Openb. 21 : 10). Velen zeggen, vanwege het feit dat Jeruzalem de hoofdstad van Israël is, dat in die zin Israël de bruid van het Lam is, of de vrouw van het Lam is. Inderdaad vinden we in de Bijbel de verwijzingen dat Israël de vrouw van God is (Hos. 2 : 18 – 22; Jes. 54 : 5, 6)! Maar we vinden nooit de verwijzing dat Israël de vrouw van het Lam is! Het aardse Jeruzalem is dan wel de hoofdstad van Israël, maar het hemelse, het Nieuwe Jeruzalem, is de woonplaats van God, en is de woonplaats van hen die in Christus zijn. Het Nieuwe Jeruzalem is de woonplaats van de Gemeente! De relatie van de Heere Jezus en de Gemeente wordt in Ef. 5 vergeleken met de relatie tussen man en vrouw in het huwelijk. Vandaar dat in de hemel in Openb. 19, vlak voor de Tweede Komst, reeds het huwelijk, de Bruiloft van het Lam, kan plaatsvinden. De Gemeente is opgenomen, is voor de Rechterstoel van Christus verschenen, en kan huwen met haar Man, Jezus Christus. Om de binding van de Gemeente met het Nieuwe Jeruzalem te onderstrepen, vinden we bijv. in Gal. 4 : 26 dat tegen de Gemeente van Jezus Christus gezegd wordt: “Jeruzalem, dat boven is, dat is vrij, hetwelk is ons aller moeder”. Het Nieuwe Jeruzalem is dus de verblijfplaats, die bereid is voor de bruid van het Lam, die in Openb. 21 en 22 alreeds getrouwd is. Vandaar dat Openb. 21 : 9 ook spreekt over “de Bruid, de Vrouw des Lams”. Een verblijfplaats voor ons bereid? Ja! En dat is exact wat de Heere Jezus Zijn volgelingen beloofde, toen Hij sprak dat Hij naar de Vader zou gaan. In Joh. 14 : 2 – 4 staat: “In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen; anderszins zo zou Ik het u gezegd hebben; Ik ga heen om u plaats te bereiden. En zo wanneer Ik heen zal gegaan zijn, en u plaats zal bereid hebben, zo kom Ik weer en zal u tot Mij nemen, opdat gij ook zijn moogt, waar Ik ben. En waar Ik heenga, weet gij, en de weg weet gij”. Dat is exact waar wij als Gemeente op wachten. Niet de Grote Verdrukking en de antichrist, die we als tekenen der tijden wel zien aankomen, maar wij verwachten het moment dat de Heere Jezus ons zal komen ophalen, in een punt van de tijd, in een ogenblik, en dat Hij ons zal thuisbrengen. Vanaf dat moment is het Nieuwe Jeruzalem ons Thuis! En na het Duizendjarig Vrederijk zal het afdalen naar de nieuwe aarde, en wij als Gemeente zullen er wonen.

 

Wij zullen zien aangezicht tot aangezicht

God zal bij de mensen zijn! En dan staat er in Openb. 21 : 4: “En God zal alle tranen van hun ogen afwissen; en de dood zal niet meer zijn; noch rouw, noch gekrijt, noch moeite zal meer zijn; want de eerste dingen zijn weggegaan. En Die op de troon zat, zeide: Ziet, Ik maak alle dingen nieuw. En Hij zeide tot mij: Schrijf, want deze woorden zijn waarachtig en getrouw”. Het zal dus letterlijk een hemel op aarde zijn! Geen dood, geen rouw, geen tranen, geen moeite zal er meer zijn. Ja, Zijn dienstknechten zullen Zijn aangezicht zien (Openb. 22 : 4). Tegen de Gemeente wordt echter gezegd, dat wij “nu zien door een spiegel in een duistere rede, maar alsdan zullen wij zien aangezicht tot aangezicht; nu ken ik ten dele, maar alsdan zal ik kennen, gelijk ook ik gekend ben” (1 Kor. 13 : 12). Het is niet voor niets dat er staat dat wij “door een spiegel” zien. Die “glazen zee”, kristal gelijk, die scheidt ons van de derde hemel en van het aangezicht van God. Maar als die barrière weggenomen is, zullen wij zien van aangezicht tot aangezicht! Onze kennis is nu ten dele. Alles wat wij moeten weten, hebben wij geopenbaard gekregen in het Woord van God. We mogen het bestuderen, en als we dat op een rechte manier verdelen, zullen we niet beschaamd uitkomen (2 Tim. 2 : 15), zegt dat Woord van God. Maar in de toekomst, als wij van aangezicht tot aangezicht zien, als wij de Heere Jezus gelijkvormig zijn, dan zal ook onze kennis volkomen zijn. Dan zijn al onze menselijke problemen, al onze menselijke vragen opgelost. En dat begint voor de Gemeente natuurlijk duizend jaar eerder dan de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, dat begint voor ons met de Opname van de Gemeente! Uiteindelijk zal Zijn Naam op onze voorhoofden staan, en zullen wij voor eeuwig als koningen heersen. Wij zullen Hem dienen (Openb. 22 : 3 – 5)!

 

Overweldigend mooi en groot

Over het Nieuwe Jeruzalem staat geschreven in Openb. 21 : 11 – 22 : 5. We lezen in dat gedeelte over de stad met de straten van goud, de stad die blinkt als kristal. En er staat in vers 16: “En de stad lag vierkant, en haar lengte was zo groot als haar breedte. En hij mat de stad met de rietstok op twaalf duizend stadiën; de lengte, en de breedte, en de hoogte ervan waren even gelijk”. Hebt u er wel eens bij stilgestaan hoe groot die stad eigenlijk is? Twaalf duizend stadiën! Een stadie is een oude Griekse maat-eenheid, en die blijkt gelijk te staan met circa 180 meter[1]. Maar dan bedraagt 12.000 stadiën = (12.000 x 180 m)/1000 = 2160 km! Zowel de lengte, als de breedte is ongeveer 2160 km! Op de kaart van Europa zouden dan Engeland, een deel van Scandinavië, een deel van Polen, Duitsland, Tsjechië, Frankrijk en een deel van Spanje daarbinnen vallen. Steden als Amsterdam, Brussel, Londen, Madrid, Berlijn, Wenen, Praag en Stockholm zijn dan spelden in een hooiberg! Zie onderstaande figuur. En dan te bedenken dat wij denken in lengte en breedte, maar de Bijbel zegt dat óók de hoogte van die stad circa 2160 km zal zijn! Stelt u zich eens voor, zo’n grote stad van goud, kristal gelijk, met parels in de poorten, en de fundamenten met kostbare gesteenten ingelegd, dat naar de nieuwe aarde toekomt! Wat moet dat een schitterend gezicht zijn!

 

Pas op voor het vergeestelijken van de Bijbel!

We hebben reeds gezien dat wij in onze tijd nog niet van aangezicht tot aangezicht zien. Wij zien nu nog “door een spiegel in een duistere rede”. Echter wat wij moeten weten, heeft de Heere ons geopenbaard door Zijn Woord. In Openb. 21 : 5 krijgt Johannes nota bene de opdracht: “Schrijf, want deze woorden zijn waarachtig en getrouw”. Gods Woord is de Waarheid (Joh. 17 : 17). Past u alstublieft op voor de theologen die, met name bij het boek Openbaring, altijd om het hardst roepen dat het een symbolisch boek betreft. We hebben daar in de studie over het Duizendjarig Vrederijk, waar het ging over de duizend jaren, al bij stilgestaan, en gezien dat wanneer de Heere in Zijn Woord symboliek gebruikt, Hij dat ook uitlegt in Zijn Woord! Gods Woord is waarachtig en getrouw. Oók het boek Openbaring (Openb. 21 : 5)! Wij moeten het Woord niet onnodig vergeestelijken!

Wanneer we Gods Woord niet bewaren, en er aan toevoegen of er van af doen, door bijvoorbeeld het Woord overal naar willekeur symbolisch te maken, en daardoor ondergeschikt aan onze eigen uitleg (2 Petr. 1 : 20), dan komen we uiteindelijk op rare straten uit. Een goed voorbeeld kunnen we vinden in het boek “Openbaring van Jezus Christus” van Wim Malgo. Hij schrijft over het Nieuwe Jeruzalem het volgende:

‘Velen vatten de beschrijving van Johannes niet geestelijk, maar stoffelijk op, doch dat is fundamenteel verkeerd, want de Heerlijkheid, die aan ons openbaar moet worden, is nog niet openbaar. Als Johannes dus over de Stad met de gouden straten enz. spreekt, dan is dat slechts een beeld of in de vorm van een schema, omdat hij, zoals reeds uiteengezet, het wezenlijke niet beschrijven kan. Als wij dit getuigenis door een letterlijke manier van interpretatie vervreemden, dan worden oprechte leden van de Gemeente gefrustreerd. Adolf Schlatter schrijft in herinnering van de laatste dagen van zijn vader: «Toen moeder eens dit vers over de gouden straten voorlas, zei hij: Ik verlang helemaal niet naar deze rommel! Maar daarnaar verlang ik, om aan de hals van de Vader te hangen». Ik beklemtoon: Wij moeten de beschrijving van de Heerlijkheid van het Nieuwe Jeruzalem geestelijk opvatten.[2]

We zien dus waar een prediker, die het Woord zegt te verkondigen, eindigt, wanneer hij het geschreven Woord, de Bijbel, niet letterlijk als Gods Woord aanvaardt. Hij noemt de Woorden Gods: rommel! Het woord rommel is weliswaar niet zijn eigen woord, maar hij citeert dit woord als een belangrijk voorbeeld, om zijn betoog te onderstrepen. En toch zijn deze Woorden in de Bijbel “geest, en zijn leven” (Joh. 6 : 63), volgens Gods Woord. Deze Woorden zijn getrouw en waarachtig! Daar komt bij dat Johannes opgenomen wordt in de hemel om te zien (Openb. 4 : 1)! Het boek heet ook niet voor niets “De Openbaring van Jezus Christus” aan Johannes (Openb. 1 : 1). We worden aan het begin van Openbaring zelfs geïnstrueerd: “Zalig is hij, die leest, en zijn zij, die horen de woorden van deze profetie, en die bewaren, hetgeen daarin geschreven is; want de tijd is nabij” (Openb. 1 : 3). Daar waar Wim Malgo de Bijbel interpreteert, of te wel, daar waar hij de Bijbeltekst vergeestelijkt, en er daardoor zijn eigen uitleg aan geeft, noemt hij het letterlijke lezen van de Bijbel interpretatie! Terwijl men met letterlijk lezen niets interpreteert, maar de tekst neemt zoals deze is. Wat stond er ook al weer in 2 Petr. 1 : 20? “Dit eerst wetende, dat geen profetie der Schrift is van eigen uitlegging”. Geen wonder dat iemand die de Woorden Gods ‘rommel’ noemt, gefrustreerd raakt van het lezen van deze Woorden. Laten wij Gods Woord niet vergeestelijken, maar aannemen en bewaren!

Wanneer men eenmaal begint met vergeestelijken, is het einde zoek. Zo stelt Wim Malgo in hetzelfde boek dat de genoemde afmetingen van het Nieuwe Jeruzalem ook niet echt, maar geestelijk zijn:

‘Zijn er dan in het hemelse Jeruzalem geen ruimtelijke begrenzingen, vooral, omdat de maten ervan weliswaar zeer lang, maar toch begrensd zijn? Neen! De maten van de Stad betekenen geen grenzen, want God is zonder grenzen. Hij is eeuwig en oneindig in Zijn Wezen. In het hemelse Jeruzalem is er noch tijd, noch ruimte, want er worden hier geestelijke grenzen opgesomd: Doorschijnend – als doorschijnend glas – dat is een afgrenzing naar boven en naar beneden, omdat het hemelse Jeruzalem de hoogste Heerlijkheid Gods voorstelt. Bijgevolg is dit Jeruzalem op zichzelf grenzeloos.[3]

Wim Malgo schrijft dat het Nieuwe Jeruzalem geen ruimte kent! En dan te bedenken dat de Heere Jezus op aarde aangaf dat er “vele woningen” zijn, en dat Hij naar de Vader ging om voor ons “plaats te bereiden” (Joh. 14 : 2). We hebben gezien dat het Nieuwe Jeruzalem de Thuisbasis wordt voor de Gemeente van Jezus Christus. En ook die Gemeente is begrensd! De Gemeente van Jezus Christus begon bij het kruis en bij Pinksteren, en eindigt bij de Opname van de Gemeente. Na de Opname is de Gemeente vol! Dan zullen er geen leden meer aan toegevoegd worden! Vandaar ook de gesloten pyramide van de figuur in de studie over de levende Tempel. Malgo gebruikt de doorschijnendheid van kristal om aan te geven dat het hemelse Jeruzalem grenzeloos is. Echter, neem een kristallen glas. Ondanks de doorschijnendheid van het kristal, heeft ook een kristallen glas weldegelijk grenzen! De Bijbel geeft het Nieuwe Jeruzalem, net als de Gemeente zelf, grenzen. Wim Malgo zegt: het Nieuwe Jeruzalem heeft geen grenzen! Wie moeten wij nu geloven? Wim Malgo geeft aan dat Gods Woorden rommel zijn. Gods Woord is de Waarheid (Joh. 17 : 17), zegt Gods Woord. De Bijbelse profetieën komen letterlijk uit. Neem bijvoorbeeld Micha 5 : 1. Jezus Christus werd niet geestelijk in Bethlehem geboren, maar Hij werd letterlijk, zelfs stoffelijk(!) in Bethlehem geboren (Matth. 2 : 1). Zo wordt in Jesaja 8 : 23 – 9 : 1 geprofeteerd dat de Heere Jezus zou dienen in Galiléa. Dat heeft Hij niet geestelijk gedaan, maar letterlijk (Matth. 4 : 12 – 17). En zo gaan alle profetieën in Gods Woord letterlijk in vervulling. Dat geldt ook voor wat we in het Nieuwe Testament en in het boek Openbaring vinden. Wat Wim Malgo doet, is heel modern in de ‘Christelijke’ wereld: hij filosofeert over het begrip doorschijnend, maakt aan de hand daarvan een eigen definitie, en stelt de waarheid van Gods Woord ondergeschikt aan zijn eigen gedachten! Filosoferen, de menselijke gedachtengang, brengt de mens niet bij Jezus Christus, maar bij “de overlevering der mensen” en bij “de eerste beginselen der wereld” (Kol. 2 : 8). De gedachten van de mens staan haaks op het Woord van God (1 Kor. 2 : 6, 7). Gods gedachten zijn immers hoger dan onze gedachten (Jes. 55 : 9). Doordat wij nu Gods Woord hebben, mogen wij Die Woorden, die de Heilige Geest leert, spreken (1 Kor. 2 : 13). Wij moeten niet filosoferen over het Woord, maar wij moeten onze gedachten ondergeschikt maken aan het Woord! Het is een Psalmist, die zegt: “Uw getuigenissen zijn wonderbaar, daarom bewaart ze mijn ziel. De opening van Uw woorden geeft licht, de onverstandigen verstandig makende” (Psalm 119 : 129 en 130). En dat is toch absoluut wat anders dan rommel!

 

De Bijbelse volgorde vasthouden

In dat Nieuwe Jeruzalem bevindt zich “de troon van God en van het Lam”, vandaar dat we in Openb. 21 : 23 ook lezen: “En de stad behoeft de zon en de maan niet, dat zij in haar zouden schijnen; want de heerlijkheid Gods heeft haar verlicht, en het Lam is haar Kaars”. In Openb. 21 : 22 staat nog geschreven dat er geen tempel in het Nieuwe Jeruzalem is, omdat de almachtige God en het Lam haar Tempel zijn. En dit brengt ons dan meteen bij een verschil in uitleg, die men over dit thema nog wel eens hoort. Vaak plaatst men Openb. 21 en 22 terug in het Duizendjarig Vrederijk. Een voorbeeld daarvan vinden we in het boekje “Bijbels Panorama” van het Morgenrood. In schema XII[4] zien we dat “De heilige stad Jeruzalem”, waarmee men het Nieuwe Jeruzalem bedoelt (gezien de tekstverwijzing naar Openb. 21 : 24), op de tijdlijn bij het Duizendjarig Vrederijk verschijnt. Of met andere woorden: Na het Nieuwe Jeruzalem komt volgens Het Morgenrood nog het Laatste Oordeel, wat ook uit dat Schema XII blijkt. En in de toelichting wordt, naast het aardse Jeruzalem, genoemd dat Johannes het hemelse Jeruzalem naar beneden ziet dalen. Als we vervolgens kijken naar de toelichting bij “De eeuwigheid”, dan zien we staan: “Wederom verschijnt de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem”. Met andere woorden: men gelooft dat het Nieuwe Jeruzalem twee maal uit de hemel daalt! Terwijl Openbaring laat zien dat ná het Duizendjarig Vrederijk (Openb. 20 : 1 – 7) – waarin Christus regeert vanaf de troon van zijn vader David vanuit het aardse Jeruzalem (men heeft de geboorte-profetie van Luk. 1 : 32, 33 in “Bijbels Panorama” foutief geplaatst bij het Nieuwe Jeruzalem! Want Davids troon heeft niet in het hemelse, maar in het aardse Jeruzalem gestaan) – eerst de aarde vergaat door vuur (Openb. 20 : 9), dan vindt het Laatste Oordeel plaats voor de Grote Witte Troon (Openb. 20 : 11 – 15), en vervolgens zegt Johannes in Openb. 21 : 1: “En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde…” en daarop volgend: “en ik, Johannes, zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, neerdalende van God uit de hemel…” (Openb. 21 : 2). Het Nieuwe Jeruzalem komt pas naar beneden, als de nieuwe aarde en de nieuwe hemel er zijn! Dan pas is ook de scheiding, de zee van kristal, tussen de tweede hemel (het uitspansel) en de derde hemel (de woonplaats van God) weggerold en verbrand! Nergens in de Bijbel staat: “Wederom, zag ik Johannes, het Nieuwe Jeruzalem afdalen van God uit de hemel,…” Mensen moeten oppassen om niet te gaan toevoegen aan Gods Woord! Opnieuw: Laten wij Gods Woord lezen en bewaren!

 

Over de boom des levens en de rivier des levens


Maar hoe komt men er dan bij om Openb. 21 en 22 terug te plaatsen in het Duizendjarig Vrederijk? Waarom plaatst men het Nieuwe Jeruzalem in het Duizendjarig Vrederijk, terwijl de Bijbel het beschrijft het Duizendjarig Vrederijk? Een passage waar men vaak naar verwijst is Ezech. 48 : 30 – 35. Daar wordt namelijk een stad beschreven, met twaalf poorten, genoemd naar de twaalf stammen van Israël. Drie poorten bevinden zich aan elke zijde van de stad. En dat lijkt toch wel behoorlijk op de beschrijving van het Nieuwe Jeruzalem. Zo vinden we in Openb. 22 : 1een zuivere rivier van het water des levens”. Een rivier die erg lijkt, op wat er beschreven staat in Ezech. 47 : 1: “… en ziet, er vloten wateren uit, van onder de dorpel van het huis naar het oosten…”. Wat ook erg op elkaar lijkt, is dat er in Openb. 22 : 2 staat: “…en op de ene en de andere zijde der rivier was de boom des levens, voortbrengende twaalf vruchten”, en dat er in Ezech. 47 : 7 staat: “Toen ik weerkeerde, ziet zo was er aan de oever van de beek zeer veel geboomte, aan deze en aan gene zijde”. Overal waar deze beek komt, wordt alles gezond. Maar er zijn niet alleen dingen die op elkaar lijken, er zijn wel degelijk ook verschillen! Ezechiël 40 – 43 beschrijft heel duidelijk de aanwezigheid van een tempel! En dan wordt er gezegd dat in de tempel, in het huis, “de heerlijkheid des Heeren” is (Ez. 43 : 4), en “dit is de plaats van Mijn troon…” (Ezech. 43 : 7). En dat terwijl er in het Nieuwe Jeruzalem geen tempel is (Openb. 21 : 22), en dat terwijl de troon van God en van het Lam in de eeuwigheid in het Nieuwe Jeruzalem is, dus niet in een tempel (Openb. 22 : 3)! Wat de zaak nog wel moeilijk maakt, is dat ook Ezech. 43 : 7 spreekt over “in eeuwigheid”. Daar weet ik ook geen antwoord op, maar dat er verschillen zijn, mag duidelijk zijn. Want de “rivier van het water des levens” (één rivier, enkelvoud!) van Openb. 22 : 1 komt voort uit de troon van God en van het Lam, en bevindt zich in het Nieuwe Jeruzalem. En dat terwijl er in Ezech. 47 : 1 wateren (twee beken, Ezech. 47 : 9, meervoud!) onder de dorpel van de tempel vandaan komen. Naast de rivier van het water des levens, vindt men “de boom des levens”, ook weer in het Nieuwe Jeruzalem. En dat terwijl Ezech. 47 : 7 spreekt over zeer veel geboomte. Vervolgens verspreidt de beek van Ezech. 47 : 8 – 11 (en Zach. 14 : 8!) zich over het land vanaf de dode zee tot de Middelandse Zee, terwijl de rivier van het water des levens zich in het Nieuwe Jeruzalem bevindt. Zie ook het kader hierboven.

 

De context van Ezech. 40 – 48 begint dan ook met Ezech. 39. In Ezech. 39 : 17 en 18 staat geschreven over het avondmaal van de grote God (Openb. 19 : 17, 18). Ezech. 39 : 22 spreekt over het moment dat het huis Israëls van die dag af en voortaan de Heere zal kennen. Hier lezen we over het ingaan van het Nieuwe Verbond voor Israël (Jer. 31 : 31 – 34; Hebr. 8 : 8 – 12), dat begint met de uitstorting van de Heilige Geest, nadat de Heere is teruggekomen, aan het eind van de Grote Verdrukking, aan het begin van het Duizendjarig Vrederijk! Het uitstorten van de Geest staat beschreven in Ezeh. 39 : 29, en dat komt geheel overeen met de profetie in Joël 2 : 28 – 32. Met andere woorden: Ezech. 39 beschrijft het begin van het Duizendjarig Vrederijk. En wat we in Ezech. 40 – 48 lezen, gaat over de indeling van het land Israël, de stad Jeruzalem en de tempel, die er gedurende het Duizendjarig Vrederijk zijn. We lezen in Ezechiël over de Vorst (de Heere Jezus!), Die in de tempel zetelt, en Die zal offeren (Ezech. 44 : 3 en 45 : 17). Het gaat allemaal over het Koninkrijk van Jezus in Israël (op aarde) gedurende de duizend jaren, terwijl Openb. 21 en 22 over de eeuwigheid spreken, waarin het Nieuwe Jeruzalem zal afdalen naar de nieuwe aarde. De boom des levens en de rivier van het water des levens bevinden zich in dat Nieuwe Jeruzalem. Die zaken moeten we niet door elkaar gaan halen. Hetgeen in het Duizendjarig Vrederijk op aarde aanwezig is, lijkt zóveel op hetgeen er in de nieuwe hemel en op de nieuwe aarde zijn zal, dat het een type is van hetgeen komen gaat, zoals veel dingen in het Oude Testament óók vooruit wijzen naar de toekomst (Kol. 2 : 16, 17).


In Openb. 22 : 2 lezen we: “In het midden van haar straat [van het Nieuwe Jeruzalem] en op de ene en de andere zijde der rivier was de boom des levens. Voortbrengende twaalf vruchten, van maand tot maand gevende zijn vrucht; en de bladeren van de boom waren tot genezing der heidenen.” Dit is de “boom des levens”, waarvan Adam en Eva na de zondeval door God afgescheiden werden. In Gen. 3 : 22 – 24 lezen we: “Toen zeide de Heere God: Ziet, de mens is geworden als Onzer een, kennende het goed en het kwaad! Nu dan, dat hij zijn hand niet uitsteke, en neme ook van de boom des levens, en ete, en leve in eeuwigheid. Zo zond de Heere God hem weg uit de hof van Eden, om de aardbodem te bouwen, waaruit hij genomen was. En Hij dreef de mens uit; en stelde cherubs tegen het oosten van de hof van Eden, en een vlammig lemmer van een zwaard, dat zich omkeerde, om te bewaren de weg van de boom des levens”. De boom des levens gaf dus eeuwig leven! En na de zondeval scheidde God de mens hiervan af, want anders zou de zondige mens de kans hebben om het eeuwige leven te bemachtigen. En God wilde de mens juist redden! In ieder geval zien we dat het gaat om een echte boom. Er zijn mensen, zeker als het gaat om Openbaring, die beweren dat de boom des levens het kruis van de Heere Jezus of Zijn volbrachte werk daaraan is! Zie ook het kader hiernaast. Maar dat is de grootste onzin. Net zoals Adam en Eva aten van de boom der kennis des goeds en des kwaads, konden zij eten van de boom des levens, en om dat te voorkomen dreef de Heere hen het Paradijs uit!

 

In de eeuwigheid zien we die boom des levens dus terug in het Nieuwe Jeruzalem. Met als doel: de mensen het eeuwige leven geven! Dan gaat het niet om de Gemeente, want de Gemeente heeft in Christus het eeuwige leven gekregen. Daar waar de Gemeente bij het kruis en bij Pinksteren begon, daar eindigde de Gemeente bij de Opname. Bij de Opname haalt de Heere Jezus Zijn Gemeente Thuis, en zal Hij, tijdens de Grote Verdrukking, in de hemel helemaal één worden met dat Lichaam, om vervolgens samen met Zijn Gemeente naar de aarde terug te keren. De Gemeente heeft dus reeds het eeuwige leven in Christus gekregen. En toch vinden we bijvoorbeeld in Openb. 22 : 14: “Zalig zijn zij, die Zijn geboden doen, opdat hun macht zij aan de boom des levens, en zij door de poorten mogen ingaan in de stad”. De Gemeente is alreeds in de stad! Het Nieuwe Jeruzalem is het Thuis van de Gemeente. Daar hebben we uitgebreid bij stilgestaan. Maar Openb. 21 : 24 en 26 laten zien dat er op de nieuwe aarde volken zijn, die in het licht van de stad wandelen, en dat de koningen van die volken hun heerlijkheid en eer in de stad zullen brengen. De mensen die tijdens de Grote Verdrukking en in het Duizendjarig Vrederijk zich hebben gebogen voor Jezus, die zullen bij de Grote Witte Troon gered worden van de Poel des Vuurs. Dit is namelijk niet alleen een oordeel over de ongelovigen uit alle bedelingen, maar ook over de gelovigen uit de bewuste perioden (Grote Verdrukking en Duizendjarig Vrederijk). En dan zal er ook voor deze gelovigen, die Zijn geboden hebben bewaard, loon zijn. Dit mag blijken uit Openb. 11 : 18: “En de volken waren toornig geworden [de laatste opstand onder aanvoering van satan], en Uw toorn is gekomen [het vuur van de hemel], en de tijd der doden, om geoordeeld te worden [de Grote Witte Troon], en om het loon te geven aan Uw dienstknechten, de profeten en de heiligen, en hun, die Uw Naam vrezen, de kleinen en de groten; en om te verderven degenen, die de aarde verdierven”. Ook bij de Grote Witte Troon zijn dus mensen die niet in de poel des vuurs belanden, en die op de nieuwe aarde komen te wonen. Zij hebben Zijn geboden gedaan, en zullen mogen ingaan in het Nieuwe Jeruzalem, en zullen deel hebben aan de boom des levens om zo het eeuwige leven te bemachtigen. Dit zijn mensen van vlees en bloed. Zij zullen nageslacht hebben. Of hun nageslacht heeft het eeuwige leven, omdat hun ouders het eeuwige leven hebben (erfelijk), of ook zij zullen, wanneer zij Zijn geboden doen, de stad mogen ingaan en deel mogen nemen aan de boom des levens. Hoe dit precies zit, weten we niet, we gaan er dus ook niet verder op in. In ieder geval mag duidelijk zijn dat Jezus Christus het eeuwige leven geeft aan hen, die tot de Opname, Zijn volbrachte werk aannemen. Daarna zullen mensen Zijn geboden moeten doen, om vervolgens, na het Laatste Oordeel, deel te mogen krijgen aan de boom des levens, aan het eeuwige leven.

 

Over poorten en grenzen in het eeuwige Koninkrijk

De volken zullen hun eer en heerlijkheid in het Nieuwe Jeruzalem brengen. En dat door 12 poorten! “En zij had een grote en hoge muur, en had twaalf poorten, en in de poorten twaalf engelen, en namen daarop geschreven, welke zijn de namen van de twaalf geslachten der kinderen Israëls” (Openb. 21 : 12). Waarom zijn er twaalf poorten in het Nieuwe Jeruzalem, het Thuis van de Gemeente, en waarom met de twaalf namen van de stammen van Israël daarop? De Bijbel zegt het niet letterlijk, maar geeft wel een aantal aanknopingspunten, waardoor we, zonder “inlegkunde” en zonder te zeggen: “Dit staat er, maar betekent het niet, u moet het zo opvatten…”, een glimp krijgen van de samenleving in de eeuwigheid. Twee passages in Gods Woord kunnen ons hier meer inzicht in verschaffen. De eerste is Deuteronomium 32 : 7 – 9. “Gedenk aan de dagen van ouds; merk op de jaren van elk geslacht; vraag uw vader, die zal het u bekend maken, uw ouden, en zij zullen het u zeggen. Toen de Allerhoogste aan de volken de erfenis uitdeelde, toen Hij Adams kinderen vaneen scheidde, heeft Hij de grenzen der volken vastgesteld naar het getal van de kinderen Israëls. Want des Heeren deel is Zijn volk, Jakob is het snoer van Zijn erve.” We zien dat de Heere de volken oorspronkelijk heeft ingedeeld naar het getal van de kinderen Israëls! In tegenstelling tot wat de mensen vandaag de dag doen (één wereldwijde gemeenschap maken), zien we dat de Heere mensen in volken uit elkaar haalt. Zo ging het in de geschiedenis ook. Toen de mens, tegen Gods opdracht in, een hoge toren maakte, met als reden niet over de hele aarde verstrooid te worden (Gen. 11 : 4), stuurde God verwarring door verschillende talen, en de mens verspreidde zich alsnog over de aarde (Gen. 11 : 7, 8). En God heeft de volken oorspronkelijk ingedeeld naar het getal van de kinderen Israëls! In Handelingen 17 : 24 – 27 vinden we: “De God, Die de wereld gemaakt heeft en alles wat daarin is; Deze, zijnde een Heere des hemels en der aarde, woont niet in tempels met handen gemaakt; en wordt ook door mensenhanden niet gediend, als iets behoevende, alzo Hij Zelf allen het leven, en de adem, en alle dingen geeft; en heeft uit één bloede het ganse geslacht der mensen gemaakt, om op de gehele aardbodem te wonen, bepaald hebbende de tijden te voren verordineerd, en de grenzen van hun woning; opdat zij de Heere zouden zoeken, of zij Hem wellicht tasten en vinden mochten, hoewel Hij niet ver is van een ieder van ons.” Ook hier zien we weer dat de Heere de grenzen voor de mensen bepaald heeft. Uit het Oude Testament weten we dus dat Hij dat doet naar het getal van de kinderen Israëls. Met andere woorden: de Bijbel zegt dat er twaalf poorten in de stad zijn, waardoor twaalf van elkaar gescheiden volken zullen inkomen, om hun eer en heerlijkheid in het Nieuwe Jeruzalem te brengen. De nieuwe hemel en de nieuwe aarde zullen dus weldegelijk twaalf grenzen kennen: Twaalf volken ingedeeld naar de twaalf stammen Israëls. Dat is Gods oorspronkelijke bedoeling. Zo zien we hoe de Schrift Zichzelf verklaart! Terwijl de volken in haar licht zullen wandelen en hun eer en heerlijkheid in de stad zullen brengen, zullen wij, als gelovigen van deze Gemeente-bedeling, als leden van het Lichaam van Christus, onze woning in die stad hebben!

 

Zijn Koninkrijk zal zich in eeuwigheid uitbreiden

 

En over die toekomstige tijd zegt Jes. 9 : 6: “Aan de grootheid van deze heerschappij en van de vrede zal geen einde zijn op de troon van David en in zijn koninkrijk, om dat te bevestigen, en dat te sterken met gericht en met gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid toe. De ijver van de Heere der heerscharen zal zulks doen”. Een heerschappij van vrede en gerechtigheid. Zijn gerechtigheid zal zowel wonen op de aarde als in de hemelen. 2 Petr. 3 : 13 zegt: “Maar wij verwachten, naar Zijn belofte, nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, in welke gerechtigheid woont”. Het zal zich voor eeuwig uitbreiden. En de Bijbel zegt het niet letterlijk, maar aangezien de aarde te klein is voor eeuwige uitbreiding, begrijpen we misschien waarom de Schepper een heelal maakte met allerlei verschillende hemellichamen. Zijn Koninkrijk zal zich niet beperken tot deze aarde, maar zich uitbreiden in de hemelen. Vandaar dat mensen, die de Bijbel loochenen, en nu op zoek gaan naar buitenaards leven, terecht komen bij wezens en sporen van onderdanen van de “overste van de macht der lucht” (Ef. 2 : 2) of ook wel de “geestelijke boosheden in de lucht” (Ef. 6 : 12), zij komen terecht bij de vijand van God, de satan. StarWars is niet alleen maar fantasie en onzin. StarWars is niet ongevaarlijk. Hetzelfde geldt voor ET en alle moderne aandacht voor UFO’s e.d.

 

Echter in de toekomst, wanneer de hemelen en de aarde gereinigd zijn, wanneer met de satan afgerekend is, zal Gods gerechtigheid zowel op de aarde als in de hemelen wonen, en zal Zijn heerschappij zich voor eeuwig uitbreiden!

 



 

[1]Bijbelse Encyclopedie”, W. H. Gispen, et al., Uitgeversmaatschappij J.H. Kok, Kampen, 1975, 6e druk.

[2]Openbaring van Jezus Christus”, deel 2: hoofdstuk 12 – 22, Wim Malgo, Middernachtsroep, Leiden, blz. 349 – 350.

[3] Zie blz. 351 in de literatuurverwijzing van voetnoot 2.

[4]Bijbels Panorama”, Het Morgenrood, Bodegraven, Schema XII.