De apocriefe boeken
Wat zijn apocriefe boeken?
De apocriefe boeken, ook wel deuterocanonieke boeken genoemd, zijn boeken waarvan Rome zegt dat ze bij de Bijbel horen, en waarvan de Baptisten, de Protestanten, etc. altijd hebben aangenomen dat ze niet bij de Bijbel horen. Alhoewel er vele apocriefe boeken zijn, wordt de term meestal toegepast op de boeken die Rome extra in het Oude Testament heeft opgenomen: Tobit, Judit, 1 & 2 Makkabeeën, Wijsheid, Wijsheid van Jezus Sirach, Baruch en toevoegingen bij Daniël en Esther. Daarnaast wordt er in bepaalde kringen gebruik gemaakt van ‘De Herder van Hermas’ en ‘De brief van Barnabas’, apocriefen bij het Nieuwe Testament. Deze boeken werden tussen 200 jaar voor en 200 jaar na Chr. geschreven. Het concilie van Trente besloot in 1546 na Chr. dat de apocriefe boeken deel uitmaakten van het geïnspireerde Woord, van de canon van de Schrift. Ja er is zelfs een anathema (vervloekt…) uitgesproken over mensen die deze boeken niet als gezaghebbend beschouwen. De boeken die het concilie van Trente noemt, omvatten de apocriefe boeken van het Oude Testement, maar tevens plaatste dit concilie ongeschreven kerktraditie op hetzelfde gezagsniveau met de Heilige Schrift. Ook deze tradities zouden afkomstig zijn van Jezus Christus en de Heilige Geest. Elk beroep op de Schrift, dat Gods absolute en gezaghebbende Woord bevat, werd binnen de Latijnse kerk (Rooms-katholieke Kerk) in feite overbodig. En dan te bedenken dat de grootste vijanden van Gods Woord zijn: WETENSCHAP, TRADITIE en FILOSOFIE.
Het woord ‘apocrief’ komt van een Grieks woord, dat letterlijk ‘verborgen’ betekent. Wanneer we het woord in een woordenboek opzoeken, dan wordt de betekenis als volgt omschreven: ‘van duistere oorsprong’, ‘niet als echt erkend’, en ‘ongeloofwaardig’. Al bij het ontstaan van het Oude Testament gebruikten Joodse rabbi’s het woord ‘apocrief’ om aan te geven dat de betreffende geschriften niet tot de geïnspireerde Schrift behoorden. De oorsprong van deze boeken was duister/verborgen. Zij waren niet van de hand van Gods profeten en apostelen (Nieuwe Testament), alhoewel sommige van die boeken wel een naam hebben gekregen die dat wil insinueren. Vandaar dat we de betekenis van het woord apocrief kunnen uitbreiden tot: ‘niet echt’, ‘nagemaakt’ of ‘vervalsing’. Wanneer het geestelijke zaken betreft, spreken we over occultisme, als het gaat om zaken die duister en verborgen zijn. Als Bijbelgelovige Christenen weten we dan dat we daar niets mee te maken moeten hebben. Gods Woord waarschuwt daartegen. Waarom zouden we ons dan openstellen voor geschriften die duister/verborgen (apocrief) zijn, terwijl we Gods Woord geopenbaard hebben gekregen, dat GETROUW EN WAARACHTIG is (Openb. 22 : 6)? Is het niet Datzelfde Woord van God Dat waarschuwt tegen toevoegen aan en afdoen van Gods Woord? De definitie van ‘apocrief’ geeft dus meteen aan wat voor soort boeken het betreft. Nu, waarom behoren de apocriefe boeken te worden verworpen?
Waarom behoren apocriefe boeken niet tot het Woord van God?
Juist in deze tijd van oecumene zien we steeds vaker dat de apocriefe boeken meegepubliceerd worden. Ook door het vertaalproject van de ‘Nieuwe Bijbelvertaling’ (NBV) krijgen de apocriefe boeken weer eens extra aandacht. Het is daarom belangrijk dat gelovigen gaan begrijpen waarom de apocriefe boeken vroeger door de niet-katholieken verworpen zijn uit de canon, de verzameling boeken die het geïnspireerde Woord van God vormen.
- De apocriefe boeken bevinden zich NIET in de Hebreeuwse canon zoals het bij de Joden bewaard is gebleven. In Rom. 3 : 1 – 2 vinden we bijvoorbeeld heel duidelijk geschreven dat de Heere Zijn Woord via de Joden aan de mensheid zou geven. De Heere leidde hen in het verwerpen van de apocriefe boeken. Een bewijs hiervan vinden we overigens in de Schrift. De Heere Jezus geeft namelijk Zelf in de Schrift de grenzen van de canon van het Oude Testament aan. Met Matthéüs 23 : 35 stelt Hij de grenzen van de canon van het Oude Testament van Genesis tot 2 Kronieken. Nu zult u zeggen: “Tot 2 Kronieken? Onze canon gaat tot Maleáchi!” Dat heeft met de volgorde van de boeken te maken, maar daar zullen we zo op terugkomen. In Matthéüs 23 : 35 staat het volgende: “Opdat op u komt al het rechtvaardige bloed, dat vergoten is op de aarde, van het bloed van de rechtvaardige Abel af, tot op het bloed van Zacharía, de zoon van Barachía, die gij gedood hebt tussen de tempel en het altaar.” De dood van Abel wordt in Genesis gevonden, en de dood van Zacharía wordt in 2 Kronieken gevonden (2 Kron. 24 : 20, 21). Tot op deze huidige dag is een Hebreeuwse Bijbel – geschreven door de Hebreeën, gegeven aan de Hebreeën (Rom. 3 : 2) door de God van de Hebreeën (Ex. 5 : 3) – geschreven in het Hebreeuws. Dit is een serie feiten, die niet te weerleggen is. Volgens de grootste levende Autoriteit, Jezus Christus, op het gebied van Bijbelse leer, waarheid en principes, begint het Oude Testament dus in Genesis en eindigt het in 2 Kronieken (Matth. 23 : 35). Wanneer de Heere Jezus deze woorden spreekt, worden er nog geen Nieuwtestamentische boeken geschreven, is Paulus nog niet bekeerd, en het publiek van de Heere Jezus bestaat daar uit Wettische Joden. Geen mens in dat publiek zou er ooit aan twijfelen dat het Oude Testament begint in Genesis en eindigt in 2 Kronieken. Zelfs de autoriteiten van die tijd accepteerden dit als feit. Nu komen we terug op het feit van de andere volgorde van de boeken. Elke Hebreeuwse Bijbel begint in Genesis en eindigt in 2 Kronieken. Ga maar naar een Joodse boekhandel om het te controleren, en u zult zien dat de uitspraak van de Heere Jezus in 33 na Chr. klopt. Een Hebreeuwse Bijbel begint in Genesis en eindigt in 2 Kronieken! Maar de Heere geeft nog veel meer aan, Hij geeft zelfs de correcte verdeling van de boeken in de Hebreeuwse Bijbel aan. Zoals we al stelden vinden we in onze Reformatie-Bijbels aan het begin van het Oude Testament wel Genesis, maar aan het eind staat Maleáchi. Is dat dan geen vervalsing van de canon? Hoe kunnen we dan stellen dat onze Reformatie-Bijbels het geïnspireerde Woord van God zijn? Maak u niet ongerust! We zullen zien dat er geen verschillen zijn tussen de canon van de Hebreeuwse Bijbel en de canon van onze Reformatie-Bijbels. Voor een Hebreeër staan er 39 boeken in het Oude Testament, wat – vergeet dat nooit(!) – een Hebreeuws boek is. De volgorde van de boeken is als volgt: Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri, Deuteronomium, Jozua, Richteren, 1 & 2 Samuël, 1 & 2 Koningen, Jesaja, Jeremía, Ezechiël, Hoséa, Joël, Amos, Obadja, Jona, Micha, Nahum, Zefánja, Haggaï, Hábakuk, Zacharía, Maleáchi, Psalmen, Spreuken, Job, Het Hooglied, Ruth, Klaagliederen, Prediker, Esther, Daniël, Ezra, Nehemía, 1 & 2 Kronieken. Deze boeken volgen de Hebreeuwse indeling van Tora (Wet), Nebiim (Profeten) en Chetoebim (Geschriften, o.a. Psalmen), welke volgorde tevens door de Heere Jezus bevestigd wordt in Luk. 24 : 44 – 45: “En Hij zeide tot hen: Dit zijn de woorden, die Ik tot u sprak, toen Ik nog met u was, namelijk, dat het alles moest vervuld worden, wat van Mij geschreven is in de Wet van Mozes, en de Profeten, en Psalmen. Toen opende Hij hun verstand, opdat zij de Schriften verstonden”. Daar hebt u de indeling. Dit Hebreeuwse aantal van 39 (zonder apocriefe boeken!) is het exacte aantal boeken dat in het Oude Testament van onze Reformatie-Bijbels, de Statenvertaling en de King James 1611, gevonden wordt. Iedere Bijbel-gelovige Christen in het boek Handelingen (tot Handelingen 10) is Joods, of een Joodse proseliet, en kan onder geen enkel beding meer of minder boeken accepteren in de canon, zoals ze hierboven genoemd zijn. Dat is een Bijbels en historisch feit. Jezus Christus Zelf accepteerde dus de canon van de Joden, en NIET de canon van de Rooms-katholieke Kerk (zoals die later opgesteld zou worden).
2. Het Oude Testament is in het Hebreeuws geschreven, iets wat niet geldt voor de apocriefe boeken.
3. In Gods Woord komen we regelmatig de volgende zinsdelen tegen: ‘zo spreekt de Heere’, of ‘woord Gods’. Zulke zinnen komen we in de apocriefe boeken niet tegen.
4. De apocriefe boeken worden NIET door de Heere Jezus en de apostelen geciteerd, terwijl elk deel van de Oudtestamentische Schrift wel geciteerd wordt. Sommigen beweren aan de hand van een enkel vers dat er weldegelijk toespelingen worden gemaakt naar apocriefe boeken, maar dit valt op geen enkele manier te bewijzen. Het is heel goed mogelijk dat de apostelen op de hoogte waren van deze apocriefe boeken, hoe helder is dan het getuigenis dat zij niet direct uit deze boeken citeerden.
5. Enkele van de apocriefe boeken, die weliswaar als geschiedenis zijn geschreven, zijn weldegelijk pure fictie. Deze misleiding vinden we niet in het Woord van God. Het Woord van God, van Genesis tot Openbaring (66 boeken), is 100 % waar! Voorbeelden zijn de boeken ‘Tobit’, ‘Judit’, ‘Susanna’ en ‘Bel en de Draak’ (de laatste twee zijn toevoegingen aan het boek Daniël). Deze verhalen mogen misschien literair interessant zijn, als oudheidkundige fictie, maar ze vinden absoluut geen plaats tussen het zeven maal gezuiverde Woord van God (Ps. 12 : 7 – 8).
6. De apocriefe boeken bevatten leringen die regelrecht tegen het Woord van God ingaan! 2 Makkabeeën leert de mensen bijvoorbeeld om tot/voor de doden te bidden en om een offer te brengen voor de zonden van de overledene. Een citaat uit 2 Makk. 12 : 43 – 45 zegt: “Daarna hield hij onder zijn soldaten een inzameling die tweeduizend drachmen zilver opbracht. Hij zond dat geld naar Jeruzalem voor een zondeoffer. Dat was een mooie en edele daad, ingegeven door de gedachte aan de verrijzenis. Want als hij niet gehoopt had, dat de gevallenen zouden verrrijzen, dan was het nutteloos en dwaas geweest voor de overledenen te bidden. Bovendien overwoog hij, dat voor degenen die godvruchtig ontslapen een heerlijke beloning is weggelegd; inderdaad een heilige en vrome gedachte! Daarom liet hij voor de overledenen een zoenoffer opdragen, opdat zij van hun zonde zouden worden vrijgesproken”. Op grond van Gods Woord is dit natuurlijk pure onzin! Tevens vinden we in 2 Makk. 15 : 11 – 14 een verwijzing naar heiligen die in de hemel voor mensen bidden: “Ieder van hen had hij niet zozeer gewapend met de zekerheid die schild en lans bieden, als met de troost van welgekozen woorden. Bovendien vertelde hij hun een geloofwaardige droom, een soort van visioen, waarmee hij allen tot geestdrift bracht. De droom was als volgt: Onias, de vroegere hogepriester, die een voortreffelijk mens was geweest, bescheiden in de omgang, zacht van karakter, waardig in zijn spreken en die zich van zijn jeugd af had toegelegd op alles wat deugd is, bad met uitgestrekte handen voor heel het joodse volk. Daarop zag Judas een andere man in dezelfde houding, die zich onderscheidde door zijn hoge leeftijd en zijn waardigheid; een bewonderenswaardige en waarlijk vorstelijke majesteit straalde van hem uit. Toen hoorde Judas Onias zeggen: Dit is Jeremia, de profeet van God, die zijn broeders liefheeft en veel bidt voor zijn volk en de heilige stad”. Voor de aardigheid zou u de context in 2 Makk. eens verder moeten lezen. Een Bijbel-gelovige, die ook maar iets van de Schrift afweet, weet dat deze passages regelrecht afstammen van afgodendienst en spiritisme (dit is occultisme(!) in de apocriefe boeken!). Het lijkt wel koning Saul die bij de waarzegster van Endor is om Samuël te raadplegen (1 Sam. 28). Met dit verschil dat Saul erom veroordeeld wordt, maar deze Judas in 2 Makk. niet. Is het niet logisch dat Rome deze buiten-Bijbelse (ja: on-Bijbelse) boeken nodig heeft, om haar Babylonische afgodendienst (moeder-kind verering, heiligen, etc.) te kunnen uitvoeren?
7. Een ander voorbeeld van leringen die regelrecht tegen Gods woord ingaan, vinden we in Tobit. In Tobit komen we een ‘goede engel van God’ tegen die liegt en het gebruik van magie (!) leert. In Tobit 5 : 4 wordt verteld dat de engel ‘Rafaël’ heet. Vervolgens lezen we in Tobit 5 : 13 dat Rafaël zich voorstelt als: “Ik ben Azarias, de zoon van de grote Ananias, een volksgenoot”. Hij liegt dus. In Tobias 6 : 4, 6 – 8 lezen we het volgende: “De engel vervolgde: Snijd de vis open, haal het hart, de lever en de gal eruit en berg die goed op. (…) Samen zetten zij hun reis naar Ekbatana voort. Onderweg vroeg de jonge man aan de engel: ‘Broeder Azarias, waarvoor dienen de lever, het hart en de gal van de vis? Hij antwoordde: Als een man of een vrouw geplaagd wordt door een demon of boze geest, moet je het hart en de lever verbranden. Door de rook zal de betrokken persoon van zijn plaag verlost zijn. En de gal moet je gebruiken als zalf voor iemand die witte plekken op zijn ogen heeft; dan zal hij genezen”. En zo belanden we in de heidense wereld van de medicijnmeesters (opnieuw: dit is occultisme(!) in de apocriefe boeken!)! De Bijbel veroordeelt magische gebruiken, zoals deze hier beschreven worden. Zoekt u de teksten Deut. 18 : 10 – 12, Lev. 19 : 26, 31, Jer. 27 : 9 en Mal. 3 : 5 maar eens op.
8. Niet dat het enig gezaghebbend bewijs oplevert, want Gods Woord alleen is waarheid en is gezaghebbend, maar toch aardig om te weten dat de vroege kerk de apocriefe boeken ook als niet-gezaghebbend beschouwde.
9. Tevens laat de stijl van de apocriefe geschriften een dusdanig verschil zien met de geïnspireerde Schrift, dat men direct moet opvallen, dat we, in het geval van de apocriefe boeken, eenvoudigweg niet met geïnspireerde boeken te maken hebben. Het zijn menselijke geschriften die elke vorm van Goddelijke inspiratie missen (2 Tim. 3 : 16).
De King James 1611 en de apocriefe boeken
Wij geloven dat wij het geïnspireerde Woord van God ontvangen hebben in de Reformatie-tekst van de King James 1611 en onze, daaraan zeer nauw verwante, Statenvertaling. Nu worden juist de apocriefe boeken gebruikt om dit vaak tegen te spreken, want, zo beweert men, de eerste editie van de King James 1611 had óók de apocriefe boeken opgenomen! Zo nauwkeurig was die King James 1611 dus niet! En zo wordt de Bijbel-gelovige aangevallen in de trant van: “De eerste editie van de King James 1611 bevatte de apocriefen, en aangezien alle orthodoxe, fundamentele gelovigen het erover eens zijn dat deze boeken niet bij Gods Woord horen, betekent dat jouw Bijbel niet zo zuiver is als jij beweert…” Dat de vijanden van het BEWAARDE Woord van God zover gaan om zelfs de apocriefen erbij te halen, laat zien hoe zij moeite hebben met een GEZAGHEBBEND Woord van God, dat niet de ene keer zus is en dan weer zo, al naar gelang de mening van de bewuste ‘fundamentalist’ is. En we zullen zien dat het aanhalen van de apocriefen, in de eerste editie van de King James 1611, nog hypocriet en misleidend is ook!
Het is namelijk waar dat die eerste editie van de King James 1611 de apocriefen opgenomen had voor hun historische waarde. De apocriefen werden echter niet gezien als de Heilige Schrift, zij waren namelijk dusdanig opgenomen dat zij geen deel uitmaakten van het Oude Testament of van het Nieuwe Testament. De apocriefen stonden TUSSEN de beide Testamenten in. Deze boeken stonden tevens niet alleen tussen de beide Testamenten in, maar zij droegen ook nog eens de titel: ‘APOCRIEFEN’! Oftewel, de eerste editie van de King James 1611 gaf als waarschuwing exact aan wat menselijke, dubieuze geschriften waren, deze eerste editie gaf exact aan wat NIET-ECHTE-BIJBELBOEKEN waren! De vertalers van de King James 1611 hebben nooit gesuggereerd dat deze boeken tot de Heilige Schrift zouden behoren. Integendeel, zij lieten de lezers niet in twijfel, en zij vertelden hen dat zij wisten dat deze boeken NIET tot de Heilige Schrift behoorden. Behalve de Rooms-katholieken beschouwde niemand in die dagen de apocriefen als gezaghebbend en geïnspireerd.
En de Statenvertaling dan? Ook de eerste uitgaven van de Statenvertaling bevatten de apocriefe boeken! De Statenvertalers en de leden van de Synode van Dordrecht (1618/1619) waren het er over eens dat deze geschriften niet tot de de officiële canon van de Heilige Schrift behoorden. Men plaatste de apocriefe boeken, net als bij de King James 1611, alreeds tussen het Oude en Nieuwe Testament in, maar met het verschijnen van de Statenvertaling 1637 werden de apocriefe boeken helemaal achteraan geplaatst. De apocriefe boeken kregen een apart titelblad “met een uitdrukkelijke verklaring dat het menselijke geschriften waren, terwijl in een voorrede de lezers gewaarschuwd moesten worden met betrekking tot in deze geschiften voorkomende dwalingen. Verder werd besloten, dat ze opnieuw gepagineerd en in een kleinere letter gedrukt moesten worden” (citaat uit: ‘Niets kan haar glans verdoven’, zie Geraadpleegde literatuur). Ook de Statenvertaling maakte dus duidelijk dat de apocriefe boeken NIET tot de Heilige Schrift behoorden.
Wanneer we dan gaan kijken naar een Roomse vertaling, bijvoorbeeld een Willibrord vertaling, dan zien we dat de apocriefe boeken deel uitmaken van de canon van het Oude Testament. Een voorbeeld: na Nehemia volgen in de Willibrord-vertaling bijvoorbeeld Tobit en Judit en daarna weer Esther. Na Esther komt niet Job, maar komt eerst nog 1 & 2 Makkabeeën, en daarna pas Job. De boeken staan gewoon tussen het geïnspireerde Woord van God in, alsof zij inderdaad geïnspireerd zijn. Iets wat Rome overigens leert. Feit is, dat de handschriften die tot de nieuwe (Protestantse) vertalingen geleid hebben, met name de handschriften Vaticanus en Sinaïticus en de zogenaamde ‘Septuaginta’, deze apocriefe boeken inderdaad ook gewoon tussen de boeken van het Oude Testament in hebben staan. De Sinaïticus heeft ook nog twee apocriefe boeken in het Nieuwe Testament (‘De Herder van Hermas’ en ‘De brief van Barnabas’). Degenen die deze handschriften in het verleden gekopieerd hebben, maakten geen onderscheid tussen de canon van de Schrift (66 boeken) en de apocriefen. Voor hen was er schijbaar geen verschil. Dit is een duidelijk bewijs dat deze handschriften een produkt zijn van menselijke manipulatie aan de zogenaamde ‘Christelijke’ Universiteit te Alexandrië in Egypte, alwaar filosofie met Gods Woord vermengd werd. Iets waar de Heere Zelf tegen gewaarschuwd heeft in Kol. 2 : 8. Wanneer u dat weet, dan is het ook niet verwonderlijk dat de apocriefe boeken, wat leer betreft, in tegenspraak zijn met Gods Woord.
Wanneer men de apocriefen aanhaalt als argument tegen de King James 1611 en de Statenvertaling, dan ziet u hoe men komt met halve waarheden en gedeeltelijke informatie. De reden hiervoor is dat men de mensen het geloof in het geïnspireerde en bewaarde Woord van God af wil nemen. Dit argument is echter een bewijs TEGEN al die nieuwe vertalingen! Die nieuwe vertalingen bevatten weliswaar over het algemeen geen apocriefen, maar de zogenaamd ‘oudste en beste handschriften’, waar zij op gebaseerd zijn, bevatten de apocriefen wel. De handschriften, die gebruikt werden voor de totstandkoming van o.a. de Textus Receptus van de de Reformatie-tekst bevatten die dubieuze, menselijk geschriften niet! Laat u nooit aanpraten dat wij geen geïnspireerd Woord van God in een vertaling zouden kunnen hebben. Dat kan wel, de Heere Zelf heeft namelijk beloofd Zijn Woord voor ons te bewaren.
Geraadpleegde literatuur:
- ‘Which Translation Should You Trust?’ Timothy S. Morton.
- ‘Fundamental Baptist CD-Rom Library’, D. Cloud, Way of Life Literature, Port Huron, 2000.
- ‘The “Errors” in the King James Bible’, Dr. Peter S. Ruckman, Bible Baptist Bookstore, Pensacola, USA, 1980, 1999.
- ‘The Book of Matthew’, The Bible Believer’s Commentary Series, Dr. Peter S. Ruckman, Pensacola Bible Institute, Pensacola, USA, 1970.
- ‘The Answer Book’, Question #34, Dr. Samuel C. Gipp, Shelbyville, TN: Bible and Literature Missionary Foundation, 1989.
- ‘Niets kan haar glans verdoven, 350 jaar Bijbel in Statenvertaling’, ds. P. Beekhuis, L.M.P. Scholten e.a., GBS, Dordrecht, 1987.
- Willibrord-vertaling, KBS, 1977, 1986. (voor de citaten uit de apocriefe boeken).