Rooms-katholicisme – over de Mis en de eucharistie
Inleiding
In het laatste deel over het Rooms-katholicisme is gekeken naar de rol van Maria. De Rooms-kaholieke Kerk noemt haar de “moeder Gods” of de “hemelkoningin”. Zij zou zonder zonden zijn en ook beweert de Rooms-kaholieke Kerk dat Maria de eeuwige maagd is. Maria wordt dan ook aanbeden. We hebben gezien dat de Heere in Zijn woord geen enkele aanwijzing geeft om Maria te aanbidden. Sterker nog, Maria was een gewone vrouw, die weliswaar gezegend was in het feit dat zij de Verlosser op de aarde geboren mocht doen worden. Maar dat maakt haar geenszins de moeder Gods. De Heere laat zien dat Maria net als alle andere mensen, gewoon een zondig mens was, en een Redder nodig had. Na de Heere Jezus heeft zij andere kinderen gekregen, dus zij is ook zeker niet de eeuwige maagd. De titel “hemelkoningin” is in Gods woord dan ook gekoppeld aan afgodenverering. En dat maakt dat Rome zich niet bezig houdt met een Bijbelse Maria, maar dat zij een duivel vereert.
De vieringen waarin men de eucharistie (het “misoffer”) viert, worden de Mis genoemd. De “Catechismus van de Rooms-katholieke Kerk” zegt daar in de de alinea’s 1330, 1364, 1365 en 1413 onder andere het volgende over [zie de bronnen 1, 2, 3 en 4]:
Een doorgaand offer?
Ondanks dat de Rooms-katholieke Kerk zegt dat de eucharistie een geestelijk offer is, stelt zij heel duidelijk dat het om een offer gaat, waarin het lichaam van de Heere Jezus en Zijn bloed in deze tijd opnieuw geofferd worden, en dat deze elke keer opnieuw verlossing teweeg brengt. Dit gaat tegen Gods woord in. De Heere God laat in Zijn woord zien dat het offer van de Heere Jezus eens en voor altijd gebracht is. Dat offer van de Heere Jezus was volmaakt, en hoeft niet telkens opnieuw plaats te vinden. In Hebr. 10 : 9 en 10 lezen we bijvoorbeeld: “Toen sprak Hij: Zie, Ik kom, om Uw wil te doen, o God. Hij neemt het eerste weg, om het tweede te stellen. In welken wil wij geheiligd zijn door de offerande des lichaams van Jezus Christus, eenmaal geschied”. Het offer van de Heere Jezus is dus “eenmaal” gebeurd, en gaat niet de hele geschiedenis door tot op het moment dat Hij terugkomt. Hebr. 10 : 14 zegt nog: “Want met één offerande heeft Hij in eeuwigheid volmaakt degenen die geheiligd worden”. De gelovige wordt dus volmaakt door die ene offerande. Daar is vandaag de dag geen offer meer voor nodig. Het offer van de Heere Jezus was volmaakt. En wanneer u wederom geboren bent, hoeft u niet elke keer opnieuw verlost te worden. Ef. 1 : 13 en 14 zeggen dat u door het horen van het woord van God, en vervolgens door het geloven van dat woord van God, verzegeld wordt met de Heilige Geest, waardoor u de verlossing verkregen heeft: “In Welken ook gij zijt, nadat gij het Woord der waarheid, namelijk het Evangelie uwer zaligheid, gehoord hebt; in Welken gij ook, nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden met den Heiligen Geest der belofte, Die het onderpand is van onze erfenis, tot de verkregen verlossing, tot prijs Zijner heerlijkheid”. De verlossing van het kind van God hoeft niet meer voltrokken te worden. Dat is voltrokken.
Aanbidding van een geconsacreerde hostie?
Als Gemeente van Jezus Christus hoeven we dus niet meer te offeren. En doen we dat wel, dan voegen we ons of onder de Wet, of we houden ons bezig met afgodische rituelen. En dat is exact wat Rome doet. De transsubstantiatie is een mystiek gebeuren, waar Gods woord helemaal niets over zegt. Dit komt dan ook tot uiting in het feit dat het brood dat Rome gebruikt, de hostie, een mooie ronde vorm heeft. Gelijk aan de zon. Een, zoals men dat noemt, geconsacreerde hostie, wordt dan ook in een monstrans geplaatst. Deze is in de vorm van een zon, en die wordt dan ook nog aanbeden, want daar zou immers het echte lichaam van de Heere Jezus in zitten...
Hierin zien we de aanbidding van de zonnegod, Baäl, terug. Op de hostie staat vaak een kruis afgebeeld, ook worden de letters IHS wel afgebeeld, waarvan men stelt dat het “Jezus, verlosser van de mensen” zou betekenen. Echter deze letters komen reeds in het oude Egypte voor, met de betekenis: Isis-Horus-Seb, wat de namen van Egyptische goden zijn [5]. Maar dan lezen we in Jer. 7 : 18 het volgende: “De kinderen lezen hout op en de vaders steken het vuur aan, en de vrouwen kneden het deeg, om gebeelde koeken te maken voor de Melécheth des hemels, en anderen goden drankoffers te offeren, om Mij verdriet aan te doen”. Het gebruik van “gebeelde koeken” onder de heidenvolken, bij de verering van de hemelkoningin, was allang bekend. Rome heeft duidelijk heidense gebruiken overgenomen, en ze een "Christelijk" sausje gegeven. Maar het heeft niets met de Bijbel, en ook niets met de God van de Bijbel te maken. Het is afgoderij.
Jezus’ echte vlees eten en Zijn echte bloed drinken?
Maar Rome maakt wel gebruik van Bijbelteksten, waarmee ze zeggen aan te tonen dat bij de eucharistie daadwerkelijk het echte lichaam en bloed van de Heere wordt genomen. Zo verwijst men bijvoorbeeld naar Joh. 6 : 53 – 56, waar geschreven staat: “Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden, tenzij dat gij het vlees van den Zoon des mensen eet en Zijn bloed drinkt, zo hebt gij geen leven in uzelven. Die Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. Want Mijn vlees is waarlijk spijs, en Mijn bloed is waarlijk drank. Die Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, die blijft in Mij en Ik in hem”. Hier staat toch geschreven dat de Heere Jezus gezegd heeft dat u Zijn vlees moet eten en Zijn bloed moet drinken? Zijn vlees wordt nota bene “waarlijk spijs” genoemd en Zijn bloed wordt “waarlijk drank” genoemd… Dus hoe zit dat?
Zou dit inderdaad betekenen dat u Zijn echte vlees moet eten en Zijn echte bloed moet drinken? Zou Rome gelijk hebben en zou de magische transsubbstantiatieleer wel gerechtvaardigd zijn, want de Heere Jezus is immers niet meer op aarde aanwezig?
Het Bijbelse verbod om bloed te drinken...
Als dat zo zou zijn, dan zou Gods woord met Zichzelf in tegenspraak zijn. Door de hele Bijbel heen, door verschillende bedelingen heen, zien we namelijk dat de Heere laat zien dat een mens geen bloed mag drinken. Nog voor de Wet zei de Heere tegen Noach en zijn zonen, in Gen. 9 : 4: “Doch het vlees met zijn ziel, dat is zijn bloed, zult gij niet eten”. Onder de Wet zei de Heere tegen het Joodse volk in Lev. 17 : 10: “En eenieder uit het huis Israëls en uit de vreemdelingen die in het midden van hen als vreemdelingen verkeren, die enig bloed zal gegeten hebben, tegen diens ziel die dat bloed zal gegeten hebben, zal Ik Mijn aangezicht zetten en zal die uit het midden haars volks uitroeien”. En tijdens het begin van de Gemeente-tijd kregen de gelovigen uit de heidenen de volgende opdracht in Hand. 15 : 28 en 29 mee: “Want het heeft den Heiligen Geest en ons goedgedacht, ulieden geen meerderen last op te leggen dan deze noodzakelijke dingen: Namelijk dat gij u onthoudt van hetgeen den afgoden geofferd is, en van bloed, en van het verstikte, en van hoererij; van welke dingen, indien gij uzelven wacht, zo zult gij wel doen. Vaart wel”. Duidelijker kan het niet. De Heere wil niet dat de mens bloed eet. En zou Diezelfde Heere dan gebieden dat we Zijn letterlijke bloed moeten drinken? Nee, want de Heere kan niet liegen (Tit. 1 : 2) en Zijn woord is dus niet in tegenspraak.
Geestelijk leven
Het antwoord vinden we in de directe context van Joh. 6 : 53 – 56. Joh. 6 : 57 zegt bijvoorbeeld aansluitend op deze verzen: “Gelijkerwijs Mij de levende Vader gezonden heeft en Ik leef door den Vader, alzo die Mij eet, dezelve zal leven door Mij”. Er wordt hier een vergelijking gemaakt. En de vergelijking is dat gelovigen door de Heere Jezus leven, zoals Hij door de Vader leeft. En de Heere Jezus eet ook niet letterlijk de Vader op. Het gaat dus om een geestelijke toepassing, een geestelijk “iets” dat leven geeft. In dezelfde context lezen we nog Joh. 6 : 63, waar geschreven staat: “De Geest is het Die levend maakt; het vlees is niet nut. De woorden die Ik tot u spreek, zijn geest en zijn leven”. Hier staat dat de Geest levend maakt, en dat Zijn woorden “geest en leven” zijn. Met andere woorden: door Zijn woorden tot je u nemen, krijgt u geestelijk voedsel, waardoor u geestelijk leeft. Zo begrijpen we ook Joh. 6 : 35: “En Jezus zeide tot hen: Ik ben het Brood des levens; die tot Mij komt, zal geenszins hongeren, en die in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten”. Wanneer u Zijn woorden tot u neemt en gelooft, leeft u geestelijk (Joh. 6 : 47, 48).
Moeten we elkaar breken en opeten?
De gemeenschap tijdens het Avondmaal, is niet een gemeenschap met het letterlijke vlees en bloed van de Heere Jezus. Maar door het verbroken lichaam van de Heere te gedenken, door één brood te breken, en door het vergoten bloed van de Heiland te gedenken, door te drinken van de drinkbeker der dankzegging, heeft de Gemeente gemeeschap met elkaar. Dit wordt heel mooi verwoord in 1 Kor. 10 : 16 – 17: “De drinkbeker der dankzegging, dien wij dankzeggende zegenen, is die niet een gemeenschap des bloeds van Christus? Het brood dat wij breken, is dat niet een gemeenschap des lichaams van Christus? Want één brood is het, zo zijn wij velen één lichaam; dewijl wij allen ééns broods deelachtig zijn”. Ook hier betreft het een geestelijke zaak, want dat “wij allen ééns broods deelachtig zijn” betekent niet, dat wij elkaar breken en opeten. Het gaat om een vergelijking.
Het Bijbels Avondmaal: een gedachtenis...
En dan zijn het breken van het brood en het nemen van de drinkbeker der dankzegging een gedachtenis aan wat er toen eenmaal gebeurd is. En ook dat vinden we in de Schrift. In 1 Kor. 11 : 24 – 25 lezen we: “En als Hij gedankt had, brak Hij het en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis. Desgelijks nam Hij ook den drinkbeker na het eten des Avondmaals, en zeide: Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in Mijn bloed; doet dat, zo dikwijls als gij dien zult drinken, tot Mijn gedachtenis”. Het gaat niet om het letterlijke vlees en bloed des Heeren, maar het is een gedachtenis. U denkt eraan wat de Heere voor u gedaan heeft, en wat het voor u betekent. En dat leidt ertoe dat de viering van het Avondmaal een verkondiging is, zoals in 1 Kor. 11 : 26 geschreven staat: “Want zo dikwijls als gij dit brood zult eten en dezen drinkbeker zult drinken, zo verkondigt den dood des Heeren, totdat Hij komt”.
Wie heeft u betoverd?
We zien dus dat de Rooms-katholieke Kerk de Bijbel wel gebruikt, maar de teksten uit de context haalt. En om dan de eigen betekenis uit te kunnen voeren, heeft men ook nog extra magische handelingen nodig… Oftewel, zoals Paulus in Gal. 3 : 1 – 3 mocht schrijven: “O gij uitzinnige Galaten, wie heeft u betoverd, dat gij der waarheid niet zoudt gehoorzaam zijn; denwelken Jezus Christus voor de ogen tevoren geschilderd is geweest, onder u gekruist zijnde? Dit alleen wil ik van u leren: Hebt gij den Geest ontvangen uit de werken der wet, of uit de prediking des geloofs? Zijt gij zo uitzinnig? Daar gij met den Geest begonnen hebt, voleindigt gij nu met het vlees?”.
Met de Mis, en de daarbij horende eucharistie, is dus heel veel mis…
[1] ‘Catechismus van de Katholieke Kerk’, RKDocumenten.nl, Bron: https://rkdocumenten.nl/toondocument/1-catechismus-van-de-katholieke-kerk-nl/?systeemnum=1-1567.
[2] ‘Catechismus van de Katholieke Kerk’, RKDocumenten.nl, Bron: https://rkdocumenten.nl/toondocument/1-catechismus-van-de-katholieke-kerk-nl/?systeemnum=1-1604.
[3] ‘Catechismus van de Katholieke Kerk’, RKDocumenten.nl, Bron: https://rkdocumenten.nl/toondocument/1-catechismus-van-de-katholieke-kerk-nl/?systeemnum=1-1605.
[4] ‘Catechismus van de Katholieke Kerk’, RKDocumenten.nl, Bron: https://rkdocumenten.nl/toondocument/1-catechismus-van-de-katholieke-kerk-nl/?systeemnum=1-1657.
[5] ‘The Two Babylons, or the Papal Worship Proved to be the Worship of Nimrod and his Wife’, Rev. Alexander Hislop, Loizeaux Brothers, Neptune, New Jersey, USA, 1916, 1959, blz. 164.