De Reformatie-Bijbel geeft getrouw de oorspronkelijke tekst weer
Over de Bijbel te midden van de "Kerk"geschiedenis
Inleiding
In Openbaring 3 : 1 – 6 staat de brief aan Sardis. Deze brief geeft profetisch een periode in de ‘kerk’geschiedenis weer, namelijk de periode van de Reformatie van ca. 1520 na Chr. tot ca. 1650 na Chr. De kerk van de Reformatie had de naam te leven, maar zij was dood (Openb. 3 : 1). De Reformatie brak weliswaar met Rome, en stelde Gods Woord centraal, maar schudde niet de totale Roomse erfenis van zich af. Ook de Protestantse kerken leren bijvoorbeeld sacramenten, terwijl de kerk geen genade van God kan uitdelen door het verrichten van handelingen! Het gevolg was dat niet alleen Rome de getrouwe getuigen van Jezus Christus vervolgde, maar we zien in de Reformatie dat ook de Protestanten de getrouwe getuigen van Jezus Christus vervolgen. De Anabaptisten, voortkomend uit de Waldenzen, werden in deze periode dan ook vervolgd door de Protestanten.
Wat de Reformatie voor belangrijks bracht, was puur het feit dat Gods Woord weer geciteerd werd, en dat mensen aangezet werden om de Bijbel te bestuderen. En het allerbelangrijkste was dat de toenmalige bijbel gezuiverd werd van Roomse invloeden. Met het ontstaan van de Reformatie-Bijbel werd de tekst van de Bijbel, zoals deze door de eerste Christenen gelezen werd, hersteld!
De verspreiding van Gods Woord
In Hand. 11 : 19 - 26 en 13 : 1 - 3 zien we dat het Evangelie zich verspreidt naar Antiochië en dat de gelovigen daar voor het eerst Christenen genoemd worden. Ook zien we dat Paulus en Barnabas hun bediening vanuit Antiochië beginnen. We zien dat Paulus en Barnabas ook weer terugkeren naar Antiochië (Hand. 14 : 26 - 28). In Hand. 14 : 28 lezen we: “En zij verkeerden aldaar geen kleine tijd met de discipelen”. Ook nadat ze weer in Jeruzalem zijn geweest, houden Paulus en Barnabas zich op te Antiochië (Hand. 15 : 35), en van daaruit vetrekken ze weer (Hand. 15 : 40). Antiochië is daarmee het nieuwe centrum geworden van waaruit Gods boodschap zich ging verspreiden. Jeruzalem was niet meer het centrum, maar zeker ook niet Rome, en ook niet Alexandrië, waar we zo direkt nog bij zullen stilstaan. In de tweede eeuw vestigde Lucianus in Antiochië de Antiocheense school. Lucianus wantrouwde de heidense filosofie, en geloofde in de autoriteit en de Goddelijkheid van de Schrift. In de Antiocheense school werd de Bijbel dan ook letterlijk onderwezen [1].
Vanuit dit gebied verspreidde zich niet alleen de prediking, maar ook Gods Woord. Gods Woord, door de apostelen in dit gebied op papier gezet, werd gelezen in de verschillende lokale gemeenten. In 1 Thess. 5 : 27 lezen we: “Ik bezweer u bij de Heere, dat deze zendbrief al de heilige broeders voorgelezen worde”. Dat deze zendbrief niet alleen bij deze bewuste gemeente bleef, maar, als vermaning en opbouwing, doorgestuurd werd naar andere gemeenten, blijkt uit bijv. Kol. 4 : 16: “En wanneer deze zendbrief door u zal gelezen zijn, maakt dat hij ook in de gemeente der Laodicensen gelezen wordt, en dat ook gij die leest, die uit Laodicea geschreven is”. De brieven gingen de verschillende gemeenten langs, en het was de bedoeling dat alle broeders deze brieven lazen of voorgelezen kregen. Hiertoe werden de brieven dan ook gekopieerd. Aangezien dit kopiëren met de hand gebeurde, spreken we van handschriften of manuscripten. Doordat de brieven lange reizen maakten en door velen gelezen werden, waren zij aan slijtage onderhevig. Het gebeurde dan ook vaak dat het oude manuscript vernietigd werd, wanneer er een nieuwe kopie gemaakt was [2]. De originele documenten waren niet heilig voor hen, zij hadden de tekst immers getrouw gekopieerd! Het vernietigen van de oude documenten had een duidelijk doel. Door de slijtage werden deze moeilijk leesbaar, en om de tekst te beschermen tegen vervalsing door overschrijffouten, werden de slecht leesbare handschriften vernietigd [3]. Vele van de handschriften, die men gevonden heeft, die uit deze regio stammen, dateren dan ook uit de latere eeuwen (uit de 11e en de 15e eeuw [4]). De handschriften die uit deze regio afkomstig zijn, rekent men tot de Byzantijnse familie. Hieruit is later de Textus Recetpus, die ten grondslag heeft gelegen aan onze Statenvertaling en de King James 1611, ontstaan. Er wordt ook wel gesproken van de Meerderheidstekst of de Antiocheense tekst. Wanneer men rekent dat er 5255 manuscripten zijn, en dat er 5210 manuscripten tot deze familie behoren, dan behoort 99 % van het aantal handschriften tot de Byzantijnse meerderheidstekst [5]. Deze handschriften vertonen onderling een zeer grote mate van overeenkomst! Het lijkt een betrouwbare getuige van het Woord van God te zijn!
De Syrische Pehitta en de Oude Latijnse Vulgaat
Maar hoe weten we dat teksten uit vooral de 11e en 15e eeuw nog betrouwbaar zijn?
Dit is een veel gehoorde aanklacht tegen de King James 1611 en de Statenvertaling. Buiten het feit dat er ook eerdere vondsten zijn, is Gods Woord al reeds in de vroege geschiedenis in andere talen vertaald. Het Woord verspreidde zich niet alleen in het Grieks! We zagen reeds dat Antiochië het nieuwe centrum is geworden van waaruit het Evangelie zich verspreidde, en waar de gelovigen voor het eerst Christenen genoemd werden. Antiochië was de hoofdstad van Syrië en naar verloop van tijd waren er duizenden Christenen. Reeds in 150 na Chr. werd de Bijbel in het Syrisch vertaald. Deze vertaling is bekend geworden onder de naam Peshitta. Zelfs vandaag de dag volgt deze Syrische vertaling over het algemeen de Textus Receptus [6]. Een groot deel van Europa viel onder het Romeinse Rijk, en het is dan ook geen wonder dat de Bijbel reeds vroeg in het Latijn vertaald werd. Deze Oude Latijnse versie veroverde Europa, en vormde het hart van de Nieuwtestamentische kerk, zoals deze gevonden werd bij de Vaudois, de Waldenzen, de Albigenzen, en vele andere fundamentele groeperingen door heel Europa heen. Deze vertaling werd zo geliefd en zo veel gebruikt door het gewone volk, dat deze vertaling de naam Vulgaat (Latijns voor ‘gewoon’) kreeg. Deze vertaling was reeds in 157 na Chr. in omloop [7]. Deze Oude Latijnse vertaling is ook weer een getuige dat de Ontvangen Tekst, de Textus Receptus, al heel vroeg de gangbare Bijbeltekst voor de Christenen was [8]! Het is nota bene de heer Hort, die aan de wieg heeft gestaan van de moderne Schriftkritiek, die uitsprak dat de Antiocheense tekst van de vierde eeuw de standaard Nieuwtestamentische tekst van het Oosten was geworden [9]. Zowel in Syrië, als in het vroege Europa, als in het Oosten (Constantinopel) was de Antiocheense tekst, de meerderheidstekst - tot ons gekomen via verschillende versies van de Textus Receptus in de King James 1611 en onze Statenvertaling - heel duidelijk het getrouw overgeleverde Woord van God!
Wanneer mensen Gods waarschuwingen in de wind slaan...
Maar hoe komt het dan dat er tegenwoordig zoveel nieuwe vertalingen komen, die onderling zo verschillend zijn, maar eigenlijk gezamenlijk afwijken van de Statenvertaling en de King James 1611? Daarvoor is het nodig de geschiedenis te kennen, maar ook te weten wat Gods Woord over die geschiedenis te zeggen heeft. De verschillen, die de laatste ruim 100 jaar (vanaf 1881 na Chr.) ontstaan zijn, zijn niet nieuw, maar oud! Het is HET VERSCHIL tussen in feite twee soorten Bijbels: de Roomse en de Protestantse, beter gezegd: tussen de Roomse en Gods Woord. Niet omdat de Protestanten zoveel beter zijn. Maar omdat God de geschiedenis gebruikt heeft, aangewend heeft, om Zijn Woord voor ons te bewaren!
Wanneer het volk Israël in het beloofde land is gekomen, en zij willen een koning als de volken, dan moeten zij iemand tot koning stellen, die de Heere voor hen zal uitkiezen. Deze koning mag onder andere geen paarden uit Egypte halen, en we lezen in Deut. 17 : 16: “en het volk niet doen weerkeren naar Egypte; (…) terwijl de Heere u gezegd heeft: Gij zult voortaan niet weerkeren door deze weg”. Wanneer de Chaldeeën Jeruzalem hebben ingenomen, is een overblijfsel van het volk bang voor de koning van Babel en wil naar Egypte vluchten (Jer. 41 : 17). In Jer. 42 : 18 en 19 waarschuwt Jeremia het volk: “Want zo zegt de Heere der heerscharen, de God Israëls: Zoals Mijn toorn, en Mijn grimmigheid is uitgestort over de inwoners van Jeruzalem, alzo zal Mijn grimmigheid over u uitgestort worden, als gij in Egypte zult gekomen zijn; en gij zult wezen tot een vervloeking, en tot een ontzetting, en tot een vloek, en tot smaadheid, en zult deze plaats niet meer zien. De Heere heeft tegen u gesproken, gij overblijfsel van Juda! Gaat niet in Egypte; weet voorzeker, dat ik heden tegen u betuigd heb”. De Heere God wil het Joodse volk niet in Egypte hebben! In Openbaring 11 : 8 vergelijkt de Heere het afvallige Jeruzalem met het geestelijke “Sodoma en Egypte”. De waarschuwing van de Heere tegen Egypte is overduidelijk.
Wat gebeurt er wanneer mensen Gods waarschuwingen in de wind slaan? Ook daarvan geeft Gods Woord duidelijke voorbeelden. Eén zo’n voorbeeld is Salomo. Salomo mocht als koning onder andere geen paarden uit Egypte halen en zijn volk niet naar Egypte laten teruggaan. En ondanks de grote wijsheid die Salomo van God had gekregen, luisterde hij niet naar Hem. In 1 Kon. 10 : 28 lezen we: “En het uitbrengen der paarden was wat Salomo uit Egypte had; en aangaande het linnen garen, de kooplieden van de koning namen het linnen garen voor de prijs”. In Deut. 17 : 17 kunt u verder lezen dat een toekomstige koning van Israël voor zichzelf “geen zilver en goud zeer vermenigvuldigen” mocht. In het eerste deel van het vers staat nog: “Ook zal hij voor zich de vrouwen niet vermenigvuldigen, opdat zijn hart niet afwijke”. Maar wanneer u 1 Kon. 10 : 14 – 29 doorleest, dan ziet u dat Salomo goud en zilver weldegelijk vermenigvuldigde. In één jaar tijd verzamelde Salomo 666 (!) talenten goud! En in 1 Kon. 11 : 1 – 4 lezen we: “En de koning Salomo had veel vreemde vrouwen lief, en dat naast de dochter van Faraö: Moabietische, Ammonietische, Edomietische, Sidonische, Hethietische; van die volken, waarvan de Heere gezegd had tot de kinderen Israëls: Gij zult tot hen niet ingaan, en zij zullen tot u niet inkomen; zij zouden voorzeker uw hart achter hun goden neigen; aan deze hing Salomo met liefde. En hij had zevenhonderd vrouwen, vorstinnen, en driehonderd bijvrouwen; en zijn vrouwen neigden zijn hart. Want het geschiedde in de tijd van Salomo’s ouderdom, dat zijn vrouwen zijn hart achter andere goden neigden; dat zijn hart niet volkomen was met de Heere, zijn God, gelijk het hart van zijn vader David”. Salomo huwde niet alleen Faraö’s dochter, maar 999 andere vrouwen! En het gevolg was dat zijn vrouwen “zijn hart achter andere goden neigden”. En Salomo eindigde als afgodendienaar, die zijn kinderen offerde aan de Molech (1 Kon. 11 : 7). Zover kun je vallen als je Gods waarschuwingen niet ter harte neemt!
De vervalsingen komen uit Egypte
En ondanks al Gods waarschuwingen zijn er in de loop van de geschiedenis toch Joden geweest die naar Egypte vertrokken zijn. Eén van die Joden was Philo. Philo leefde van ca. 25 v. Chr. tot ca. 45 na Chr. Philo heeft in Alexandrië, Egypte (!), de Alexandrijnse school gesticht. Wat deze school kenmerkte, is Philo’s gedachtengoed. In de Winkler Prins Encyclopedie lezen we over Philo:
‘Het was Philo’s vaste overtuiging dat Plato en andere Griekse denkers hun inzichten hadden ontleend aan Mozes (d.i. ook aan de ‘Boeken van Mozes’); zijn gigantisch oeuvre is o.m. ook een poging deze stelling te bewijzen en te gebruiken. Deze hebraïsering van de Griekse filosofie resulteerde in werkelijkheid echter in een hellenisering van Mozes en de thora. (…) Bij Philo is de wijsbegeerte ondergeschikt aan de openbaring. Bij de integratie van joodse religie en Griekse filosofie worden derhalve voor de filosofie strenge selectienormen gehanteerd. Philo is sterk beïnvloed door het platonisme en (neo)pythagoreïsme van zijn tijd, terwijl ook stoïsche ideeën een rol spelen’ [10].
We zien hier in een gewone wereldse encyclopedie staan, waar Gods Woord tegen waarschuwt! In Kol. 2 : 8 lezen we: “Ziet toe, dat niemand u als een roof meevoere door de filosofie, en ijdele verleiding, naar de overlevering der mensen, naar de eerste beginselen der wereld, en niet naar Christus”. Wanneer mensen zich gaan richten op de filosofie, dan belanden ze NIET bij Christus, maar bij de overleveringen der mensen, de eerste beginslen der wereld! In Alexandrië was een zogenaamd Christelijk centrum waar het geloof vermengd werd met filosofie! De Bijbel werd als gevolg daarvan niet meer letterlijk uitgelegd, zoals in Antiochië wel gebeurde, maar allegorisch. Zo geloofde Philo dat mensen als Adam, Noach, Mozes en David weliswaar bestonden in de Joodse poëzie, maar zij waren volgens hem geen ware historische figuren [11]. In de encyclopedie lezen we over de Alexandrijnse school:
‘Geestesrichting in de vroeg-christelijke Kerk, die werd gekenmerkt door het streven van joden (Philo van Alexandrië) en christenen om de leer van de Schrift voor intellectuele heidenen aantrekkelijk te maken en een dieper inzicht ervan te verwerven met behulp van een platoniserende filosofie. (…) De Alexandrijnse school met haar aandacht voor de allegorese heeft grote invloed op het christelijk denken uitgeoefend’ [12].
Philo werd later als hoofd van de school opgevolgd door Clemens, en nog weer later door Origenes. In Alexandrië werd ook gewerkt aan het kopiëren van de Schrift, en aan het bewerken van de Schrift! De Schrift werd vermengd met heidense filosofie. Dit gebeurde dus al tijdens de dagen van Jezus’ rondwandeling hier op aarde. Het is dan ook niet voor niets dat we Paulus’ waarschuwing vinden in 2 Kor. 2 : 17: “Want wij dragen niet, gelijk velen, het Woord Gods te koop, maar als uit oprechtheid, maar als uit God, in de tegenwoordigheid Gods, spreken wij het in Christus”. De King James 1611 zegt hier in het begin van het vers: “For we are not as many, which corrupt the word of God” (= “Want wij zijn niet als zo velen, die Gods Woord vervalsen”). Dit leidde dan ook tot een zekere strijd tussen de Antiocheense en de Alexandrijnse school. In de encyclopedie vinden we:
‘De Antiocheense school, die zich heeft gevormd in felle strijd met de theologen van Alexandrië (Alexandrijnse school)…,’ [13].
Een strijd, die we terugvinden in de Schrift. In Hand. 6 : 5 lezen we: “En dit woord behaagde aan heel de menigte; en zij verkoren Stéfanus, een man vol van geloof en van de Heilige Geest, en Filippus, en Prochorus, en Nicanor, en Timon, en Parmenas, en Nicolaüs, een Jodengenoot van Antiochië”. Terwijl we in Hand. 6 : 9 lezen: “En er stonden op sommigen, die waren van de synagoge, genaamd der Libertijnen, en der Cyrenéërs, en der Alexandrijnen, en van hen, die van Cilicië en Azië waren, en twistten met Stefanus”.
Het getuigenis van de Schrift over Egypte en Alexandrië mag duidelijk zijn. Philo, en velen met hem, sloegen Gods waarschuwingen in de wind! En waar men uitkomt? NIET bij Christus, maar bij de overleveringen der mensen, bij de eerste beginselen der wereld. In ongehoorzaamheid aan Gods Woord, komt men uit bij AFGODERIJ!
Vaticanus en Sinaïticus
In navolging van Philo werkte Origenes aan de Alexandrijnse school. Ook hij was daar bezig met het kopiëren en het vervalsen van de Schrift. Er zijn enkele handschriften bekend, waarvan de oorsprong ligt in Alexandrië. In 1841 na Chr. werd bekend gemaakt dat er in het Vaticaan een handschrift was. Dit handschrift heet dan ook Codex Vaticanus en wordt vaak aangegeven met de letter B. Dit handschrift bevindt zich reeds in het Vaticaan sinds 1475 na Chr [14]. Dit handschrift is ongeveer in het jaar 350 na Chr. ontstaan. Het is een oud, maar goed bewaard gebleven handschrift. In Vaticanus worden vele schrijffouten aangetroffen. Vaak zijn woorden of zinnen dubbel geschreven. Tevens heeft iemand uit de tiende eeuw er met een pen in gewerkt [15]. Alhoewel het een oud handschrift is, is het dus een handschrift van slechte kwaliteit. Tevens bevat het de apocriefe boeken [16]!
Een ander handschrift wat zijn oorsprong vindt in Alexandrië is de Codex Sinaïticus. Dit handschrift werd in 1844 na Chr. in een klooster bij de berg Sinaï ontdekt, en gaat terug naar ongeveer het jaar 350 na Chr. [17]. Ook dit handschrift ziet er voor het oog heel mooi uit. Het is goed bewaard gebleven. Maar het bevat wel allerlei boeken die niet tot de canon van de Schrift behoren. Het handschrift bevat allerlei wijzigingen, die door ten minste tien verschillende personen zijn aangebracht. Sommige wijzigingen zijn systematisch over elke pagina te vinden. Vele veranderingen zijn in de tijd van het ontstaan al aangebracht, maar ook een groot deel pas in de 6e of 7e eeuw. Sinaïticus is goed bewaard gebleven door de goede condities die het Egyptische klimaat daarvoor gaf, en omdat het in onbruik geraakt is. Niemand gebruikte zo’n slecht handschrift. Het werd dan ook gevonden in een afvalbak van het klooster [18].
Sinaïticus en Vaticanus lijken veel op elkaar, maar verschillen in grote mate van de Meerderheidstekst. Er wordt zelfs aangenomen dat beide handschriften afstammen van hetzelfde origineel en dat, in ieder geval een deel van beide handschriften geschreven is door dezelfde persoon [19].
Van de 5255 handschriften zijn er 45 die getuigen van het Alexandrijnse type. Dit is 1 % van het aantal handschriften [20]. Het ligt er aan welke bron er gehanteerd wordt. Er zijn ook bronnen die spreken over 265 Alexandrijnse manuscripten op een totaal van 5309 manuscripten [21]. Maar dan is het nog slechts 5 % van het aantal handschriften. Deze handschriften lijken op elkaar, en behoren dus tot dezelfde Alexandrijnse minderheidsfamilie. Ze verschillen sterk van de Meerderheidstekst, maar wijken ook onderling nog eens sterk af. Het gevolg van vervalsing…
Het ontstaan van de Roomse Vulgaat: de valse Vulgaat
Origenes werd in 232 na Chr. geëxcommunicreerd [22]. Toen vertrok hij met zijn handschriften naar Caesarea (in Israël), waar hij een nieuwe school oprichtte. Toen hij ermee ophield, schonk hij zijn bibliotheek aan zijn leerling Pamphilus, en via Pamphilus kwam deze Origenes-bibliotheek in handen van Eusebius [23], een geleerde in de kerkgeschiedenis in de dagen van keizer Constantijn. Eusebius was een groot bewonderaar van Origenes. Toen keizer Constantijn aan de macht kwam, en van het Christendom een staatsgodsdienst maakte, stond hij daarmee aan de wieg van de Rooms-katholieke Kerk. Eusebius was in feite een soort hoftheoloog [24] van Constantijn, en het was dan ook niet vreemd, gezien Constantijns doel om kerk en staat te vermengen, gezien Constantijns voorliefde om de klassieke kennis te vermengen met de Bijbel [25], en gezien Eusebius’ bewondering van Origenes, dat toen keizer Constantijn vijftig kopieën van de Bijbel wilde hebben, Eusebius koos voor de geschriften van Origenes, die afkomstig zijn uit Alexandrië. Het wordt door velen aangenomen dat Vaticanus en Sinaïticus twee van de kopieën zijn die keizer Constantijn bij Eusebius bestelde [26].
Maar de Rooms-katholieke Kerk in wording had een probleem! Gods Woord verspreidde zich over heel Europa. De Meerderheidstekst, zoals we die nu kennen in de Textus Receptus, was er in het Grieks en in het Syrisch, en in het Latijn veroverde het Europa. Dus om de macht steviger naar zich toe te trekken liet de Paus Hiëronymus de bijbel in 380 na Chr. in het Latijn vertalen, een vertaling die gelijk moest zijn aan de bijbel van Constantijn in het Grieks [27]. Reeds in die vierde eeuw werd Hiëronymus ervan beschuldigd door Helvidius, een geleerde uit Noord-Italië, dat hij vervalste Griekse handschriften gebruikte om deze Latijnse bijbel te maken [28]. Men heeft deze vertaling de Vulgaat genoemd, om de mensen te laten geloven dat dit het ware Woord van God was [29]. De Oude Latijnse Bijbel stond namelijk al als Vulgaat bekend. Zo heeft men er doelbewust naar gestreefd om Gods Woord te vervalsen. Dit blijkt ook uit de Engelse vertaling die Rome in 1582 van de Vulgaat heeft laten maken. In het voorwoord van het Nieuwe Testament van deze vertaling had men onder andere opgenomen:
‘Het is bijna driehonderd jaar geleden dat James, de Aardsbisschop van Genoa de bijbel in het Italiaans vertaald heeft. Meer dan tweehonderd jaar geleden (…) werd het getrouw in het Frans vertaald, om zo snel mogelijk de valse ketterse vertalingen van de sekte der Waldenzen uit de handen van de misleide mensen te slaan’ [30].
Deze Vulgaat van Hiëronymus is de Rooms-katholieke bijbel van de Middeleeuwen geworden. Er wordt vrij algemeen beweerd dat de Rooms-katholieke Kerk de Bijbel aan de wereld heeft gegeven. Dat is absoluut niet waar [31]. De Bijbel kwam door zendelingen uit Syrië en Klein-Azië naar Europa toe. Onder andere door de Oude Latijnse Vulgaat. Rome gaf de wereld een onzuivere tekst, een valse Vulgaat, met duizenden verzen aangepast en met extra boeken, om haar on-Bijbelse leer te kunnen verdedigen.
Gevolg: afgoderij
En we weten waar dat toe geleid heeft! Net als bij Salomo leidde dit tot afgoderij! De koningin des hemels – Maria – werd vereerd. Heiligenverering werd ingevoerd. Het Bijbelse Avondmaal werd een mystieke eucharistieviering. Symbolen en beelden kregen een centrale plaats. Heidense feesten werden ‘Christelijk’ gemaakt, waardoor Christenen zelfs vandaag de dag nog heidense feesten vieren. En ga zo maar door… Dit leidde er toe dat Bijbelgelovende Christenen in de Middeleeuwen vervolgd werden. We kunnen hierbij denken aan de Vaudois, de Waldenzen, de Albigenzen en de Anabaptisten. Miljoenen werden gemarteld en vermoord. Hun Bijbels werden verbrand.
De Textus Receptus: de tekst van de eerste Christenen hersteld!
De Reformatie brak pas echt door, nadat de Ontvangen Tekst in de Textus Receptus hersteld was. Het was Erasmus (1469 – 1536 na Chr.), een Nederlandse geleerde, die de Textus Receptus samenstelde, en daarmee de Bijbeltekst, de Ontvangen tekst herstelde. Hij had honderden handschriften te bestuderen, en dat deed hij, maar uiteindelijk gebruikte hij er maar enkelen voor zijn Textus Receptus. Dat wordt hem weleens verweten. Maar waarom? De grote meerderheid aan handschriften in het Grieks vertegenwoordigen allemaal de Ontvangen Tekst [32]. De handschriften die Erasmus gebruikte verschilden slechts in kleine en onbelangrijke details van de grote meerderheid aan handschriften. Erasmus heeft de klus ook niet snel en onnauwkeurig gedaan, zoals weleens beweerd wordt. Er zijn wel vijf verschillende edities geweest, en pas de latere edities zijn gebruikt om vertalingen van te maken [33]. Tevens wordt heel vaak gezegd dat er in die tijd nog niet zo veel kennis was over de handschriften als nu. En dat men destijds niet de beschikking had over al het materiaal. Erasmus had weldegelijk kennis van Codex Vaticanus. Hij correspondeerde erover met Professor Paulus Bombasius, en hij kreeg door anderen weer delen uit de Codex Vaticanus toegestuurd [34]. Tevens had Erasmus toegang tot de bibliotheek van het Vaticaan [35]. Erasmus verwierp de Roomse Vulgaat en de Alexandrijnse handschriften! Als Rooms-katholiek kende hij Rome en haar vervalsingen! Uiteindelijk werd Erasmus’ werk op het Concilie van Trente veroordeeld. In 1559 na Chr. plaatste de Paus Erasmus’ werken op de ‘Lijst met Verboden Boeken’, net zoals Gods Woord in 1229 na Chr. (de Oude Latijnse Vulgaat) op die lijst geplaatst is [36].
Het bewijs dat de Ontvangen Tekst hersteld is, wordt ondermeer geleverd door het feit van alle getuigen die er te vinden zijn in het Grieks, het Syrisch (de Peshitta) en het Latijn (de Oude Vulgaat)!
Het Griekse Nieuwe Testament van Erasmus werd door Luther ter hand genomen en in het Duits vertaald. Het werd door Tyndale ter hand genomen en in het Engels vertaald, en later verscheen in 1611 de Authorized Version door toedoen van King James. In Nederland verscheen uit de Textus Receptus de Nederlandse Statenvertaling.
Het feit dat Gods Woord er weer was, leidde er toe dat er na de Reformatie een periode van opwekkingen ontstond. Niet in de Protestantse kerk, want die was dood, maar in de volgende kerkelijke periode, weergegeven in Openbaring door de brief aan Filadelfia.
[1] ‘Gipp’s Understandable History of the Bible’, Samuel C. Gipp, Th.D., DaystarPublishing, Northfield, Ohio, USA, 1987, 2000. blz. 86.
[2] ‘One Book Stands Alone, the Key to Believing the Bible’, Douglas D. Stauffer, Ph.D., McCowen Mills Publishers, Millbrook, AL, USA, 2001, blz. 278.
[3] ‘Gipp’s Understandable History of the Bible’, Samuel C. Gipp, Th.D., DaystarPublishing, Northfield, Ohio, USA, 1987, 2000. blz. 100, 101.
[4] ‘In Defense of Erasmus’, Dr. John Cereghin, Grace Baptist Church of Smyrna, Delaware, USA, Question 12.
[5] ‘Defending the King James Bible: A Fourfold Superiority, God’s Word Kept Intact in English’, Rev. D. A. Waite, Th.D., Ph.D., The Bible For Today Press, Collingswood, New Jersey, U.S.A, 1992, 1994.
[6] ‘Which Bible?’ David Otis Fuller, D.D., Institute for Biblical Textual Studies, Grand Rapids, Michigan, USA, 1970, 1995, blz. 197, 198.
[7] ‘Gipp’s Understandable History of the Bible’, Samuel C. Gipp, Th.D., DaystarPublishing, Northfield, Ohio, USA, 1987, 2000. blz. 117, 118.
[8] ‘Which Bible?’ David Otis Fuller, D.D., Institute for Biblical Textual Studies, Grand Rapids, Michigan, USA, 1970, 1995, blz. 207.
[9] Idem, blz. 197.
[10] ‘Encarta, Encyclopedie 2000, Winkler-Prins’, Microsoft Corporation/Elsevier, 1993 – 1999. Zie onder ‘Philo’.
[11] ‘Gipp’s Understandable History of the Bible’, Samuel C. Gipp, Th.D., DaystarPublishing, Northfield, Ohio, USA, 1987, 2000. blz. 80.
[12] ‘Encarta, Encyclopedie 2000, Winkler-Prins’, Microsoft Corporation/Elsevier, 1993 – 1999. Zie onder ‘Alexandrijnse school’.
[13] Idem. Zie onder ‘Antiocheense school’.
[14] ‘One Book Stands Alone, the Key to Believing the Bible’, Douglas D. Stauffer, Ph.D., McCowen Mills Publishers, Millbrook, AL, USA, 2001, blz. 285.
[15] ‘Gipp’s Understandable History of the Bible’, Samuel C. Gipp, Th.D., DaystarPublishing, Northfield, Ohio, USA, 1987, 2000. blz. 124, 125.
[16] De apocriefe boeken als Tobit, Judit, Makkabeeën e.d. behoren niet tot de Hebreeuwse canon, en zijn dus een toevoeging aan Gods Woord.
[17] ‘One Book Stands Alone, the Key to Believing the Bible’, Douglas D. Stauffer, Ph.D., McCowen Mills Publishers, Millbrook, AL, USA, 2001, blz. 285.
[18] ‘Gipp’s Understandable History of the Bible’, Samuel C. Gipp, Th.D., DaystarPublishing, Northfield, Ohio, USA, 1987, 2000. blz. 121, 122.
[19] ‘The Revision Revised, A Refutation of Westcott and Hort’s False Greek Text and Theory’, Dean John William Burgon, Dean Burgon Society Press, Collingswoord, New Jersey, USA, blz. 11, 12.
[20] ‘Defending the King James Bible: A Fourfold Superiority, God’s Word Kept Intact in English’, Rev. D. A. Waite, Th.D., Ph.D., The Bible For Today Press, Collingswood, New Jersey, U.S.A, 1992, 1994.
[21] ‘Let’s Weigh the Evidence’, Barry D. Burton, Chick Publications, 1983, blz. 58.
[22] ‘Encarta, Encyclopedie 2000, Winkler-Prins’, Microsoft Corporation/Elsevier, 1993 – 1999. Zie onder ‘Origenes’.
[23] ‘One Book Stands Alone, the Key to Believing the Bible’, Douglas D. Stauffer, Ph.D., McCowen Mills Publishers, Millbrook, AL, USA, 2001, blz. 310.
[24] ‘Encarta, Encyclopedie 2000, Winkler-Prins’, Microsoft Corporation/Elsevier, 1993 – 1999. Zie onder ‘Constantijn’.[25] ‘Beproeving en Getuigenis, de Oude Kerk van het begin tot Constantijn in beeld en tekst’, Carsten Peter Thiede en Ken Curtis, Evangelische Omroep, Hilversum, 1991, blz. 84.
[26] ‘One Book Stands Alone, the Key to Believing the Bible’, Douglas D. Stauffer, Ph.D., McCowen Mills Publishers, Millbrook, AL, USA, 2001, blz. 285.
[27] ‘Which Bible?’ David Otis Fuller, D.D., Institute for Biblical Textual Studies, Grand Rapids, Michigan, USA, 1970, 1995, blz. 217.
[28] Idem, blz. 205, 206.
[29] ‘Gipp’s Understandable History of the Bible’, Samuel C. Gipp, Th.D., DaystarPublishing, Northfield, Ohio, USA, 1987, 2000. blz. 117.
[30] ‘Which Bible?’ David Otis Fuller, D.D., Institute for Biblical Textual Studies, Grand Rapids, Michigan, USA, 1970, 1995, blz. 223.
[31] Idem, blz. 214.
[32] Idem, blz. 226.
[33] ‘In Defense of Erasmus’, Dr. John Cereghin, Grace Baptist Church of Smyrna, Delaware, USA, Question 11.
[34] ‘One Book Stands Alone, the Key to Believing the Bible’, Douglas D. Stauffer, Ph.D., McCowen Mills Publishers, Millbrook, AL, USA, 2001, blz. 280.
[35] ‘The History of the New Testament Church’, Volume 1, 4 B.C. – 1600 A.D., Peter S. Ruckman, Ph.D., Bible Baptist Bookstore, Pensacola, USA, 1982, blz. 392.
[36] ‘One Book Stands Alone, the Key to Believing the Bible’, Douglas D. Stauffer, Ph.D., McCowen Mills Publishers, Millbrook, AL, USA, 2001, blz. 281.