Velerlei verzoekingen...
De Christen en het lijden – deel 4
Inleiding
Wanneer we het hebben over het lijden van de Christen, dan denken we misschien het eerst aan vervolging. In de geschiedenis, maar ook vandaag de dag, zijn er velen die daarmee te maken hebben gehad, of daarmee te maken hebben. Als mensen daarin volharden belooft de Heere als beloning de “kroon des levens”. In deel 1 van deze serie is daar uitgebreid bij stilgestaan.
In deel 2 zagen we dat we als Gemeente van de Heere Jezus niet per definitie de belofte hebben van een stil en gerust leven als wij daarom bidden (1 Tim. 2 : 1, 2). In een tijd van vervolging liet de Heere Paulus oproepen om te bidden voor alle mensen, maar ook voor “koningen en allen die in hoogheid zijn” (1 Tim. 2 : 1, 2). Het is namelijk de wil van de Heere “...dat alle mensen zalig worden en tot kennis der waarheid komen” (1 Tim. 2 : 4). De Heere zegt dat de Zijnen gezanten van Christus zijn. En in een tijd van rust kunnen zij het Evangelie uitdragen om mensen te bereiken. Dat is Gods bedoeling.
Ook heeft de gelovige in de Gemeente-tijd geen belofte dat het altijd voor de wind zal gaan (zie deel 3). De verlossing van ons lichaam komt pas wanneer de Heere Jezus ons zal komen halen, met de Opname van de Gemeente. Dat is het moment dat wij een zondeloos opstandingslichaam ontvangen. Dan zijn wij bevrijd van alle lichamelijke noden. Natuurlijk, mochten wij eerder sterven, zijn wij eerder bevrijd van lichamelijke nood, echter met de Opname krijgen wij pas ons opstandingslichaam.
Wel weten we dat de Heere beloofd heeft dat voor de Zijnen alle dingen medewerken ten goede voor de eeuwigheid. De Heere werkt het alles uit naar Zijn wil. Ook zagen we de belofte dat de Heere uitkomst geeft in de verzoeking, niet zodat deze weg is, maar zodat wij ze kunnen verdragen. En dat is misschien wel iets moeilijks voor veel moderne Westerse Christenen, maar het is wel de waarheid. Wij moeten leren in alle omstandigheden dankbaar te zijn dat wij Hem kennen, en dat de Heere ons daarin helpt.
Velerlei verzoekingen en de kroon des levens
Eigenlijk heeft in deel 1 t/m 3 met name het lijden voor de Naam de Heere Jezus centraal gestaan. Alhoewel deel 3, met de vraag “Verlost de Heere uit alle nood?”, al wel verder keek, is ook die studie afgesloten met een indrukwekkend getuigenis van een vrouw. Zij werd ter dood gebracht, omdat zij getuigde van de Heere Jezus. En voor haar executie schreef zij brieven aan haar man en zoon. Uit dat voorbeeld werd duidelijk dat de Heere kracht geeft voor het dragen van de verzoeking. Hoe moeilijk ook. Maar er zijn dus ook andere smarten, andere verzoekingen, waarvoor de gelovige de “kroon des levens” kan ontvangen.
Wat zegt de Bijbel over “verzoeking”? De kroon des levens komt namelijk niet alleen voor in Openb. 2 : 10, maar ook in Jak. 1 : 12. En daar lezen we: “Zalig is de man die verzoeking verdraagt; want als hij beproefd zal geweest zijn, zal hij de kroon des levens ontvangen, welke de Heere beloofd heeft dengenen die Hem liefhebben”. Nu staat hier in feite dat de Heere de kroon des levens geeft aan “dengenen die Hem liefhebben”. Maar het staat wel in de context van verzoeking verdragen. Want blijkbaar krijgt hij de kroon “als hij beproefd zal geweest zijn”. Zie het eerste deel van het vers. Maar ook de verdere context. In Jak. 1 : 2 lezen we bijvoorbeeld: “Acht het voor grote vreugde, mijne broeders, wanneer gij in velerlei verzoekingen valt”.
Beproevingen als test
Nu zijn er eigenlijk, hoog over, twee soorten verzoekingen. We komen zo direct terug bij Jakobus, maar eerst gaan we naar Genesis. In Gen. 22 : 1 komen we voor de eerste keer “verzoeking” tegen. We lezen daar: “EN het geschiedde na deze dingen, dat God Abraham verzocht; en Hij zeide tot hem: Abraham. En hij zeide: Zie, hier ben ik”. U kent waarschijnlijk de geschiedenis wel dat Abrahams geloof op de proef gesteld werd. En hoe. Abraham leefde nog niet onder de Wet. Deze was toen nog niet gegeven. Maar die Wet stelde in “het eerste en het grote gebod” (Matth. 22 : 38): “Zo zult gij den HEERE uw God liefhebben, met uw ganse hart en met uw ganse ziel en met al uw vermogen” (Deut. 6 : 5). Al was die Wet er nog niet, eigenlijk werd Abraham hierop beproefd. Abraham onderging een test van God om te zien of hij de Heere wel echt lief had. En dat het een test was, blijkt bijvoorbeeld uit Hebr. 11 : 17, waar geschreven staat: “Door het geloof heeft Abraham, als hij verzocht werd, Izak geofferd, en hij die de beloften ontvangen had, heeft zijn eniggeborene geofferd”. De KJV1611 heeft hier staan: “By faith Abraham, when he was tried” [= toen hij beproefd werd]. Hij werd dus beproefd of getoetst, of getest. En deze vorm van test is natuurlijk wel de ultieme test: Abraham werd gevraagd zijn geliefde zoon te offeren (Gen. 22 : 2). Abraham gehoorzaamde en uiteindelijk mocht hij zijn zoon niet offeren (Gen. 22 : 12). God voorzag Zelf in een offer (Gen. 22 : 13). Dit alles zag vooruit op het feit dat eens de Heere Zijn eigen Zoon zou gaan geven uit liefde voor Zijn schepping.
Zoals Abraham getest werd, zo kan de Heere ook u testen. Hoe staat u in het leven? Staat de Heere voor u bovenaan? Is uw bezit voor u belangrijker? Is uw baan voor u belangrijker? Is uw familie of uw gezin voor u belangrijker? Allemaal vragen die u zich kan stellen. Soms kan het werk voor mensen zo belangrijk zijn… En misschien niet eens vanwege “status”. Maar wel omdat men daardoor een “zekere” inkomstenbron heeft. En dan wordt er elke keer een stapje bij gedaan… Maar de Heere? Heeft u nog steeds tijd voor Hem? In uw stille tijd? Of door met andere gemeente-leden Gods Woord uit te dragen, op straat bijvoorbeeld? Heeft u nog steeds tijd voor uw gezin? Soms is het beter om een stapje terug te doen, om meer tijd voor de Heere, of voor uw gezin, te hebben. Wanneer u dat voor de Heere doet, zal Hij zeker voor u en uw gezin zorgen. Dit kan een test zijn. “Wat (of: Wie) vind ik belangrijker?”
Beproevingen vormen u
En zo kunnen we allemaal onze persoonlijke testen ondergaan. Uiteindelijk vormt het u, leert het u meer te vertrouwen op de Heere God. In 1 Petr. 1 : 6 en 7 staat geschreven: “In Welken gij u verheugt, nu een weinig tijds (zo het nodig is) bedroefd zijnde door menigerlei verzoekingen; Opdat de beproeving uws geloofs, die veel kostelijker is dan van het goud, hetwelk vergaat en door het vuur beproefd wordt, bevonden worde te zijn tot lof en eer en heerlijkheid, in de openbaring van Jezus Christus”. De beproeving van ons geloof is dus kostbaarder dan aards goud dat door vuur beproefd wordt. Het doet denken aan de studie “Verlost de Heere uit alle nood?”, waarin we zagen dat de Heere alle dingen doet “medewerken ten goede” voor “degenen die God liefhebben” (Rom. 8 : 28). En dan niet eens zozeer voor uw aardse leven hier op aarde, maar wel voor uw eeuwigheid bij Hem.
Een andere soort verzoeking
Abraham werd dus door God verzocht. Dat is wat er in de Bijbeltekst staat. Maar is dat niet in tegenspraak met wat er in Jak. 1 : 13 staat geschreven? Daar lezen we namelijk: “Niemand, als hij verzocht wordt, zegge: Ik word van God verzocht. Want God kan niet verzocht worden met het kwade, en Hij Zelf verzoekt niemand”. Hier staat dus geschreven dat God niemand verzoekt. Hoe zit dat dan met wat we over Abraham hebben gelezen? Opnieuw moeten we ook in dit geval stellen dat God niet liegen kan (Num. 23 : 19; Tit. 1 : 2), en dus, dat Zijn Woord niet in tegenspraak kan zijn. Is er dan een Bijbelse verklaring voor deze schijnbare tegenstijdigheid? Ja, natuurlijk is die er.
We komen daarvoor terug bij Jakobus, want de context van Jak. 1 : 13 verklaart hoe dit zit. Allereerst is het belangrijk om te beseffen dat we uit Jakobus lezen. En Jakobus is geschreven “aan de twaalf stammen die in de verstrooiing zijn” (Jak. 1 : 1). Het boek Jakobus is leerstellig dan ook gericht aan gelovige Joden in de Grote Verdrukking. Net als bij het boek Hebreeën. Echter als we lezen over “verdrukkingen”, die leiden tot het leren van geduld (Jak. 1 : 3), waardoor het geloof vervolmaakt wordt, dan zien we duidelijk overeenkomsten met de brieven aan de Gemeente. In Rom. 5 : 3 lezen we bijvoorbeeld: “En niet alleenlijk dit, maar wij roemen ook in de verdrukkingen, wetende dat de verdrukking lijdzaamheid werkt”. Ook lezen we in de brieven aan de Gemeente over loon in de eeuwigheid door het verdragen van verdrukkingen. In 2 Kor. 4 : 17 lezen we: “Want onze lichte verdrukking, die zeer haast voorbijgaat, werkt ons een gans zeer uitnemend eeuwig gewicht der heerlijkheid”. De verdrukking die u meemaakt, levert in de eeuwigheid “gewicht”, oftewel “goud, zilver” en “kostelijke stenen” (1 Kor. 3 : 12, 14). Dat bepaalt uw “loon en kroon”. En zo zien we hoe deze teksten in Jakobus ook gedragen worden door de brieven aan de Gemeente. Daarom kunnen we dit geestelijk gezien zeker ook toepassen op de Gemeente.
… verzoeking tot zonde
Abrahams beproeving was een beproeving om te zien of hij zoveel geloof en vertrouwen op God had, dat hij zelfs zijn zoon zou offeren. We hebben het woord “test” gebruikt. Maar de context van Jak. 1 : 13 laat zien dat er ook nog een andere soort van verzoeking is, namelijk een verzoeking tot zonde. In het eerste deel van deze verzen van Jakobus gaat het nog om vezoeking als een test, net als bij Abraham. Jak. 1 : 8 spreekt niet voor niets over het feit dat een "dubbelhartig man" “ongestadig” is “in al zijn wegen”. De Heere wil graag uw hele hart. Of zoals de Heere Jezus zei: U kunt niet twee heren dienen (Matth. 6 : 24; Luk. 16 : 13). Iets wat we in de brieven aan de Gemeente terugvinden in een tekst als Rom. 8 : 5, 12 – 13: “Want die naar het vlees zijn, bedenken wat des vleses is; maar die naar den Geest zijn, bedenken wat des Geestes is. (…) Zo dan, broeders, wij zijn schuldenaars niet aan het vlees, om naar het vlees te leven. Want indien gij naar het vlees leeft, zo zult gij sterven; maar indien gij door den Geest de werkingen des lichaams doodt, zo zult gij leven”. Vandaar dat de Heere in Gal. 5 : 25 ook zegt: “Indien wij door den Geest leven, zo laat ons ook door den Geest wandelen”.
Maar in Jak. 1 : 13 – 16 zien we dat de verzoeking opeens te maken heeft “met het kwade” (Jak. 1 : 13), met “eigen begeerlijkheid” waardoor mensen “afgetrokken en verlokt” worden (Jak. 1 : 14), waardoor er zonde ontstaat (Jak. 1 : 15). Eigenlijk zouden de verzen Jak. 1 : 13 – 16 onder een apart kopje moeten komen te staan, omdat het hier om een andere soort verzoeking gaat. Hier gaat het namelijk om verzoeking tot zonde. En déze verzoeking komt dus niet van de Heere. Vaak ontstaat deze doordat u, zoals in dit gedeelte, op uw eigen vlees gericht bent, óf doordat de Heere de satan toelaat om u tot zonde te (proberen te) verleiden.
De scherpe doorn in Paulus’ vlees
Zo spreekt Paulus over de doorn in het vlees. In 2 Kor. 12 : 7 zegt hij: “En opdat ik mij door de uitnemendheid der openbaringen niet zou verheffen, zo is mij gegeven een scherpe doorn in het vlees, namelijk een engel des satans, dat hij mij met vuisten slaan zou, opdat ik mij niet zou verheffen”. Maar wat of wie is nu die doorn in het vlees? Er is dus blijkbaar een engel des satans die hem kwelt. En het heeft weldegelijk een doel: Paulus klein houden, zodat hij niet op zichzelf gaat vertrouwen, maar op de Heere blijft vertrouwen. Hij moest bewaard worden tegen hoogmoed, zodat hij zich niet boven anderen zou gaan verheffen. Paulus heeft de Heere tot driemaal toe gebeden, maar de Heere zei: “Mijn genade is u genoeg” (2 Kor. 12 : 8, 9). Door het getuigenis van Paulus zien we dan dat de Heere juist door die zwakheid van ons heen wil werken, dat Hij door uw zwakheid heen wil werken. Dan staat u namelijk niet in eigen kracht, maar in Zijn kracht. In Gal. 4 : 14 spreekt Paulus waarschijnlijk over deze doorn, en noemt hij dit zijn “verzoeking, die in mijn vlees geschiedde”.
De satan, een instrument in Gods hand?
Feit is dat we zien dat de Heere de satan vaak als instrument gebruikt om mensen te verzoeken. Dat blijkt namelijk ook uit andere Schriftgedeeltes. Bijvoorbeeld in Job 1 : 12 en Job 2 : 6 krijgt de satan van de Heere toestemming om Job te verzoeken, met als doel, van de satan, om de Heere te vervloeken (Job 1 : 11, 2 : 5) [1]. We lezen in Job 1 : 12 bijvoorbeeld: “En de HEERE zeide tot den satan: Zie, al wat hij heeft zij in uw hand; alleen aan hem strek uw hand niet uit. En de satan ging uit van het aangezicht des HEEREN”.
In het geval van Job had de Heere Zelf er een ander achterliggend doel mee, wat de reden is geweest, waarom Hij het lijden van Job heeft toegelaten. In Job 1 : 8 lezen we dat de Heere van Job zegt dat hij eigenlijk wel heel “voorbeeldig” is: “En de HEERE zeide tot den satan: Hebt gij ook acht geslagen op Mijn knecht Job? Want niemand is op de aarde gelijk hij, een man, oprecht en vroom, godvrezende en wijkende van het kwaad”. Maar we zien door het boek van Job heen dat hij eigenlijk zelf wel heel goed wist dat hij rechtvaardig was, en dat hij dacht dat hij zelf wel voor God staande zou kunnen blijven. In Job 13 : 5 wordt dit heel duidelijk. Job zei: “Zie, zo Hij mij doodde, zou ik niet hopen? Evenwel zal ik mijn wegen voor Zijn aangezicht verdedigen” (zie ook Job 27 : 6). Het leidde er toe dat Elihu uitsprak: "Houdt gij dat voor recht, dat gij gezegd hebt: Mijn gerechtigheid is meerder dan Gods?" (Job 35 : 2). Hiermee stelde Job zich gelijk aan, of zelfs meerder dan God. Meerder dan Jezus Christus, Die Gods Rechtvaardigheid is (Rom. 3 : 21 – 22). Job moest tot het inzicht komen dat hij als kleine mens niet kan bestaan ten opzichte van een Rechtvaardig God (Job 42 : 2 – 6). In Job 42 : 6 sprak hij: “Daarom verfoei ik mij, en ik heb berouw, in stof en as”. Maar we hebben gezien dat de Heere de satan gebruikte als instrument, want Hijzelf verzoekt niet tot zonde (zie ook 1 Kon. 22 : 20 – 22).
De verzoeking in de woestijn
Hetzelfde zien we gebeuren bij de Heere Jezus en Zijn verzoeking in de woestijn. Hij wordt weliswaar door de Heilige Geest de woestijn in geleid (Luk. 4 : 1), maar het is de duivel die Hem, kansloos natuurlijk, tot zonde probeert te verleiden (Luk. 4 : 2, 6).
De volkstelling van David
Maar dan begrijpen we misschien ook een moeilijke geschiedenis in het Oude Testament, waar we lezen dat de Heere David aanzette tot een volkstelling. In 2 Sam. 24 : 1 lezen we: “EN de toorn des HEEREN voer voort te ontsteken tegen Israël; en Hij porde David aan tegen henlieden, zeggende: Ga, tel Israël en Juda”. Maar dan blijkt dat deze volkstelling wel een zonde was... (2 Sam. 24 : 10), en David wordt ervoor gestraft (2 Sam. 24 : 13, 15 – 17). En toch is het niet de Heere Zelf Die dit “aanporren” uitgevoerd heeft. Hij heeft het wel toegelaten, maar de uitvoerder was de duivel, zoals blijkt uit 1 Kron. 21 : 1. Daar staat geschreven: “TOEN stond de satan op tegen Israël, en hij porde David aan dat hij Israël telde”. David werd verzocht. Het had te maken met zijn “lust” (2 Sam. 24 : 3). Hij wilde weten hoe “sterk” het volk was (2 Sam. 24 : 9), en vertrouwde dus niet op Gods leiding. In ieder geval zien we dat 2 Sam. 24 : 1 en 1 Kron. 21 : 1 elkaar niet tegenspreken. Ze vullen elkaar aan, en worden ondersteund door de uitleg van de rest van de Schrift.
Aan de satan overgegeven...
Ook in het Nieuwe Testament, in de brieven aan de Gemeente, zien we gewoon letterlijk geschreven staan dat de Heere gelovigen uitlevert aan de duivel. In 1 Tim. 1 : 20 lezen we bijvoorbeeld: “Onder welke is Hymenéüs en Alexander, die ik den satan overgegeven heb, opdat zij zouden leren niet meer te lasteren”. (zie ook 1 Kor. 5 : 5). Dit gebeurt doelbewust, soms om ze te corrigeren, maar soms ook zelfs tot de dood erop volgt. 1 Kor. 5 : 5 spreekt letterlijk over “tot verderf des vleses” (zie ook 1 Kor. 3 : 17; Rom. 8 : 13). En hoe zwaar dit ook klinkt, het is Gods Woord, en de duivel krijgt hier dan dus toestemming voor van God Zelf.
Driedeling in verzoekingen tot zonde
Buiten het feit dat de Heere God mensen soms test om te zien of ze Hem weldegelijk met hun hele hart liefhebben, zijn er dus velerlei verzoekingen waaraan de mens bloot kan komen te staan. In 1 Joh. 2 : 15 en 16 lezen we: “Hebt de wereld niet lief, noch hetgeen in de wereld is; zo iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem. Want al wat in de wereld is, namelijk de begeerlijkheid des vleses en de begeerlijkheid der ogen en de grootsheid des levens, is niet uit den Vader, maar is uit de wereld”. In deze verzen vinden we eigenlijk de grote driedeling waarin zonden, waarin verzoekingen tot zonden, kunnen worden ingedeeld. Die driedeling zien we ook bij de zondeval in het Paradijs. Wanneer Eva de boom ziet, waarvan ze niet mag eten, gebeurt het volgende: “En de vrouw zag dat die boom goed was tot spijze, en dat hij een lust was voor de ogen, ja, een boom die begeerlijk was om verstandig te maken; en zij nam van zijn vrucht en at; en zij gaf ook haar man met haar, en hij at” (Gen. 3 : 6). Kunnen we hier dan voorbeelden van vinden? Ja hoor.
De begeerlijkheid des vleses / goed tot spijze
Allereerst hebben we de “begeerlijkheid des vleses” of het “goed tot spijze”. Bij de verzoeking in de woestijn, zegt de duivel tegen de Heere Jezus: “Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg tot dezen steen dat hij brood worde” (Luk. 4 : 3). De duivel speelt hier in op het ego. De Heere Jezus was/is Gods Zoon. Hij kón die steen in brood veranderen. Vertaald naar ons: Er zelf voor zorgen dat u iets krijgt, wat u hebben wilt, maar wat u niet toekomt. Dat is waar het om draait. Denk aan David die overspel pleegde met Bathséba, en vervolgens een moord pleegde op haar man Uria, om haar tot zich te nemen (2 Sam. 11 en 12). David kreeg berouw, maar hij moest zwaar boeten. Onder andere het kind dat hieruit voortkwam stierf (2 Sam. 12 : 11, 14). Maar hoe speelt de duivel in deze maatschappij niet in op deze gevoelens. Kinderen wordt al zo vroeg mogelijk geleerd hoe seksueel alles in elkaar zit, zodat ze maar zo jong mogelijk alles kunnen nemen wat ze willen, zonder ook maar enig kader die de Heere aan seksualiteit gegeven heeft. Het is Gods wil dat “de man zijn vader en zijn moeder verlaten” zal “en zijn vrouw aankleven, en zij zullen tot één vlees zijn” (Gen. 2 : 24; Ef. 5 : 31). God wil niet dat mensen de ene keer met de één naar bed gaan, en de andere keer met de ander. Hij wil niet dat u maar neemt om te “consumeren”. Hij wil dat u een bewuste keuze maakt. Hij wil dat u trouw bent.
De begeerlijkheid der ogen / een lust voor de ogen
Een ander voorbeeld: De “begeerlijkheid der ogen”, of “een lust voor de ogen”. Bij de verzoeking in de woestijn zei de duivel tegen de Heere Jezus: “En als Hem de duivel geleid had op een hogen berg, toonde hij Hem al de koninkrijken der wereld in een ogenblik tijds. En de duivel zeide tot Hem: Ik zal U al deze macht en de heerlijkheid derzelver koninkrijken geven; want zij is mij overgegeven, en ik geef haar wien ik ook wil” (Luk. 4 : 5, 6). Voor macht en rijkdom hebben mensen veel over. Zo liet koning Balak van Moab Bileam komen om Israël te vervloeken. In Num. 22 : 17 lezen we dat Balak tegen Bileam zei: “Want ik zal u zeer hoog vereren, en al wat gij tot mij zeggen zult, dat zal ik doen; zo kom toch, vervloek mij dit volk”. Uiteindelijk ging Bileam mee, en het gevolg was dat God ervoor zorgde dat Bileam Israël niet vervloekte, maar juist zegende. En dat leek goed af te lopen, want Num. 24 : 25 eindigt, na de zegen voor Israël, met: “Toen stond Bileam op en ging heen en keerde weder tot zijn plaats; Balak ging ook zijn weg”. En toch spreekt bijvoorbeeld Openb. 2 : 14 over deze Bileam het volgende: “Maar Ik heb enige weinige dingen tegen u, dat gij aldaar hebt die de lering van Bíleam houden, die Balak leerde den kinderen Israëls een aanstoot voor te werpen, opdat zij zouden afgodenoffer eten en hoereren”. Bileam kon Israël blijkbaar niet vervloeken, maar hij had Balak advies gegeven om het volk te verleiden tot het eten van afgodenoffer en tot hoererij. En zo kon Bileam blijkbaar zijn loon alsnog opstrijken, want Israël kwam daardoor tot zonde tegenover de Heere God (Num. 25 : 1 – 9; Num. 31 : 16; Judas 11). En is het niet zo dat in deze wereld nagenoeg alle rijken en machtigen der aarde hun ziel verkocht hebben aan de duivel omdat zij vaak op de één of andere manier verbonden zijn met bijvoorbeeld de Vrijmetselarij? Een ander voorbeeld: worden wij niet door reclame steeds meer aangezet tot het willen hebben van zaken die eigenlijk niet nodig zijn?
De grootsheid des levens / begeerlijk om verstandig te maken
En dan hebben we nog “de grootsheid des levens” of het “begeerlijk om verstandig te maken”. De Heere Jezus kreeg in de woestijn een derde verzoeking, die hiermee te maken heeft. De duivel zei tegen Hem: “Indien Gij de Zone Gods zijt, werp Uzelven vanhier nederwaarts; Want er is geschreven, dat Hij Zijn engelen van U bevelen zal, dat zij U bewaren zullen; En dat zij U op de handen nemen zullen, opdat Gij Uw voet niet te eniger tijd aan een steen stoot”. De Heere Jezus antwoordde hierop met: “...Gij zult den Heere uw God niet verzoeken”. Het voorbeeld uit deel 3 van deze serie, “Verlost de Heere uit alle nood?”, waarbij we stilstonden bij de houding: “Ik ben Christen, dus het gaat goed met mij, want God is aan mijn zijde”, past hier heel goed bij. Trots, hoogmoed spreekt erin door. Maar als dit God verzoeken is, dan weet u in elk geval wie al die welvarende mensen in die kringen van het welvaartsevangelie helpt…
En zo zijn alle zonden die in de Bijbel beschreven staan wel ergens onder deze drie in te delen. En de vijand van God speelt er maar wat graag op in, om mensen op deze manier van God af te houden, maar net zo goed om de wederom geboren Christen op deze manier te verzoeken, te verleiden tot zonde.
De tong… een klein vuur
Ik wil nog één voorbeeld bespreken. Een voorbeeld waar de duivel ook garen bij spint. In Jak. 3 : 6 staat geschreven: “De tong is ook een vuur, een wereld der ongerechtigheid; alzo is de tong onder onze leden gesteld, welke het gehele lichaam besmet, en ontsteekt het rad onzer geboorte, en wordt ontstoken van de hel”. Onder Christenen wordt er nog weleens over elkaar gesproken. Binnen de “Evangelische wereld” is dat ook al jaren een ding, en het zal in andere kerken en groeperingen wel niet anders zijn. En laten we wel wezen, aangezien de Bijbel zo duidelijk over de tong spreekt, is dat ook niet zo vreemd natuurlijk. Ook maakt de Heere door Paulus de volgende opmerking in Zijn Woord: “Want gij zijt nog vleselijk. Want dewijl onder u nijd is en twist en tweedracht, zijt gij niet vleselijk, en wandelt gij niet naar den mens? Want als de een zegt: Ik ben van Paulus; en een ander: Ik ben van Apollos; zijt gij niet vleselijk? Wie is dan Paulus, en wie is Apollos, anders dan dienaars door welke gij geloofd hebt, en dat, gelijk de Heere aan een iegelijk gegeven heeft? Ik heb geplant, Apollos heeft natgemaakt, maar God heeft den wasdom gegeven. Zo is dan noch hij die plant iets, noch hij die natmaakt, maar God Die den wasdom geeft” (1 Kor. 3 : 3 – 7). Wanneer u gaat roddelen over iemand, dan hoeft het niet eens om iets groots te gaan. U bespreekt bijvoorbeeld met iemand anders, dat u het niet met een broeder eens bent. Die iemand anders gaat het ook weer met anderen bespreken… En zo gaat het “vuur” dan verder. En dan komt het ook nog terecht bij iemand met een uitgesproken mening. En daardoor worden kleine verschillen grote verschillen. Het kwaad is geschied. De broeder wordt met andere ogen bekeken. Want dat is hoe het dan vaak gaat. En zo wordt het kleine vuurtje een grote brand. De tong is een klein lid, zegt Gods Woord, die “grote dingen” in beweging kan brengen. De Heere vergelijkt het in Zijn Woord met “een klein vuur”, die “een groten hoop hout” aansteekt (Jak. 3 : 5). Die grote brand kan onvoorstelbare schade aanrichten… En dat terwijl het op een eenvoudige manier te voorkomen was: U had het met de broeder zelf moeten bespreken.
Stel u bent de broeder die dat overkomen is. Dat doet pijn. Ook dat is een vorm van lijden. Maar dan komt de “kunst” om, ondanks verdriet, te vertrouwen op de Heere. 1 Petr. 1 : 6 zegt: “In Welken gij u verheugt, nu een weinig tijds (zo het nodig is) bedroefd zijnde door menigerlei verzoekingen” (zie ook Rom. 8 : 18). Ja, het maakt bedroefd als die dingen gebeuren. Maar God weet ervan. U moet leren vertrouwen dat de Heere daarin bij u is, en ook deze situatie doet medewerken ten goede (Rom. 8 : 28). De Heere gaat namelijk de uitkomst geven (1 Kor. 10 : 13). Klamp u vast aan de vreugde van de belofte dat het eens goed zal zijn (1 Petr. 1 : 6), omdat het lijden van deze tegenwoordige tijd “niet is te waarderen tegen de heerlijkheid, die aan ons zal geopenbaard worden” (Rom. 8 : 18). Wanneer u die “geestelijke knop” kan omzetten, of beter gezegd: kan aanzetten: Dan valt er letterlijk een last van uw schouders… want de Heere weet ervan. Dan gooit u niet de handdoek in de ring, maar dan kunt u doorgaan in afhankelijkheid van Hem, wat mensen ook beweren. Om het maar met de Heere door Paulus te zeggen: “Maar gelijk wij van God beproefd zijn geweest, dat ons het Evangelie zou toebetrouwd worden, alzo spreken wij, niet als mensen behagende, maar Gode, Die onze harten beproeft. Want wij hebben nooit met pluimstrijkende woorden omgegaan, gelijk gij weet, noch met enig bedeksel van gierigheid (God is Getuige), Noch zoekende eer uit mensen, noch van u, noch van anderen...” (1 Thess. 2 : 4 – 6). Het gaat niet om Paulus, het gaat niet om Apollos, het gaat niet om u, het gaat niet om….(vul maar een willekeurige naam in)... het is de Heere waar het om draait!
Die de wil van God doet
De Bijbel zegt in 1 Joh. 2 : 17, na de opsomming over de verleidingen van de wereld, en van de god van deze wereld (2 Kor. 4 : 4): “En de wereld gaat voorbij en haar begeerlijkheid; maar die den wil van God doet, blijft in der eeuwigheid”.
We hebben gezien dat er in feite twee soorten verzoekingen zijn. De ene soort betreft een test van de Heere. De andere soort houdt een verleiding in door de duivel, die de Heere toestaat in uw leven. Dat zijn dan de verzoekingen tot zonde. Hoe kunt u standhouden?
Wilt u de Heere toegewijd zijn?
Voor de test geeft de Heere aan dat u wijsheid van de Heere mag vragen (Jak. 1 : 5). Maar evenzogoed zegt de Heere dat een “dubbelhartig man” “ongestadig” is. Met andere woorden: Wilt u de Heere toegewijd zijn? U kunt namelijk geen twee heren dienen. Als u de wereld ruimte geeft, dan wordt u verleid tot zonde. En als u daarmee doorgaat, dan gaat u net als Démas de wereld weer in (2 Tim. 4 : 10). Daarom: vertrouwt u volkomen op de Heere dat Hij alle dingen doet medewerken ten goede.
Vegeving vragen en strijden tegen de zonde
Maar die andere verzoekingen tot zonde dan? Wanneer u gezondigd heeft, mag u de zonde belijden (1 Joh. 1 : 9). Dat is één ding wat zeker is. Maar de Heere zegt ook dat u niet bij de zonde moet blijven opdat de genade toeneemt (Rom. 6 : 1). Daarom graag de aandacht voor het volgende vers in Hebr. 12 : 4: “Gij hebt nog tot den bloede toe niet tegengestaan, strijdende tegen de zonde”. De Heere Jezus heeft alle verzoekingen tot zonde doorstaan zonder te zondigen (Hebr. 4 : 15). En Hij is tot op het kruis gegaan. Nu wil dat niet zeggen dat u zichzelf tot bloedens toe moet straffen voor de zonde… U mag vergeving vragen. De Heere Jezus heeft de straf op de zonde gedragen. Misschien dat we moeten zeggen dat in de Grote Verdrukking mensen letterlijk tot bloedens toe moeten strijden tegen de zonde, omdat het dan hun leven kost. Zo zagen we in deel 1 al die Christenen die voor hun geloof gestorven zijn. Maar… wilt u strijden tegen de zonde? Wilt u zich ervoor inzetten, zoals Gal. 5 : 25 zegt: “Indien wij door den Geest leven, zo laat ons ook door de Geest wandelen”? En als laatste tekst willen we dan lezen 2 Kor. 10 : 3 – 5: “Want wandelende in het vlees, voeren wij den krijg niet naar het vlees; Want de wapenen van onzen krijg zijn niet vleselijk, maar krachtig door God, tot nederwerping der sterkten; Dewijl wij de overleggingen ternederwerpen, en alle hoogte die zich verheft tegen de kennis Gods, en alle gedachte gevangen leiden tot de gehoorzaamheid van Christus”. De basis is natuurlijk dat u zich voedt met Gods Woord. Dat behoort uw basis te zijn om te onderscheiden tussen goed en kwaad. En wanneer u merkt dat het fout gaat in uw gedachten, brengt u die gedachten dan in gebed aan de Heere? Vraagt u Hem om hulp? Komen de verkeerde ideeën? Gaat u dan een lied zingen over de verlossing door de Heere Jezus? Gaat u dan de Bijbel pakken en een stukje lezen, gaat u dan bidden om kracht?
En wanneer u zo de verzoeking verdraagt, dan zegt de Heere dat u in de eeuwigheid “de kroon des levens” zult ontvangen (Jak. 1 : 12).
[1] In deze teksten wordt het woordje “zegenen” gebruikt. In de Kanttekeningen bij de Statenbijbel lezen we bij dit woord: “Zo is het woord zegenen, hetwelk anders betekent prijzen en loven, hier genomen voor zijn tegendeel, vloeken, misprijzen, versmaden”. We zien dan ook dat de KJV 1611 in deze tekst letterlijk heeft staan: “...and he will curse thee to thy face” (Job 1 : 11). Het woord “zegenen” betekent in enkele gevallen dus “vloeken”.