De prijs der roeping Gods



De wandel van de gelovige

Deze studie gaat over Ef. 4 : 1, waar geschreven staat: “Zo bid ik u dan, ik, de gevangene in de Heere, dat gij wandelt waardig de roeping, met welke gij geroepen zijt”. Hier zien we een oproep van de Heere, door de gevangene Paulus heen. Een oproep die gericht is aan de gelovige. De Efeze-brief is namelijk geschreven aan “de heiligen (…) en gelovigen in Christus Jezus” (Ef. 1 : 1). Het is een oproep die te maken heeft met de wandel van de gelovige, met ónze wandel. Het is diezelfde Paulus die de oproep van de Heere in Galaten laat klinken. In Gal. 5 : 16 – 17 lezen we: “En ik zeg: Wandelt door de Geest en volbrengt de begeerlijkheid van het vlees niet. Want het vlees begeert tegen de Geest, en de Geest tegen het vlees; en deze staan tegen elkander, alzo dat gij niet doet, wat gij wildet”. Of even verderop in Gal. 5 : 25: “Indien wij door de Geest leven, zo laat ons ook door de Geest wandelen”.


De gelovige is geroepen

Wanneer wij de Heere Jezus als onze Verlosser hebben aangenomen, dan hebben wij ook een roeping, wij zijn dan geroepen! Dat is wat er geschreven staat in Ef. 4 : 1. Dit betekent níet dat de gelovigen voor de Schepping reeds door de Heere aangewezen zijn, zo van: “Jullie zijn behouden, en de anderen niet”. In de studie "Uitverkiezing" wordt uitgebreid stilgestaan bij het feit dat de Bijbel geen Calvinistische uitverkiezingsleer kent. God geeft ieder mens in dit leven de mogelijkheid om voor of tegen Hem te kiezen. Hij heeft ALLE mensen lief, en het is Zijn wil dat ALLE mensen behouden worden. In 2 Petr. 3 wordt geschreven over de toekomst en dat sommigen spottend zullen zeggen: “Waar blijft de toekomst van Jezus nu? Alles blijft toch hetzelfde?” (zie 2 Petr. 3 : 3, 4). Maar Gods antwoord daarop is duidelijk. In 2 Petr. 3 : 9 lezen we: “De Heere vertraagt de belofte niet (gelijk enigen dat traagheid achten), maar is lankmoedig over ons, niet willende, dat enigen verloren gaan, maar dat zij allen tot bekering komen”. De Bijbelse uitverkiezing houdt in dat de Heere voor de Schepping bepaald heeft dat een ieder die in Hem zou zijn, die dus wederom geboren is geworden, uitverkoren is om Zijn kind te worden, om behouden te zijn, om een opstandingslichaam te krijgen en om ook nog eens in staat gesteld te worden om een beloning voor de eeuwigheid te verdienen. De Bijbel zegt dat de wederom geboren gelovige te allen tijde behouden is, maar dat hij wel schade kan lijden, of loon kan ontvangen. In 1 Kor. 3 : 14, 15 lezen we: “Zo iemands werk blijft, dat hij daarop gebouwd heeft, die zal loon ontvangen. Zo iemands werk zal verbrand worden, die zal schade lijden; maar zelf zal hij behouden worden, doch alzo als door vuur”.


Wandelen waardig de roeping

De roeping van de gelovige heeft dus niets met een Calvinistische uitverkiezing te maken, maar veeleer met de zegen die je wacht als je tot geloof gekomen bent. En het is juist in verband met die beloning dat de Heere ons ook geroepen heeft te wandelen waardig de roeping. In Rom. 8 komen we die uitverkiezing IN CHRISTUS en die roeping samen tegen. “En wij weten, dat hun, die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede, namelijk hun, die naar Zijn voornemen geroepen zijn. Want die Hij te voren gekend heeft [IN CHRISTUS] , die heeft Hij ook te voren verordineerd [UITVERKIEZING], het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zij onder vele broeders. En die Hij te voren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen [ALS UITVERKORENEN ZIJN WIJ DUS VERVOLGENS GEROEPEN]; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd [Het is zoals Efeze 2 : 8 – 10 zegt: Uit genade zijt gij zalig geworden, niet uit de werken, opdat niemand roeme]; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt” (Rom. 8 : 28 – 30). En dat alles IN CHRISTUS. Door Hem aan te nemen. Daar zitten geen eigen werken bij! Jezus Christus heeft het voor ons volbracht!


Reeds nu verheerlijkt...?

Misschien dat u zich afvraagt: “Verheerlijkt???” Ja, wij zullen inderdaad ons verheerlijkt lichaam nog ontvangen, dan pas zijn wij volmaakt. In Filip. 3 : 21 staat geschreven: “Die ons vernederd lichaam veranderen zal, opdat het gelijkvormig worde aan Zijn heerlijk lichaam, naar de werking, waardoor Hij ook alle dingen Zichzelf onderwerpen kan”. En toch laat de Bijbel zien dat wij reeds in deze tegenwoordige tijd IN CHRISTUS verheerlijkt zijn. Is het niet de Efeze-brief waardoor de Heere aan ons zegt dat God ons “gezegend heeft met alle geestelijke zegening in de hemel in Christus” (Ef. 1 : 3)? Is het niet diezelfde Efeze-brief die ons (de Gemeente van Jezus Christus) zegt, dat Hij “ons mede gezet heeft in de hemel in Christus Jezus” (Ef. 2 : 6)?  Zo enorm gezegend heeft God de Vader Zijn kinderen. In het zegelied in Rom. 8 : 31 zien we dan ook niet voor niets geschreven staan: “Wat zullen wij dan tot deze dingen zeggen? Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn?”


Onze grootste taak hier op aarde

De Heere heeft ons gerechtvaardigd. Hij rekent ons Jezus Christus’ rechtvaardigheid toe, doordat wij het volbrachte werk op Golgotha hebben aangenomen! WIJ ZIJN BEHOUDEN! Maar dat neemt niet weg dat wij ook die roeping hebben, waarvan Ef. 4 : 1 zegt: “Zo bid ik u dan, (…), dat gij wandelt waardig de roeping, met welke gij geroepen zijt”. In dit leven is onze grootste taak Hem te gehoorzamen, te leven vanuit het geloof. We werken weliswaar, om in ons eigen levensonderhoud te voorzien, maar de werkelijke roeping van ons in dit leven is de dienst van Jezus Christus!

De kerkelijke instellingen hebben dit allemaal willen omdraaien: Het Christelijk geloof als levensstijl! Wat je vaak ziet en hoort is het volgende: je leert goed, je presteert goed, je haalt het uiterste uit je talenten! En als je dat bereikt, dan heb je het gehaald bij de mensen van de wereld, maar niet alleen bij hen, ook bij vele gelovigen. Maar daar draait het niet om! De Bijbel roept ons op, om in ons eigen onderhoud te voorzien, en verder ons leven in dienst van Hem te stellen! Hem te gehoorzamen! 2 Tim. 1 : 9 zegt dat wij geroepen zijn met een “heilige roeping”! Ja, wij zijn geroepen “tot Zijn Koninkrijk en heerlijkheid” (1 Thess. 2 : 12). Als we dan beseffen dat wijzelf Zijn Koninkrijk hier op aarde nooit kunnen bouwen; als we dan beseffen dat Zijn letterlijke Koninkrijk hier op aarde pas baanbreekt, als Jezus Christus letterlijk is teruggekomen (Openb. 19/20), en als we dan beseffen dat wij dan pas met Hem zullen regeren als koningen (2 Tim. 2 : 12 bijvoorbeeld), dan beseffen we tot wat voor een soort Koninkrijk wij geroepen zijn! En als we hier op aarde NU al deel zijn van een Koninkrijk, dan is het een geestelijk Koninkrijk, het Koninkrijk Gods, maar zeker niet het Koninkrijk der hemelen dat letterlijk op deze aarde zal baanbreken, dat is nog toekomst! De Heere vraagt ons dus niet te werken voor een aards Koninkrijk, maar om te werken voor de dingen van Hem, als Zijn Gemeente, Zijn Boodschap, Zijn Woord, te verspreiden.


De prijs der roeping Gods

Wanneer we dan naar Filip. 3 : 14 kijken, zien we dat aan die roeping, ook nog een prijs vast zit! “Maar één ding doe ik, vergetende, hetgeen achter is, en strekkende mij tot hetgeen voor is, jaag ik naar het doelwit, tot de prijs der roeping Gods, die van boven is in Christus Jezus”. Dan zullen er zijn die zeggen: ‘Zie je wel, ik moet er toch naar jagen…. Ik moet toch mijn best doen om….’ Ja, om WAT eigenlijk? Naar welk DOELWIT? Is het doelwit als wederom geboren gelovige, als lid van het Lichaam van Christus, mijn behoud? Nee, ons doelwit is DE PRIJS DER ROEPING GODS!


Jagen naar loon en kroon

Nu, het is niet voor niets, dat 1 Kor. 3 spreekt over beloond worden, wanneer de werken in ons leven van goud, zilver en kostbare gesteenten blijken te zijn! De Bijbel spreekt dan ook op verschillende plaatsen over het verkrijgen van loon, maar ook over het behalen van kronen! In 1 Kor. 9 : 25 spreekt de Heere over “een onverderfelijke” kroon, in de context van het bedwingen van het lichaam en dienstbaarheid aan de Heere (1 Kor. 9 : 27). En de Heere noemt dat daar letterlijk DE PRIJS! In 1 Thess. 2 : 19 komen we de “kroon des roems” tegen, die verdiend is doordat Paulus de Thessalonicensen tot de Heere Jezus mocht brengen. In 2 Tim. 4 : 8 vinden we de “kroon der rechtvaardigheid”, die een ieder ontvangt, die Zijn verschijning heeft liefgehad, die heeft uitgezien naar de vereniging met de Heere Jezus! In Jak. 1 : 12 en Openb. 2 : 10 vinden we dat mensen die  verzoeking verdragen “de kroon des levens” ontvangen, en tenslotte komen we in 1 Petr. 5 : 4 nog de “onverwelkelijke kroon der heerlijkheid” tegen, die een beloning is voor het goed leiden van de kudde des Heeren. Zo zien we dat de Heere LOON uitdeelt in de vorm van kronen voor de Rechterstoel van Christus! En dat is ons doelwit in ons leven. Wanneer wij tot geloof, tot wedergeboorte, zijn gekomen, dan zijn wij behouden, en dan gaat de strijd in ons leven om de prijs der roeping Gods! Om de vraag of wij straks in de eeuwigheid inderdaad gekroond zullen worden!

In de context van Filip. 3 : 14 zien we dan hoe de gelovige die prijs kan ontvangen, in vers 10 – 15: Het gaat niet meer om ons, maar om Christus in ons (vers 7 – 8); wij zijn namelijk niet gerechtvaardigd uit eigen werken, maar uit God door het geloof (vers 9):

  1. "Opdat ik Hem kenne [vanuit het feit dat wij onszelf wegcijferen, en door het Woord leren te groeien in de kennis van Christus (vers 8), gaan wij Hem leren kennen],
  2. en de kracht van Zijn opstanding [de Opstandingskracht die door de Heilige Geest in ons leven is, ons vrede geeft, en ons verlichte ogen van ons verstand geeft (Ef. 1 : 18, 19; 3 : 16, 17; Filip. 4 : 6, 7), het Woord krijgt Zijn uitwerking in ons leven!],
  3. en de gemeenschap van Zijn lijden [Hij heeft voor ons geleden, en de Bijbel laat zien dat de knecht niet meerder is dan zijn heer (Joh. 15 : 20)],
  4. Zijn dood gelijkvormig wordende [De Heere ziet mijn vlees, de Wet der zonden in mijn lichaam, IN CHRISTUS als dood. Toch vraagt Hij van ons dat wij onze lichamen stellen tot een “levende, heilige en Gode wel-behagelijke offerande” (Rom. 12 : 1). Dat is het in praktijk brengen van Gal. 2 : 20: “Ik ben met Christus gekruisigd; en ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof van de Zoon van God, Die mij liefgehad heeft, en Zichzelf voor mij overgegeven heeft”];
  5. of ik enigszins moge komen tot de wederopstanding der doden. [Komen we zo direct op terug]
  6. Niet dat ik het reeds gekregen heb, of reeds volmaakt ben; maar ik jaag er naar, of ik ook grijpen mocht, waartoe ik door Christus Jezus ook gegrepen ben. Broeders, ik acht niet, dat ikzelf het gegrepen heb.
  7. Maar één ding doe ik, vergetende hetgeen achter is, en strekkende mij tot hetgeen voor is, jaag ik naar het doelwit, tot de prijs der roeping Gods, die van boven is in Christus Jezus”.

Door te zien op Jezus Christus, en niet op de dingen die we in het verleden hebben meegemaakt (hetzij positief of negatief), door Hem te leren kennen, door ons te onderwerpen aan Zijn Woord, Dat de Geest in ons leven wil laten verstaan, door op dat Woord en de ‘kennis van Christus’, die ons Zijn vrede in ons leven wil geven, gericht te zijn, daardoor mogen we “jagen naar het doelwit, tot de prijs der roeping Gods”. En dat is exact wat in de kronen tot uitdrukking komt: Een kroon voor het bedwingen van het lichaam, een kroon voor het feit dat mensen zich op de evangelieboodschap bekeren, een kroon voor de Bijbelse toekomstverwachting van Jezus Christus, een kroon voor het verdragen van verzoeking, etc.


"Staat op uit de doden"

Dan lezen we in die passage, nog de moeilijke tekst “of ik enigszins moge komen tot de wederopstanding der doden” (Filip. 4 : 11). Heeft dat te maken met het feit van de lichamelijke opstanding? Maar dan zouden alsnog onze werken, hoe ik leef voor Jezus, bepalen of ik behouden ben of niet! Vers 12 en 13 gaan echter verder met: “Niet dat ik het reeds gekregen heb, of reeds volmaakt ben; maar ik jaag er naar, of ik het ook grijpen mocht, waartoe ik door Christus Jezus ook gegrepen ben. Broeders, ik acht niet, dat ikzelf het gegrepen heb.” Het is dus iets, waar Paulus naar jaagt in zijn leven, en het heeft met ‘volmaakt zijn’ te maken. Maar hij zegt ook: “ik acht niet, dat ikzelf het gegrepen heb”. Nu, Paulus, was er zeker van dat hij behouden was. Dat blijkt alleen al uit het feit wat Hij van de Heere mag leren aan ons over de Rechterstoel van Christus: Al verbranden al onze werken, wij zullen schade lijden, maar zelf zijn wij behouden (1 Kor. 3 : 15)! Het is Paulus, die er zeker van is, dat hij in ieder geval de “kroon der rechtvaardigheid” krijgt (2 Tim. 4 : 8). Paulus is zeker van zijn behoud! En toch zegt hij hier: “ik acht niet, dat ikzelf het gegrepen heb”. En dan gaat het over “het mogen komen tot de wederopstanding der doden”! Weet u, Filip. 3 : 14 gaat niet voor niets verder met “het jagen naar het doelwit, tot de prijs der roeping Gods”. Het heeft te maken met het groeien naar de volmaaktheid van Jezus Christus in ons leven. Paulus laat zien dat juist dat een voortdurende strijd in ons leven is, omdat wij nog in ons lichaam wonen. De Heere ziet ons lichaam als dood om de zonden, maar toch is het dat lichaam dat ons iedere keer weer verleidt tot zondigen. Het is Paulus, die uitroept: “Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? (Rom. 7 : 24)” en: “Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik.” (Rom. 7 : 19). Die strijd was Paulus niet vreemd, en het is niet voor niets in Gods Woord opgenomen. En ondanks dat ‘volmaaktheid’ hier op aarde onbereikbaar is, streefde Paulus naar een leven voor de Heere! Paulus streefde ernaar om reeds in dit leven in de Opstandingskracht van Jezus Christus te leven! Een tekst die laat zien dat dit waar is, staat ook in Efeze. Gericht aan “de heiligen (…), en gelovigen in Christus Jezus” (Ef. 1 : 1), vinden we in Ef. 5 : 14 geschreven: “Daarom zegt Hij: Ontwaakt, gij, die slaapt, en staat op uit de doden; Christus zal over u lichten.” Dit wordt tegen levende mensen gezegd. Dit wordt zelfs tegen geestelijk levende mensen gezegd! En de context van dit gedeelte gaat over de geloofswandel van de wederom geboren gelovige (zie bijvoorbeeld vers 15). Laten wij wandelen naar de Geest (Gal. 5), “als kinderen des lichts” (Ef. 5 : 8)!

Wanneer wij dat doen, mogen wij uitzien naar “de prijs der roeping Gods!”