Goede voornemens



Inleiding

Oud & Nieuw gaat traditiegetrouw gepaard met vuurwerk en goede voornemens. We weten waarschijnlijk allemaal wel wat de achtergrond van vuurwerk is: dat het maken van lawaai te maken heeft met het verdrijven van boze geesten. Het vuurwerk zelf heeft volgens Wikipedia de oorsprong in China, waar het inderdaad voor dat doel gebruikt werd [1]. Maar ook de Germanen maakten de nodige herrie waardoor zij in de nacht van 31 december op 1 januari de kwade geesten van het oude jaar dachten te verjagen en om het nieuwe jaar te verwelkomen [2]. Uiteindelijk is men hier zelfs het luiden van kerkklokken voor in gaan zetten [3]. Nu zeg ik niet dat wij geen vuurwerk mogen afsteken. Een ieder moet voor zichzelf bepalen hoe hij of zij daarmee omgaat. Maar het is wel de oorsprong. Maar zo kunnen we ons de vraag stellen: over de hele wereld doen mensen aan “goede voornemens” met het nieuwe jaar. Zou dat ook de oorsprong vinden in de geestenwereld, in religies en misschien wel in Babel? Uiteindelijk is er een gezegde dat luidt: “De weg naar de hel is geplaveid met goede voornemens“…, wat inhoudt dat je veel goede voornemens hebt, maar ze niet daadwerkelijk uitvoert. De betekenis van het gezegde heeft in die zin niets met geloof te maken, is in die zin niet religieus…, maar zelfs in letterlijke zin is het wel héél waar. In de studie willen we verder stilstaan bij het nemen van goede voornemens. Leest u eerst eens Jak. 4 : 13 – 17.


Een Babylonische oorsprong

Waar komen die goede voornemens vandaan? Zo blijkt dat de Germanen tijdens de Midwinterfeesten de wedergeboorte van de zon en het opnieuw ontwaken van de natuur vierden. In de nacht zouden volgens hen de goden naar de aarde komen om weldaden te verspreiden [4]. Maar ook de Babyloniërs hielden zich al bezig met goede voornemens. In een bron is te lezen:

“Het wordt aangenomen dat de Babyloniërs de eersten waren die voornemens maakten voor het nieuwe jaar. En mensen over de hele wereld breken ze sindsdien. De vroege Christenen geloofden dat de eerste dag van het nieuwe jaar besteed moest worden om de voorbije fouten te reflecteren en om over oplossingen na te denken om zichzelf in het nieuwe jaar te verbeteren” [5].


Janus: het oude symbool voor goede voornemens

Nu is het nieuwe jaar niet altijd op 1 januari begonnen. Dat komt weer weg bij de Romeinen. In 44 v. Chr. heeft Julius Caesar een kalender ontwikkeld waarbij hij het jaar op 1 januari liet beginnen. En januari is dan ook genoemd naar de Romeinse god Janus [6]:

De Romeinse god Janus. Bron: https://commons.wikimedia.org/wiki/File:As_janus_rostrum_okretu_ciach.jpg.
Janus was de god van het begin, maar ook de bewaker van doorgangen en deuren. Ook werd hij wel de “god der goden” genoemd. Hij heeft altijd twee gezichten, één dat naar achteren kijkt, en één dat naar voren kijkt. Om middernacht op 31 december zou Janus terugkijken naar het oude jaar en vooruit kijken naar het nieuwe jaar. En zo werd Janus het oude symbool voor goede voornemens, en tegelijkertijd het begin van de maanden in onze jaarindeling [7]. Nu laat Alexander Hislop in zijn boek zien hoe Janus terug te voeren is op Kusch en Nimrod, die aan de basis staan van Babel (Gen. 10 : 8 – 10), maar zelfs tot op Noach. Noach is men in diverse religies gaan vereren. Hij wordt afgebeeld met twee gezichten, omdat hij zowel voor als na de vloed heeft geleefd. Dat maakt dat men hem in de mysteriereligies “wedergeboren” noemt. En daarom is een andere afbeelding ook wel te vinden: met één ouder gezicht en één jonger gezicht [8].

Dat is de heidense achtergrond van ons achteruit kijken dat wij jaarlijks doen, maar tevens van de goede voornemens die wij ook jaarlijks om ons heen afgekondigd horen. En het zal ons niet verbazen dat die tradities haaks staan op Gods Woord.


Jagen naar het doelwit

Allereerst het achteruit kijken. En dan kom ik terug op het citaat, waarin gesteld werd:

“De vroege Christenen geloofden dat de eerste dag van het nieuwe jaar besteed moest worden om de voorbije fouten te reflecteren en om over oplossingen na te denken om zichzelf in het nieuwe jaar te verbeteren” [9].

Is het de bedoeling dat wij als Christenen achteruit kijken? Absoluut niet. Laten we kijken wat de Heere in Filip. 3 : 14 zegt: “Maar één ding doe ik, vergetende hetgeen dat achter is, en strekkende mij tot hetgeen dat voor is, jaag ik naar het wit [= doel(wit)] tot den prijs der roeping Gods, die van boven is in Christus Jezus”. Dit staat overigens best in een moeilijke context, want in Filip. 3 : 13 staat dat Paulus zegt: “Broeders, ik acht niet dat ik zelf het gegrepen heb”. In Filip 3 : 12 zegt hij: “...maar ik jaag daarnaar, of ik het ook grijpen mocht, ...”. En dat gaat over wat er in Filip. 3 : 11 geschreven staat: “Of ik enigszins moge komen tot de wederopstanding der doden”. Was Paulus dan niet zeker van zijn behoud? Was hij er niet zeker van dat hij zou opstaan en de Heere tegemoet zou gaan in de lucht bij de Opname van de Gemeente? Natuurlijk wel! Het was nota bene Paulus door wie de Heere in 1 Kor. 3 : 15 zei: “Zo iemands werk zal verbrand worden, die zal schade lijden; maar zelf zal hij behouden worden, doch alzo als door vuur”. Het is dezelfde Paulus die in 1 Thess. 4 : 14, 15 schrijft: “Want indien wij geloven dat Jezus gestorven is en opgestaan, alzo zal ook God degenen die ontslapen zijn in Jezus, wederbrengen met Hem. Want dat zeggen wij u door het woord des Heeren, ...”. Paulus was er echt wel zeker van (zie ook 2 Tim. 4 : 7, 8).

Het gaat in Filip. 3 : 11 – 14 dus niet over behoud. Maar waar dan wel over? Het “opstaan uit de doden” wordt in Gods Woord ook anders gebruikt. Een voorbeeld vinden we in Ef. 5 : 14, waar geschreven staat: “Daarom zegt Hij: Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten”. Dit wordt tegen levende mensen gezegd. Dit wordt zelfs tegen geestelijk levende mensen gezegd. En de context van dit gedeelte gaat over de geloofswandel van de wederom geboren gelovige (zie bijvoorbeeld Ef. 5 : 15). En dat is ook het geval in Filip. 3 : 11 – 14. Paulus jaagt naar het doel “de prijs der roeping Gods”. Paulus jaagt naar “loon” en “kroon”: de beloning van de Heere voor gelovigen die Hem trouw zijn (zie bijv. 1 Kor. 9 : 24 – 27).


Niet acheruit kijken, maar vergeten hetgeen achter is

Om dat “loon” te krijgen vergeet Paulus hetgeen acher hem ligt, en strekt hij zich uit naar hetgeen voor hem ligt (Filip. 3 : 14). Hij wil niet meer met het vlees bezig zijn. Het is zelfs zo dat alles wat hem vroeger “gewin was, dat” heeft hij “om Christus’ wil schade geacht” (Filip. 3 : 7), ja hij acht dat alles voor “drek” (Filip. 3 : 8). En dan te bedenken dat Paulus een man van aanzien was, hij had aan de voeten van Gamaliël gezeten (Hand. 5 : 34, 22 : 3). Zo lezen we onder andere in 1 Kor. 9 : 27: “Maar ik bedwing mijn lichaam en breng het tot dienstbaarheid,  ...”. Dat vlees is in de Heere Jezus dood voor God (Rom. 7 : 24), en daarom heet het ook “staat op uit de doden” als een mens gaat “wandelen naar de Geest” (Gal. 5 : 16, 25). Wanneer iemand gelooft, en zijn zonden beleden heeft, dan moet hij of zij dus niet aan het eind van het jaar als nog zijn zonden van het afgelopen jaar gaan overdenken… De Heere heeft het namelijk weggedaan (1 Joh. 1 : 9). Wij mogen ten alle tijde vooruit kijken. Een gedeelte wat daar ook heel mooi bij past is Luk. 9 : 57 – 62. Leest u die verzen eens.


Een actieve volgeling van de Heere Jezus

Het is goed om aan te geven dat ook dit gedeelte niet gaat over behoud, maar over het volgen van de Heere Jezus, over discipelschap. Er zijn veel zondaren die tot bekering komen door dat zij vertrouwen op het vergoten bloed van de Heere Jezus voor hun leven, maar die de Heere nooit echt zullen volgen in hun Christen leven, en dat is wat we in dit gedeelte lezen. Door het geloof in het plaatsvervangend lijden en sterven van de Heere Jezus voor de mens, is een mens behouden (Joh. 1 : 12, 3 : 16; Rom. 10 : 9 – 10; 1 Kor. 3 : 15). Maar daarmee is een mens nog niet automatisch een actieve volgeling. En dat volgen, het wandelen naar de Geest, is iedere keer weer een keus voor de gelovige (Gal. 5 : 16, 25). In dit gedeelte gaat het dus om dat volgen. In Lukas. 9 : 57 en 61 lezen we dat twee keer iemand tegen de Heere Jezus zegt: “Heere, ik zal U volgen, waar Gij ook heen gaat”. En daar tussen in, in Luk. 9 : 59, zien we dat de Heere Jezus iemand de opdracht geeft om Hem te volgen. Zo zien we aan de ene kant dat mensen er niet bij stilstaan dat het volgen van de Heere ook een prijs heeft. We lezen namelijk in Luk. 9 : 58: “En Jezus zeide tot hem: De vossen hebben holen, en de vogelen des hemels nesten; maar de Zoon des mensen heeft niet waar Hij het hoofd nederlegge”. Zo schrijft de Heere door Paulus aan de Gemeente: “WEEST mijn navolgers, gelijkerwijs ook ik van Christus” (1 Kor. 11 : 1). Maar kijk eens wat het Paulus kostte in 2 Kor. 11 : 23 – 28. Aan de andere kant zien we dat iemand eerst zijn vader wil begraven (Luk. 9 : 59). Het antwoord dat de Heere Jezus geeft, luidt: “… Laat de doden hun doden begraven; doch gij, ga heen en verkondig het Koninkrijk Gods” (Luk. 9 : 60). Waar het hier kort gezegd om gaat, is dat de Heere Jezus belangrijker is dan onze familie. In Matth. 10 : 37 lezen we bijvoorbeeld: “Die vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig; en die zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig”. Dan is er nog een andere reden om de Heere niet direct te volgen, namelijk het eerst thuis afscheid nemen (Luk. 9 : 61). En zo zijn er natuurlijk meer redenen te bedenken die allemaal eerst zouden kunnen, voordat iemand de Heere Jezus volgt. Maar de Heere wil de eerste plaats hebben. De Heere Jezus zegt in dit geval: “...Niemand die zijn hand aan den ploeg slaat en ziet naar hetgeen achter is, is bekwaam tot het Koninkrijk Gods” (Luk. 9 : 62).


“… en strekkende mij tot hetgeen dat voor is”

Is het ten allen tijde verboden om thuis afscheid te nemen? Of plaatsend in deze tijd: om gewoon naar huis te gaan, of … Nee! In het Oude Testament komen we een gelijksoortige passage tegen, en dat is de roeping van Elisa. Dat gaat als volgt: “Zo ging hij vandaar en vond Elísa, den zoon van Safat; diezelve ploegde met twaalf juk runderen voor zich heen, en hij was bij het twaalfde; en Elía ging over tot hem, en wierp zijn mantel op hem. En hij verliet de runderen en liep Elía na en zeide: Dat ik toch mijn vader en mijn moeder kusse; daarna zal ik u navolgen. En hij zeide tot hem: Ga, keer weder; want wat heb ik u gedaan? Zo keerde hij weder van achter hem af, en nam een juk runderen en slachtte ze, en met het gereedschap der runderen zood hij hun vlees, hetwelk hij aan het volk gaf; en zij aten. Daarna stond hij op en volgde Elía na en diende hem” (1 Kon. 19 : 19 – 21). Wanneer Elisa vraagt of hij eerst afscheid mag nemen, dan zegt Elia in feite dat hij Elisa niet gedwongen heeft, en hem geen opdracht gegeven heeft. Dus waarom zou hij toestemming vragen om terug te keren? En Elisa keert terug. Natuurlijk is in de eerste plaats Elia niet dezelfde als de Heere Jezus! Maar het gaat in beide situaties wel om iemand die geroepen wordt voor het doorgeven van Gods Boodschap. En dan is er weldegelijk een verschil tussen beiden. Want wat doet Elisa dan? Elisa ging terug naar huis en verbrandde hetgeen hij had, en wat hij daarvan uit kon delen, deelde hij uit, om zich daarna volledig aan zijn taak te wijden. Door het juk runderen te slachten, en het gereedschap te verbranden, maakte hij het zich onmogelijk om terug te keren naar zijn oude leven. En dat is nu juist hetgeen de Heere Jezus de derde man voorhield dat hij niet moest doen: terugzien op zijn oude leven. Nogmaals het antwoord van de Heere Jezus: “...Niemand die zijn hand aan den ploeg slaat en ziet naar hetgeen achter is, is bekwaam tot het Koninkrijk Gods” (Luk. 9 : 62). En dat is natuurlijk wat vaak gebeurt: dat mensen toch de oude wegen achter zich open laten, voor het geval dat het volgen van de Heere Jezus niet zo leuk is als ze dachten… Het beeld komt natuurlijk uit de landbouw. Men kan bij het ploegen geen rechte voren trekken als men achterom ziet… Om resultaat te behalen moet men de ogen gericht houden op het doel. En dat is wat we ook in Filip. 3 : 14 gelezen hebben: “Maar één ding doe ik, vergetende hetgeen dat achter is, en strekkende mij tot hetgeen dat voor is, jaag ik naar het wit tot den prijs der roeping Gods, die van boven is in Christus Jezus”.

Van de Heere Jezus staat in Hebr. 12 : 2 geschreven: “Ziende op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus, Dewelke voor de vreugde die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen en schande veracht, en is gezeten aan de rechterhand van den troon Gods”.

En zo mogen ook wij zien op de vreugde die ons voorgesteld is. Het is niet voor niets dat de Heere de trouwe volgeling loon en kroon belooft. Daarom lezen we ook in Filip. 3 : 14: “… en strekkende mij tot hetgeen dat voor is, jaag ik naar het wit tot den prijs der roeping Gods, die van boven is in Christus Jezus”.


Goede voornemens...

Tot zover over het heidense terugkijken… Maar dan de beloften, de goede voornemens. De goede voornemens gaan vaak over “stoppen met roken”, “minder eten”, “meer sporten”, en zo zijn er nog wel een paar te bedenken. Eigenlijk allemaal zaken waar de mensen zelf denken beter van te worden. En beter… heeft dan eigenlijk allemaal met het vlees te maken…. Juist hetgeen waar wij niet meer op terug zouden moeten zien. Zo zegt de Schrift ook in  1 Tim. 4 : 8: “Want de lichamelijke oefening is tot weinig nut, maar de godzaligheid is tot alle dingen nut, hebbende de belofte des tegenwoordigen en des toekomenden levens”. En dan zegt 1 Tim. 4 : 9 ook nog: “Dit is een getrouw woord en alle aanneming waardig”. Eigenlijk zou men op basis hiervan de goede voornemens al laten voor wat ze zijn…


Uw ja zij ja, en het neen neen

Toch gaan we in deze studie nog even verder kijken naar wat Gods Woord over geloften zegt. Want meestal zijn deze goede voornemens een soort van belofte die men doet. Aan uzelf, aan uw omgeving, of misschien wel aan de Heere God. In Matth. 5 : 33 – 37 lezen we daarover: “Wederom hebt gij gehoord dat van de ouden gezegd is: Gij zult den eed niet breken, maar gij zult den Heere uw eden houden. Maar Ik zeg u: Zweert ganselijk niet, noch bij den hemel, omdat hij is de troon Gods; Noch bij de aarde, omdat zij is de voetbank Zijner voeten; noch bij Jeruzalem, omdat zij is de stad des groten Konings; Noch bij uw hoofd zult gij zweren, omdat gij niet één haar kunt wit of zwart maken. Maar laat zijn uw woord ja, ja; neen, neen; wat boven deze is, dat is uit den boze” (zie ook Jak. 5 : 12). Eigenlijk staat hier dat we beter niet kunnen zweren, niet bij God, maar ook niet bij de hemel, bij Jeruzalem of bij onszelf. We moeten gewoon eerlijk zijn. Als we “ja” zeggen, is het “ja”, en als we “nee” zeggen, is het “nee”. En het staat er niet, maar als we iets niet zeker weten, om eerlijk te blijven, kunnen we natuurlijk ook “misschien” zeggen.


Zweren...

In het Oude Testament staat juist dat mensen bij God moeten zweren. In Deut. 6 : 13 staat bijvoorbeeld geschreven: “Gij zult den HEERE uw God vrezen en Hem dienen, en gij zult bij Zijn Naam zweren”. Dus er mag wel gezworen worden. Dat blijkt ook uit Matth. 5 : 33. De context in Deut. 6 : 13, maar ook bijv. van Deut. 10 : 20, gaat over de afgoden. Het heeft in feite geen zin om te zweren bij de afgoden, want die zijn niets. Daarom, als er gezworen moet worden, zweer dan bij de Heere God. Maar… zweren is wel iets heel ernstigs. Dat blijkt bijvoorbeeld uit Lev. 19 : 12, waar geschreven staat: “En gij zult niet valselijk bij Mijn Naam zweren; want gij zoudt den Naam uws Gods ontheiligen; Ik ben de HEERE” (zie ook Ex. 20 : 7). Als iemand iets zweert bij God, of Hem een gelofte doet, dan zal men dat moeten houden… Zo blijkt ook uit Pred. 5 : 3 en 4: “Wanneer gij een gelofte aan God zult beloofd hebben, stel niet uit dezelve te betalen, want Hij heeft geen lust aan de zotten; wat gij zult beloofd hebben, betaal het. Het is beter dat gij niet belooft, dan dat gij belooft en niet betaalt”.

In sommige situaties wordt er van mensen verlangd dat ze een eed of een belofte afleggen. Veel gelovigen kiezen dan voor de eed, want dat zegt: “Dat zweer ik, zo waarlijk helpe mij God almachtig”. Veel ongelovigen kiezen daarom voor de belofte: “Dat beloof en verklaar ik”. Als wederom geboren gelovige kan men, vanwege Matth. 5 : 33 – 37, beter voor de belofte kiezen. Stelt u zich voor dat u in een situatie komt, dat u uw eed niet houdt, dan hebt u niet alleen een probleem met degene waarvoor u de eed heeft afgelegd, maar ook met de Heere God, want u heeft bij Zijn Naam gezworen. En dat terwijl de hele situatie op zich niets zondigs ten opzichte van de Heere God zou hoeven te zijn.


Wat als u een eed of een belofte gebroken heeft?

Misschien heeft u het zelf meegemaakt: dat u een eed of belofte tegenover de Heere God hebt gedaan, die u niet heeft kunnen houden. Natuurlijk hebben we een aantal verzen uit met name het Oude Testament, onder de Wet, gezien. Maar zelfs onder de Wet kon men de zonde belijden en er een offer voor brengen (zie Lev. 5 : 4 e.v.). De Heere Jezus is voor onze zonden gestorven. In 1 Joh. 1 : 9 staat zo mooi: “Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonden vergeve en ons reinige van alle ongerechtigheid”. U kunt het dus belijden en de Heere doet de zonde weg. Maar in ieder geval zien we wat de Heere van zweren vindt. Wij kunnen beter niet zweren. Kortom: Wij moeten gewoon eerlijk zijn. Ons “ja” moet “ja” zijn, en ons “nee” moet “nee” zijn. En als we niet weten of het “ja” of “nee” is, geef dat dan aan met een “misschien”.


“God is Getuige”

En dat dit verder gaat dan alleen de eed in gewichtige situaties, en dus ook voor de Gemeente(!), blijkt bijvoorbeeld uit een gedeelte uit de brieven aan de Gemeente, namelijk 2 Kor. 1 : 12 – 22. Uit vers 17, Paulus’ verdediging waarom hij nog niet gekomen is, blijkt dat de Korinthiërs boos zijn. Paulus had zijn reisplannen gewijzigd. We lezen: “Als ik dan dit voorgenomen heb, heb ik ook lichtvaardigheid gebruikt? Of neem ik het naar het vlees voor, hetgeen ik voorneem, opdat bij mij zou wezen ja ja, en neen neen?”. Is het dan uit het vlees dat Paulus’ ja een ja is, en zijn nee een nee? Nee, het is de Heere God Die Paulus helpt om zijn ja geen nee te laten zijn (vers 18): “Doch God is getrouw, dat ons woord hetwelk tot u is geschied, niet is geweest ja en neen”. Gods beloften komen altijd uit. Hij is getrouw (2 Kor. 1 : 19 en 20). En zo vraagt de Heere ook van de Zijnen om getrouw te zijn. Maar Paulus had een reden om nog niet te komen (vers 23 en 24). De Korinthiërs leefden in zonde, en hij wilde ze niet te hard toespreken, en hoopte dat zij zich door zijn brieven zouden bekeren (2 Kor. 2 : 4), zodat, als hij zou komen, hij dat niet in droefheid zou hoeven doen (2 Kor. 2 : 1). En Paulus heeft beloofd dat hij zou komen, en dat plan is nog steeds niet gewijzigd (2 Kor. 13 : 1, 2). Uit dit voorbeeld blijkt dat als wij iets beloven (ons “ja”), dat wij ons daaraan moeten houden, zelfs als het geen eed is. En ook in die situaties geldt dat de Heere God alles ziet, en dus een Getuige is. Zo zegt de apostel in 2 Kor. 11 : 31 bijvoorbeeld: “De God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die geprezen is in der eeuwigheid, weet dat ik niet lieg”. En in een andere situatie zegt hij: “Want wij hebben nooit met pluimstrijkende woorden omgegaan, gelijk gij weet, noch met enig bedeksel van gierigheid (God is Getuige)” (1 Thess. 2 : 5). Met alles wat wij zeggen of doen, geldt: God is Getuige.

En daarom is het beter om ons niet bezig te houden met de, ons door de traditie min of meer opgelegde, "goede voornemens", waarvan bekend is dat:

“mensen over de hele wereld breken ze sindsdien” [10].

Mensen kunnen de goede voornemens vaak toch niet houden. Enerzijds omdat ons vlees te zwak is, anderzijds omdat “gij” “niet weet wat morgen geschieden zal” (Jak. 4 : 14). Wat stelt ons leven nu voor? De Heere vergelijkt het met een damp (Jak. 4 : 14).


Plannen maken

Mogen mensen dan eigenlijk helemaal geen voornemens hebben? Ja hoor, dat mag wel! Laten we eens kijken in Hand. 11 : 23, waar Barnabas naar Antiochië gaat, om te zien wat daar allemaal plaatsvindt onder de verkondiging van het Evangelie: “Dewelke daar gekomen zijnde, en de genade Gods ziende, werd verblijd, en vermaande hen allen dat zij met een voornemen des harten bij den Heere zouden blijven”. Barnabas riep de mensen niet op om naar het verleden te kijken, maar hij riep hen op om het voornemen te hebben om bij het geloof te blijven… En dat is waar de Heere ons door Paulus toe oproept om “vergetende hetgeen dat achter is, en strekkende mij tot hetgeen dat voor is, jaag ik naar het wit tot den prijs der roeping Gods, die van boven is in Christus Jezus” (Filip. 3 : 14). En dat is niet iets voor alleen 1 januari, maar voor het hele jaar. Hand. 11 : 23 spreekt namelijk over “blijven”. Blijven bij de Heere. En dat ook wanneer het tegen zit (Hand. 14 : 22).

En ja, als gelovigen ontkomen we er niet aan dat we soms plannen moeten maken. Maar dan geldt wat we vanmorgen in Jak. 4 : 15 gelezen hebben: “In plaats dat gij zoudt zeggen: Indien de Heere wil en wij leven zullen, zo zullen wij dit of dat doen”. En dat is een hele andere houding dan: “wij gaan dat weleens even doen...”.


[1]  ‘Vuurwerk’, WikipediA, De vrije encyclopedie, bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Vuurwerk.
[2]  ‘Oud en nieuw: geschiedenis, tradities en gebruiken’, InfoNu.nl, 18-12-2011, bron: https://mens-en-samenleving.infonu.nl/sociaal-cultureel/48169-oud-en-nieuw-geschiedenis-tradities-en-gebruiken.html.
[3]  ‘Nieuwjaar’, WikipediA, De vrije encyclopedie, bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Nieuwjaar.
[4]  ‘Oud en nieuw: geschiedenis, tradities en gebruiken’, InfoNu.nl, 18-12-2011, bron: https://mens-en-samenleving.infonu.nl/sociaal-cultureel/48169-oud-en-nieuw-geschiedenis-tradities-en-gebruiken.html.
[5]  ‘New Year’s Traditions’, Borgna Brunner, Infoplease.com, bron: https://www.infoplease.com/new-years-traditions.
[6]  ‘Nieuwjaar’, WikipediA, De vrije encyclopedie, bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Nieuwjaar.
[7]  ‘The History of New Year’s Resolutions’, Gary Ryan Blair, EzineArticles, 17-7-2006, bron: http://ezinearticles.com/?The-History-of-New-Years-Resolutions&id=245213.
[8]  ‘The Two Babylons, or the Papal Wosrhip Proved to be the Worship of Nimrod and his Wife’, Rev. Alexander Hislop, Loizeaux Brothers, Neptune, New Jersey, USA, 1916, 1959, blz. 26 – 28, 134 – 137.
[9]  ‘New Year’s Traditions’, Borgna Brunner, Infoplease.com, bron: https://www.infoplease.com/new-years-traditions.
[10] ‘New Year’s Traditions’, Borgna Brunner, Infoplease.com, bron: https://www.infoplease.com/new-years-traditions.