Jezus Christus: uw Redder en/of uw Rechter?

 

Inleiding

Vaak wordt beweerd dat de Heere Jezus Christus óf uw Rechter zal zijn óf dat Hij uw Redder zal zijn. Wanneer u de Heere Jezus niet kent, ongelovig bent, zal Hij uw Rechter zijn. Als ongelovige komt u voor de Grote Witte Troon van het Laatste Oordeel, en dan komt u (uw ziel) in de poel des vuurs terecht  (Openb. 22 : 11 – 15). Wanneer u de Heere Jezus als uw persoonlijke Verlosser kent, dan is Hij uw Redder, dan komt u niet voor de Grote Witte Troon van het Laatste Oordeel, dan komt u niet in de poel des vuurs. Maar betekent dat laatste dan dat de Heere Jezus helemaal niet meer uw Rechter zal zijn? Wanneer men spreekt over “Redder óf Rechter”, dan sluit het één het ander uit. En zo wordt het vaak gebracht. Een voorbeeld, vond ik op een site, waar men schrijft:

“Voorkom dat Jezus jouw Rechter wordt, want dan is het te laat. Wanneer je Jezus niet accepteert als jouw Redder en Hem niet nodig denkt te hebben, dan zal Jezus automatisch jouw Rechter worden. Jouw eindbestemming zal dan niet de hemel zijn, maar het zal de hel zijn. Wanneer jouw eindbestemming de hel is, zul je gedoopt worden met eeuwig vuur. Maak daarom de juiste keuze, nu het nog kan” [1].

Maar wanneer u de Bijbel leest, dan leest u als gelovige dat de Heere Jezus óók uw Rechter zal zijn. Alleen dan wel anders… Laten we eens kijken.


De Heere Jezus als Redder

Het is een feit dat de Heere Jezus ook uw Redder wil zijn. Een woord dat in de StatenBijbel voor “Redder” staat, is “Zaligmaker”. Zo lezen we in 2 Tim. 1 : 9 en 10 het volgende: “Die ons heeft zalig gemaakt, en geroepen met een heilige roeping, niet naar onze werken, maar naar Zijn eigen voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus vóór de tijden der eeuwen, Doch nu geopenbaard is door de verschijning van onzen Zaligmaker Jezus Christus, Die den dood heeft tenietgedaan, en het leven en de onverderfelijkheid aan het licht gebracht door het Evangelie”. De Heere Jezus is naar de aarde gekomen en heeft voor de zonden van de mensen geleden en is gestorven aan het kruis van Golgotha. Na drie dagen en drie  nachten stond Hij op uit de doden. En daardoor wil Hij ieder mens het eeuwige leven aanbieden. Dus ook u. Gelooft u dat met uw hart, en heeft u het de Heere beleden, dan zegt de Schrift, dat u behouden bent (Rom. 10 : 9, 10). Dan bent u gered van de dood. Fysiek sterft uw lichaam nog steeds, indien de Heere nog niet is teruggekomen, en toch heeft de dood voor u geen prikkel meer. 1 Kor. 15 : 55 zegt: “Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning?”. En dat allemaal omdat u weet dat u zult opstaan en de Heere tegemoet zult gaan in de lucht (1 Kor. 15 : 51 – 55). Zoals gezegd komt u als kind van God niet voor de Grote Witte Troon te staan en komt u niet in de poel des vuurs terecht, want de Heere Jezus heeft u dan eeuwig leven gegeven. Hij is dan uw Zaligmaker, Hij is dan uw Redder.


Een Rechter van levenden en doden...

Maar indien u de Heere Jezus als uw persoonlijke Verlosser kent, is de vraag: Gaat u dan níet uw Rechter ontmoeten? De Heere spreekt in Zijn woord, bijvoorbeeld in 2 Kor. 5 : 10, tegen gelovigen: “Want wij allen moeten geopenbaard worden voor den rechterstoel van Christus, opdat een iegelijk wegdrage hetgeen door het lichaam geschiedt, naar dat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad”. Alle gelovigen moeten dus geopenbaard worden voor “den rechterstoel van Christus”. De rechterstoel is de stoel van de Rechter… En deze rechterstoel is van de Heere Jezus Christus. Klaarblijkelijk is de Heere Jezus óók voor de gelovige de Rechter. Alleen niet via de Grote Witte Troon, maar via de Rechterstoel. Eigenlijk zegt dat genoeg. 

Maar er zijn veel meer aanwijzingen in de Schrift. In Handelingen, toen Petrus aan Cornelius en zijn huis het Evangelie mocht uitleggen, werd o.a. tegen hen gezegd, wat we in Hand. 10 : 42 en 43 lezen: “En heeft ons geboden den volke te prediken, en te betuigen dat Hij is Degene Die van God verordineerd is tot een Rechter van levenden en doden. Dezen geven getuigenis al de profeten, dat een iegelijk die in Hem gelooft, vergeving der zonden ontvangen zal door Zijn Naam”. Petrus zei dat de Heere Jezus een Rechter is van levenden en doden. De levenden, dat zijn degenen die in Christus zijn, en eeuwig leven hebben (Ef. 2 : 1, 6); en de doden, dat zijn degenen die door hun ongeloof voor de Grote Witte Troon terecht komen (Openb. 20 : 12). Maar de Heere is klaarblijkelijk dus óók de Rechter van de levenden, de Rechter van de gelovigen… En u komt het niet alleen in Handelingen tegen, maar ook in de brieven aan de Gemeente (2 Tim. 4 : 1). In 2 Tim. 4 : 8 lezen we: “Voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige Rechter, in dien dag geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen die Zijn verschijning liefgehad hebben”. Paulus heeft het er dus over dat hij, als gelovige, eens voor de rechtvaardige Rechter zal staan. Dus het feit dat de Heere Jezus uw Redder is, sluit geenszins uit dat Hij ook uw Rechter zal zijn. Sterker nog: Hij zál ook uw Rechter zijn. Die zin, die men dus gebruikt in diverse kringen: “Zal Jezus jouw Redder of jouw Rechter zijn”, die klopt dus niet, want ook u als gelovige zult uw Rechter ontmoeten. Niet voor de Grote Witte Troon, maar wel voor de Rechterstoel van Christus.


Het één sluit het ander niet uit

En we zien het vaker in Gods woord, dat het één het ander niet hoeft uit te sluiten, maar dat het elkaar bijvoorbeeld aanvult. Een voorbeeld. Net zoals mensen eigenlijk alleen maar over de beloning bij de Rechterstoel van Christus willen horen (en liever niet over het wegdragen wat u met uw lichaam gedaan hebt), willen ze vaak ook alleen maar over Gods liefde horen. Er zou bijvoorbeeld geen hel kunnen zijn, want God is liefde. En toch zegt de Bijbel dat er een hel is. Op straat over de hel praten, zouden we volgens velen niet moeten doen, want God is liefde. En toch zegt de Bijbel dat Gods Wijsheid overluid buiten hoort te klinken (Spr. 1 : 20), en een deel daarvan is: “Keert u tot Mijn bestraffing” (Spr. 1 : 23). Als vader zou u uw kind niet moeten bestraffen, want God is liefde. En toch zegt de Heere God uw zoon te tuchtigen (Spr. 19 : 18). De Heere God vrezen in deze Gemeente-tijd zou niet nodig zijn, want God is liefde. En toch zegt de Bijbel, nota bene in een brief aan de Gemeente, in Kol. 3 : 22: “vrezende God”. En zo zijn er veel meer voorbeelden te bedenken. Het is overigens niet alleen de wereld die zo over God praat, maar het zijn juist gelovigen die vaak zo praten. En ja, de Heere God ís liefde (1 Joh. 4 : 8 en 9), maar wanneer u de Heere God alleen vanuit de liefde gaat bekijken, dan doet u Hem tekort. De Heere God is bijvoorbeeld ook heilig (Openb. 4 : 8). En vanuit Zijn heiligheid kan Hij geen zonde zien (Hab. 1 : 12, 13). En omdat Hij ook rechtvaardig is (Deut. 8 : 4), zal Hij recht doen. Hij zal gaan richten. Daarom is er een hel en een poel des vuurs, omdat de zonde en de zondige niet bij Hem kan komen (Matth. 25 : 41; Openb. 20 : 15). Zo is de Heere God dus ook een God van toorn (Ps. 7 : 12). De Heere God zal de goddeloze niet rechtvaardigen en de rechtvaardige niet verdoemen. Maar omdat de Heere God óók Liefde is, heeft Hij in Zijn Zoon Jezus Christus, Zijn leven voor alle mensen gegeven, zodat mensen, door geloof in het Volbrachte Werk van Jezus Christus, gered kunnen worden, gerechtvaardigd kunnen worden, en dus bij Hem in de hemel kunnen komen (Rom. 5 : 8, 9). De Heere God is dus weldegelijk liefde, maar dat gaat dus niet buiten Zijn heiligheid en rechtvaardigheid om. Het één sluit het ander niet uit. De Heere God is Liefde én Heilig én Rechtvaardig. En zo is de Heere Jezus, voor u als gelovige, uw Redder, maar zal Hij óók uw Rechter zijn. Het één sluit het ander niet uit. De Schrift zegt het. Dus zo is het.


De Rechterstoel van Christus en de consequenties voor de gelovige...

Ook het oordeel voor de Rechterstoel van Christus heeft wel gevolgen voor de eeuwigheid. Niet óf u in de hemel komt, niet óf u eeuwig leven heeft; dat alles heeft u als kind van God in de Heere Jezus ontvangen. Maar het heeft wel gevolgen voor hóe u dat eeuwige leven zult doorbrengen. Zult u bijvoorbeeld loon of kroon ontvangen voor uw leven met de Heere? En zult u daardoor met de Heere terugkomen om met Hem in Zijn Koninkrijk te regeren (1 Kor. 3 : 14; Kol. 3 : 4, 24; 2 Tim. 2 : 12)? Of moet u het kwade, dat u met uw lichaam gedaan heeft, wegdragen? Zult u dat onrecht voor de Rechterstoel moeten dragen, en zult u daardoor schade lijden en dus niet met de Heere geopenbaard worden in heerlijkheid? Oftewel: zult u niet met Hem regeren in Zijn Koninkrijk (1 Kor. 3 : 15; Kol. 3 : 25; 2 Tim. 2 : 12)? 

Een mooi voorbeeld van die consequenties is de gelijkenis van de ponden, die te vinden is in Luk. 19 : 12 – 27. Er is een soortgelijke gelijkenis in Matthéüs, namelijk de gelijkenis van de talenten (Matth. 25 : 14 – 30). En toch gaan we bewust naar de gelijkenis van de ponden kijken. De gelijkenis van de talenten heeft namelijk te maken met het Koninkrijk der hemelen (Matth. 25 : 1). Dat betekent dat de eerste toepassing het Duizendjarig Vrederijk is. Dan heeft het dus geen toepassing op de Gemeente-tijd, maar op Israël. Maar de gelijkenis van de ponden heeft betrekking op het Koninkrijk Gods (Luk. 19 : 11), wat een geestelijk Koninkrijk is, waardoor het óók betrekking heeft op de Gemeente(-tijd). Daarom zien we bijvoorbeeld ook dat Paulus juist dit Koninkrijk Gods ook voor de Gemeente predikte (Hand. 28 : 31; Rom. 14 : 17; Kol. 4 : 11). Het verschil is dan ook dat de onnutte dienstknecht van Matth. 25 verloren is (Matth. 25 : 30), terwijl de boze dienstnecht van Luk. 19 behouden is. En dat is exact wat de Heere door Paulus de Gemeente leert. In 1 Kor. 3 : 15 lezen we namelijk: “Zo iemands werk zal verbrand worden, die zal schade lijden; maar zelf zal hij behouden worden, doch alzo als door vuur”. Mocht u zich verder willen verdiepen in de verschillen tussen beide Koninkrijken, bekijkt u dan de video: “Gods woord recht snijden (deel 4)”.


U zult de Heere rekenschap geven...

In de gelijkenis van de ponden gaat het over een man, die vergeleken wordt met de Heere, en die aan tien diensknechten tien ponden uitdeelde. Daarnaast is er sprake van burgers, die Hem haatten, en die Hem niet als koning wilden. Deze worden aan het eind gedood. In Openbaring leest u hoe de Heere met Zijn vijanden afrekent als Hij gaat terugkomen. Die burgers zijn dus geen gelovigen, dat zijn de ongelovigen. Maar die diensknechten, dat heeft als gelijkenis betrekking op de gelovigen. Degene die met het gekregen pond 10 ponden verdiende, kreeg van de Heere te horen, in Luk. 19 : 17: “En hij zeide tot hem: Wel, gij goede dienstknecht, dewijl gij in het minste getrouw zijt geweest, zo heb macht over tien steden”. Zo was er iemand die met zijn pond vijf ponden verdiend had. Tegen hem zei de Heere in Luk. 19 : 19: “En hij zeide ook tot dezen: En gij, wees over vijf steden”. U ziet dat beiden beloond werden. De één meer als de ander. Maar voor beiden was het een beloning. En ziet u wat de beloning is? Meeregeren met de Heere over steden in Zijn Koninkrijk. Maar tegen degene die niets gedaan had met het pond, dat de Heere hem gegeven had, zei de Heere in Luk. 19 : 22 – 24: “Maar hij zeide tot hem: Uit uw mond zal ik u oordelen, gij boze dienstknecht; gij wist dat ik een straf mens ben, nemende weg wat ik niet gelegd heb, en maaiende wat ik niet gezaaid heb. Waarom hebt gij dan mijn geld niet in de bank gegeven, en ik komende had hetzelve met woeker mogen eisen? En hij zeide tot degenen die bij hem stonden: Neemt dat pond van hem weg, en geeft het dien die de tien ponden heeft”. Dit is het voorbeeld van schade lijden, geen beloning ontvangen, maar ook nogeens inleveren wat u al had… U bent behouden, maar in de eeuwigheid heeft u niets dan een behouden ziel, en een opstandingslichaam, de rest bent u kwijt. En zo kunt u begrijpen wat het betekent als de Heere in Kol. 3 : 1 spreekt over het als gelovige zoeken van de dingen die boven zijn, de Heere zoeken, omdat, wanneer u dat doet, Kol. 3 : 4 zegt: “Wanneer nu Christus zal geopenbaard zijn, Die ons Leven is, dan zult ook gij met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid”. Dan komt u met Hem terug in Zijn heerlijkheid, en zult u met Hem over steden regeren in Zijn Koninkrijk (zie ook 2 Tim. 2 : 12). Wanneer u het als gelovige allemaal wel welletjes vindt, de Heere niet zoekt, en vooral met uw eigen wellusten bezig bent, dan zult u schade lijden, en dan zult u het onrecht dragen, dan zult u wegdragen wat u met uw lichaam gedaan hebt. En dat is eigenlijk wat u ook in Rom. 14 : 12 leest: “Zo dan, een iegelijk van ons zal voor zichzelven Gode rekenschap geven”. Als kind van God zult u de Heere rekenschap geven.


De zondestraf is toch weg?

“Maar… moet ik als kind van God dan toch bang zijn om de Heere te ontmoeten? De Heere is toch voor al mijn zonden gestorven? Mijn zonden zijn toch weg en vergeven? Hoe kan dat nu?” 

Laten we eerst naar de zonden kijken. Ja, de Heere is voor al uw zonden gestorven. Wat laat de Bijbel zien, dat het gevolg van de zonde is? Het gevolg van de zonde is de dood. In Rom. 6 : 23 staat geschreven: “Want de bezoldiging der zonde is de dood, maar de genadegift Gods is het eeuwige leven, door Jezus Christus, onzen Heere”. Het loon op de zonde is de dood. En we weten, op grond van Gods woord, dat dat niet alleen een fysieke dood is, maar ook dat u, zonder geloof in het Volbrachte Werk van de Heere Jezus, voor eeuwig in die poel des vuurs zult zijn (Openb. 20 : 11 – 15). Dat is het gevolg van de zonde. Dat is de zondestraf (2 Thess. 1 : 9). Maar door het Volbrachte Werk van de Heere Jezus komt u als kind van God niet voor het Laatste Oordeel van de Grote Witte Troon. U komt niet in die poel des vuurs. Sterker nog, als de Heere Jezus Zijn Gemeente komt halen, wordt u opgenomen, en krijgt u een volmaakt opstandingslichaam, waarover 1 Kor. 15 : 54 zegt: “En wanneer dit verderfelijke zal onverderfelijkheid aangedaan hebben, en dit sterfelijke zal onsterfelijkheid aangedaan hebben, alsdan zal het woord geschieden dat geschreven is: De dood is verslonden tot overwinning”. Uw ziel is behouden, u zult in eeuwigheid leven met dat opstandingslichaam. En… u wordt opgenomen, en gaat naar de Heere in de hemel. U zult zijn waar de Heere woont (Joh. 14 : 3). En de Bijbel noemt dat zelfs het paradijs (2 Kor. 12 : 4). Kortom, de straf op de zonde is volledig van u weg. Ja, de Heere Jezus is voor al uw zonden gestorven en opgestaan.

Maar dat alles neemt niet weg dat de Heere ook laat zien dat u als gelovige voor de Rechterstoel van Christus zult verschijnen. En dat dat consequenties voor de eeuwigheid heeft. Zoals we in Rom. 14 : 12 zagen, zult u rekenschap geven aan de Heere God. Dat doet niets af aan het feit dat de straf op de zonde weg is. Maar Hij houdt u als gelovige verantwoordelijk voor wat u op aarde met uw lichaam gedaan hebt. Dat kan positief zijn als u het goede wegdraagt. Dat kan negatief zijn als u het kwade wegdraagt (2 Kor. 5 : 10).


Zonden belijden...

Gezien het voorgaande is het van belang om als gelovige aan de Heere uw zonden te belijden. Wanneer u dat doet, dan ontvangt u daarvoor (nog steeds) vergeving. Dat heeft niets van doen met de zondestraf, die de Heere weggedragen heeft, maar wel met de gevolgen van wat u met uw lichaam heeft gedaan. Leeft u tot eer van de Heere? Komt dat tot uiting in uw hele leven? Kol. 3 : 23 zegt: “En al wat gij doet, doet dat van harte als voor den Heere en niet voor de mensen”. Zo ja, dan mag u weten dat de Heere dat beloont. Kol. 3 : 24 zegt: “Wetende dat gij van den Heere zult ontvangen de vergelding der erfenis; want gij dient den Heere Christus”. Maar zo niet, dan is dat onrecht in de ogen van de Heere, en de Heere zegt: dat zult u dragen… Kol. 3 : 25 zegt: “Maar die onrecht doet, die zal het onrecht dragen dat hij gedaan heeft; en er is geen uitneming des persoons”. En hoe mooi als, juist in de context van gemeenschap met de Heere (1 Joh. 1 : 6), de Heere zegt dat wanneer u uw zonden belijdt, dat Hij alle ongerechtigheid wegdoet… 1 Joh. 1 : 9 zegt: “Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonden vergeve en ons reinige van alle ongerechtigheid”.


De Heere vrezen...

“Maar… moet ik als kind van God dan toch bang zijn voor de Heere?” Nee, u bent behouden. Moet u de Heere op een gezonde manier vrezen, omdat u geoordeeld gaat worden? Ja, dat wel. Kol. 3 : 22 spreekt niet voor niets over “vrezende God”. 

Een voorbeeld. Het is eigenlijk net als een kind tegenover zijn of haar vader, wanneer het iets verkeerd heeft gedaan. En dan is het direct van belang om te melden: het gaat natuurlijk om een normale verhouding tussen vader en kind, binnen een gelovig gezin, waar vader om het kind geeft en het kind niet verbittert (Ef. 6 : 4) en het kind van daaruit volgens Gods woord opvoedt in de lering en vemaning des Heeren. Het kind weet dat het iets grondig verkeerd heeft gedaan, en vindt het daardoor moeilijk om papa onder ogen te komen, omdat papa boos zal worden. Het weet dat papa lief voor hem of haar is, en goed voor hem of haar zorgt. Het weet dat papa hem of haar niet afwijst en ook niet uit huis zal zetten o.i.d.. Maar het weet ook dat papa deze “zonde” niet tolereert, en dat er consequenties zullen zijn...

Zo is het ook met de gelovige tegenover zijn of haar hemelse Vader. En net zoals een kind tegen een aardse vader sorry kan zeggen, kunt u dat ook tegen uw hemelse Vader… Zo zou het in elk geval moeten zijn. Dat is een gezonde vrees, wanneer u de brieven aan de Gemeente leest, en gewoon gelooft wat er geschreven staat.


De Heere is trouw

In alles klinkt door dat de Heere trouw is. En wanneer u als kind van God de Heere dient, dan mag u weten dat Hij dat beloont. Dat woordje “weten” is ook exact wat de Heere gebruikt in Kol. 3 : 24. Maar zoekt u Hem ook? Zoekt u daadwerkelijk de dingen die boven zijn (Kol. 3 : 1, 2)? Leeft u daadwerkelijk vanuit de nieuwe mens (Kol. 3 : 5 – 17)? En zit de Heere daadwerkelijk op de troon van uw hart? En maakt u een misstap, belijdt u dan uw zonden (1 Joh. 1 : 9)? Indien u zo leeft..., dan wéét u dat u niet alleen uw Redder ontmoet, maar óók uw Rechter, maar dan mag u óók weten wat Kol. 3 : 24 zegt: “Wetende dat gij van den Heere zult ontvangen de vergelding der erfenis; want gij dient den Heere Christus”. En dan mag u weten dat u “met Hem geopenbaard” zult “worden in heerlijkheid” (Kol. 3 : 4).

 

[1]  ”Wordt Jezus jouw Redder of jouw Rechter”, The Salt of the earth, bron: https://www.saltoftheearth.nl/jezus-jouw-redder-of-jouw-rechter/.