Wat heeft de wet ons te zeggen?




De Wet is goed en heilig…

 

Heel vaak horen we zeggen, en we zeggen zelf ook snel, dat de Gemeente van Jezus Christus vrij is van de Wet. En in Rom. 7 : 6 staat toch ook “Maar nu zijn wij vrijgemaakt van de wet…”? Maar betekent dat dan dat de Wet helemaal geen boodschap meer voor ons heeft? Hoe moeten we dat nu zien? De Gemeente is niet onder de Wet. Gal. 3 : 10 zegt: “Want zovelen als er uit de werken der Wet zijn, die zijn vervloekt,…”. En toch zegt 1 Tim. 1 : 8: “Doch wij weten, dat de wet goed is…” Maar 1 Tim. 1 : 8 zegt er iets bij: “…zo iemand die wettig gebruikt”. En in Rom. 7 : 12 vinden we nog: “Alzo is dan de Wet heilig, en het gebod is heilig, en rechtvaardig, en goed”. Hoe moeten we hier nu mee omgaan? Is de Wet nu in Christus vervuld of niet?

 

   

Jezus Christus heeft de Wet vervuld

 

Allereerst: JA! Jezus Christus heeft de Wet vervuld! Hij was zonder zonden (2 Kor. 5 : 21), en heeft de totale Wet nageleefd, en kon op die manier voor onze zonden sterven! Zijn offer was voor God voldoende, en heeft onze zonden weggedragen. In 1 Petr. 2 : 24 staat: “Die Zelf onze zonden in Zijn lichaam gedragen heeft op het hout; opdat wij, aan de zonden afgestorven zijnde, voor de gerechtigheid leven zouden; door Wiens striemen gij genezen zijt.” Maar… er staat nergens in de Bijbel dat door het sterven van de Heere Jezus de Wet te niet is gedaan! In Rom. 3 : 31 vinden we: “Doen wij dan de Wet te niet door het geloof? Dat zij verre; maar wij bevestigen de Wet”. Romeinen is geschreven aan de “geliefden Gods, en geroepen heiligen” (Rom. 1 : 7). Het is een brief aan de Gemeente van Jezus Christus. En daarin zegt Paulus dat wij de Wet niet te niet doen door het geloof, ja: “wij bevestigen de Wet” zelfs.

 

   

Het geloof van de gelovige, of het geloof van de Zoon van God?

 

Dat wij de Wet bevestigen, betekent niet dat wij door het houden van de Wet behouden worden. Efeze 2 : 8 – 10 is daar heel duidelijk over: “Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave; niet uit de werken, opdat niemand roeme. Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, welke God voorbereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen”. Filip. 3 : 9 zegt ook nog: “En in Hem gevonden worde, niet hebbende mijn rechtvaardigheid, die uit de wet is, maar die door het geloof van Christus is, namelijk de rechtvaardigheid, die uit God is door het geloof”. Met andere woorden: in het Oude Testament gingen geloof en werken hand in hand. God vroeg van de mens de wet te doen (Lev. 18 : 5 en Deut. 27 : 26 bijv.). Vandaar dat bijvoorbeeld een tekst als Hab. 2 : 4 ook spreekt over het geloof van de mens: “Ziet, zijn ziel verheft zich, zij is niet recht in hem; maar de rechtvaardige zal door zijn geloof leven”. Dat is het geloof van de gelovige zelf, hij werkte aan een stukje van zijn rechtvaardigheid, die uit de wet was (Jak. 2 : 10)! Dat staat in schril contrast met de wederom geboren gelovige in deze tijd. Die leeft namelijk DOOR HET GELOOF VAN CHRISTUS, door de rechtvaardigheid, die uit God is door het geloof. In Gal. 2 : 20 staat daarover: “Ik ben met Christus gekruisigd; en ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat ik leef ik door het geloof van de Zoon van God, Die mij liefgehad heeft, en Zichzelf voor mij overgegeven heeft”. Of wij nu leven uit ons eigen geloof (onder de Wet), of door het geloof van de Zoon van God (in deze Gemeente-bedeling), Die het voor ons volbracht heeft, is een groot verschil! Geloof is vandaag de dag een gave van God, zoals we in Ef. 2 gelezen hebben.

 

   

Jezus Christus is het einde van de Wet tot rechtvaardigheid

 

Alleen de Heere was zonder zonden en kon de Wet echt vervullen. En de Gemeente van Jezus is nu niet meer onder die Wet! Maar dat houdt dus niet in dat de Wet ophoudt te bestaan. In Rom. 10 : 4 lezen we: “Want het einde der Wet is Christus, tot rechtvaardigheid een ieder, die gelooft”. Met andere woorden: door de Wet te houden kunt u geen rechtvaardigheid toegerekend krijgen. Daarvoor is Jezus Christus gestorven, Hij geeft u Zijn rechtvaardigheid, die Hij verdiend heeft, wanneer u in Hem gelooft. In 2 Kor. 5 : 21 lezen we: “Want Hem, Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem”. Jezus Christus is dus het einde van de Wet tot rechtvaardigheid, en niet het einde van de Wet op zich.

 

   

De “Wet der geboden in inzettingen bestaande” is te niet gemaakt

 

De Wet is dus niet ten einde. De Wet heeft dus nog wel degelijk een boodschap! Maar WAT is dan wel ten einde? Waarom zijn wij niet meer onder de Wet? Dat heeft nu juist te maken met die rechtvaardigheid, die niet meer van de gelovige zelf is. De gelovige hield de Wet door de “werken der wet”, en diende daarmee God. En dat is wat de Heere Jezus te niet gedaan heeft. In Ef. 2 : 13 – 15 lezen we het volgende: “Maar nu in Christus Jezus, zijt gij, die eertijds verre waart, nabij geworden door het bloed van Christus. Want Hij is onze vrede, Die deze beiden één gemaakt heeft, en de middelmuur des afscheidsels gebroken hebbende, heeft Hij de vijandschap in Zijn vlees te niet gemaakt, namelijk de Wet der geboden in inzettingen bestaande, opdat Hij die twee in Zichzelf tot een nieuwe mens zou scheppen, vrede makende”. Jezus Christus heeft “de Wet in inzettingen bestaande” te niet gemaakt. Maar wat houdt dat in? We moeten daarbij denken aan bijvoorbeeld allerlei eetvoorschriften en het houden van speciale dagen! Dat zijn voorbeelden van inzettingen! Dat heeft te maken met ceremoniële aspecten van het geloof. In Kol. 2 : 14 – 17 vinden we hierover geschreven: “Uitgewist hebbende het handschrift, dat tegen ons was, in inzettingen bestaande, hetwelk, zeg ik, enigerwijze ons tegen was, en heeft dat uit het midden weggenomen, het aan het kruis genageld hebbende; en de overheden en de machten uitgetogen hebbende, heeft Hij die in het openbaar tentoongesteld, en heeft erdoor over hen getriomfeerd. Dat u dan niemand oordele in spijs of in drank, of in het stuk van de feestdag, of van de nieuwe maan, of van de sabbatten; welke zijn een schaduw der toekomende dingen, maar het lichaam is van Christus”. De Oudtestamentische inzettingen zijn in het vlees van Jezus aan het kruis genageld. Wij als Gemeente van Jezus hebben absoluut geen boodschap aan die inzettingen. Wij worden niet veroordeeld wanneer we varkensvlees eten, of op zaterdag de auto wassen of naar de kapper gaan. Het is zelfs zo, dat wanneer men wel dergelijke regels aan medegelovigen oplegt, dat men zich begeeft tot leringen der duivelen. Dat geldt ook wanneer men verbiedt om te huwen (1 Tim. 4 : 1 - 4)! Nu zijn er mensen die zeggen dat ook het Avondmaal en de doop inzettingen zijn, en ook die behoren volgens hen voor de Gemeente tot de verleden tijd! Alleen hier gaat men buiten het boekje met het verdelen van de Schrift. Want Avondmaal en doop behoren niet tot de inzettingen van de Wet. Dat ten eerste. Maar ten tweede: alle inzettingen van de Wet behoren wel tot het verleden, maar doop en Avondmaal behoren tot de enigste twee inzettingen van het Nieuwe Testament. Inzettingen, niet tot behoud, maar wel goed om te houden in het navolgen van Paulus. In 1 Kor. 11 : 1 en 2 lezen we namelijk: “Weest mijn navolgers, gelijk ook ik van Christus. En ik prijs u broeders, dat gij in alles mij gedachtig zijt, en de inzettingen behoudt, gelijk ik u die overgegeven heb”.

 

   

Besnijdenis behoort tot de inzettingen van de Wet, die te niet gedaan zijn

 

Dan is het goed om nog op één Schriftgedeelte in dit verband te wijzen, namelijk Gal. 5 : 1 en 2: “Staat dan in de vrijheid, met welke ons Christus vrijgemaakt heeft, en wordt niet weer met het juk der dienstbaarheid bevangen. Ziet, ik, Paulus, zeg u, zo gij u laat besnijden, dat Christus u niet nut zal zijn”. Met andere woorden: ook de besnijdenis behoort tot de inzettingen die met de Heere Jezus aan het kruis genageld zijn. Dit is heel belangrijk om te beseffen, omdat het grootste deel van de Protestantse kerken zegt dat de kinderdoop in plaats van de besnijdenis gekomen is, om kinderen op te nemen in het verbond met God. Even buiten het feit dat God een verbond sloot met Abraham en zijn aardse nageslacht (Israël), en niet met de Gemeente, hier staat dat de besnijdenis geen nut doet. In de volgende verzen staat zelfs dat het laten besnijden mensen onder de Wet brengt. We zien hier in ieder geval dat kinderdoop een uitvinding van de kerk is, omdat dopen, wanneer je tot geloof gekomen bent (Hand. 8 : 37) een Bijbelse inzetting is voor de Gemeente, terwijl besnijdenis (en dus volgens de kerken hun kinderdoop) behoort tot de inzettingen van de Wet, die vergaan (te niet gedaan) zijn.

  

Dan willen we ingaan op het “juk der dienstbaarheid”. Het brengen onder het juk der dienstbaarheid van de Wet heeft klaarblijkelijk te maken met het opleggen van de inzettingen van de Wet. Een gedeelte, waar dit des te meer uit blijkt, is Gal. 4 : 9 – 10: “En nu, als gij God kent, ja, veelmeer door God gekend zijt, hoe keert gij u weer tot de zwakke en arme eerste beginselen, welke gij weer van voren aan wilt dienen? Gij onderhoudt dagen, en maanden, en tijden, en jaren”.


    

Vrij van de Wet…

 

Vrij van de wet, beter gezegd, vrij van “de Wet der geboden in inzettingen bestaande” (Ef. 2 : 15), betekent dus dat wij ons niet weer allerlei rituelen, netjes gezegd: ceremoniële aspecten, moeten laten aansmeren, zeker niet, om daardoor behouden te worden. Vrij van de Wet betekent dat wij niet gerechtvaardigd worden uit de werken der Wet, maar dat Jezus Christus ons Zijn rechtvaardigheid geeft, wanneer we Hem hebben aangenomen!

 

   

“…die de ander liefheeft, die heeft de Wet vervuld…”

 

Vrij van de Wet betekent dus niet dat de Wet helemaal geen betekenis meer heeft! De Wet is heilig en goed, het gebod is heilig en goed. En we hebben al gezien dat wij de Wet als gelovigen juist bevestigen (Rom. 3 : 31). Hoe kan dat? Buiten alle ceremoniële aspecten van de Wet om, die voor de Gemeente niet gelden, laat de Wet zien hoe mensen met elkaar moeten omgaan, laat de Wet zien hoe God wil dat mensen in het leven staan. In Rom. 13 : 8 – 10 staat: “Weest niemand iets schuldig, dan elkander lief te hebben, want die de ander liefheeft, die heeft de wet vervuld. Want dit: Gij zult geen overspel doen, gij zult niet doden, gij zult niet stelen, gij zult geen valse getuigenis geven, gij zult niet begeren, en zo er enig ander gebod is, wordt in dit woord als in een hoofdsom begrepen, namelijk in dit: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. De liefde doet de naaste geen kwaad. Zo is dan de liefde de vervulling der wet”. De wet laat ons dus zien hoe we in het leven moeten staan. Aan de ene kant bevestigen wij de Wet doordat we ons geloof stellen in Jezus Christus, Die voor ons de Wet volbracht heeft. Daardoor hebben we Zijn rechtvaardigheid ontvangen en zijn we gered. Door in Hem ons vertrouwen te stellen geven we toe, bevestigen we dat de Wet goed en rechtvaardig is, en dat Jezus Christus deze Wet moest volbrengen om voor ons te kunnen sterven. Aan de andere kant bevestigen wij de Wet, doordat de nieuwe mens in ons wil lijken op Jezus Christus. De nieuwe mens wil God de eerste plaats geven in het leven, de nieuwe mens weet dat liegen, bedriegen en begeren de relatie met God verstoort. En zo houdt de nieuwe mens Gods geboden, niet om behouden te worden, maar uit liefde tot Hem, en om in een goede verstandhouding met God te blijven. Om met Paulus te spreken, is ons streven om niet naar het vlees, maar naar de Geest te wandelen (Ef. 4 : 14 – 32; Gal. 5 : 16 – 26).

 

   

De Wet doet zonde kennen en wijst op Jezus Christus

 

Dit vinden we in feite ook in 1 Tim. 1 : 8 – 11, waar staat: “Doch wij weten, dat de Wet goed is, zo iemand die wettig gebruikt; en hij dit weet, dat de rechtvaardigen de wet niet is gezet, maar de onrechtvaardigen en de halsstarrigen, de goddelozen en de zondaars, de onheiligen en de ongoddelijken, de vadermoordenaars en de moedermoordenaars, de doodslagers, de hoereerders, hun, die bij mannen liggen, de mensendieven, de leugenaars, de meinedigen, en zo er iets anders tegen de gezonde leer is; naar het Evangelie der heerlijkheid van de zalige God, dat mij toebetrouwd is”. De Wet is dus niet eens in de eerste plaats voor de gelovigen gezet, al kunnen wij erin lezen dat wij onze naaste moeten liefhebben als onszelf. De Wet is voor de ongelovigen, om hen te laten zien wat zonde is! Gods Geest overtuigt DE WERELD van zonde, van gerechtigheid en van oordeel (Joh. 16 : 8), en daarvoor heeft God, ook in deze tijd, de Wet gegeven! De Wet in Gods Woord laat mensen zien dat ze zondig zijn in Gods ogen, en dat zij een Verlosser nodig hebben. Vandaar dat Gal. 3 : 24 spreekt over de “tuchtmeester [= leermeester] tot Christus”, omdat de Wet zonde doet kennen (Rom. 7 : 7 en 8). De Wet laat zien wat zonde is. En zo brengt de Wet vandaag de dag mensen tot Christus, opdat, zegt Gal. 3 : 24 verder: “wij uit het geloof zouden gerechtvaardigd worden”.

 

   

Tot slot…

 

Zo zien we dus dat de Wet vandaag de dag een boodschap heeft aan de ongelovige en de gelovige, zonder dat we gesteld worden onder de werken der Wet in inzettingen bestaande. Wanneer we in 1 Tim. 1 : 8 – 11 de tussenzin (de verzen 9 en 10) weglaten, en de hoofdzin doorlezen, dan lezen we: “Doch wij weten, dat de Wet goed is, zo iemand die wettig gebruikt, naar het Evangelie der heerlijkheid van de zalige God, dat mij toebetrouwd is”. Het Evangelie der heerlijkheid van de zalige God, dat mij [= Paulus] toebetrouwd is, is het Evangelie der Genade Gods aan de Gemeente van Jezus Christus. Met andere woorden: daar waar de Wet in overeenstemming is met de brieven aan de Gemeente, heeft zij wel degelijk een boodschap voor ons. En dan gebruiken wij de Wet ook wettig volgens Gods Woord. Met andere woorden: Leg elkaar geen lasten op door allerlei ge- en verboden op eten, gebruiken, feesten e.d. in te voeren. Maar gebruik de Wet om mensen te laten zien dat ze in Gods ogen zondig zijn, en daarom een Verlosser nodig hebben. Onderstreep uw getuigenis door zelf te wandelen naar de Geest. Niet om behouden te worden of te blijven, maar om te leven tot eer van de Heere!