Heiligmaking
Wat is heiligmaking?
God spreekt in zijn Woord ook nog over heiligmaking! En dan betreft dat veelal het vlees van de mens, en zijn wandel. Laten wij ons de volgende vraag stellen: God ziet ons aan in Christus! Kunnen wij dan niet meer zondigen? Onze ziel is behouden, de zonde heeft daar geen invloed meer op! God ziet ons daardoor alreeds als “de geheiligden in Christus Jezus” (1 Kor. 1 : 2, 12 : 13; 2 Kor. 5 : 17). Maar ondanks dat hebben we nog wel te maken met ons vlees, ons lichaam. Ons vlees, waarvan de Bijbel ons laat zien, dat juist daar die oude natuur in woont. Paulus die zegt onder andere in Rom. 7 : 13 – 26: “Want ik weet, dat in mij, dat is, in mijn vlees, geen goed woont; want het willen is wel bij mij, maar het goede te doen, dat vind ik niet” (vers 18). En dan vinden we de oproep in onder andere Rom. 12 : 1 – 2: “Ik bid u dan, broeders, door de ontfermingen Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levende, heilige en Gode welbehagelijke offerande, welke is uw redelijke godsdienst. En wordt deze wereld niet gelijkvormig; maar wordt veranderd, door de vernieuwing van uw gemoed, opdat gij moogt beproeven, welke de goede, en welbehagelijke en volmaakte wil van God is.” De Heere verwacht van ons dat, omdat onze ziel geheiligd is, dat een uitwerking krijgt op onze dagelijkse wandel. In een andere Schriftplaats roept de Heere ons toe: “Wandelt door de Geest” (Gal. 5 : 16, 22). En dat is hetgeen wat ons mensen iedere keer weer voor de keuze stelt, want “het vlees begeert tegen de Geest, en de Geest tegen het vlees; en deze staan tegen elkander, alzo dat gij niet doet, wat gij wildet” (Gal. 5 : 17). Dat levert nu juist die inwendige strijd op waar ook Paulus over sprak in Rom. 7. En dan vraagt de Heere dus van ons om iedere keer weer voor Hem te kiezen, om iedere keer onze keuzen zo te bepalen dat we leven tot eer van Hem! Ons lichaam is immers “een tempel van de Heilige Geest” (1 Kor. 6 : 19). En onze keuze daarbij is belangrijk, zoals ook uit 2 Kor. 7 : 1 blijkt: “Daar wij dan deze beloften hebben, geliefden, laat ons onszelf reinigen van alle besmetting des vleses en des geestes, voleindigende de heiligmaking in de vreze Gods.” Wij kunnen zaaien in ons vlees, maar ook zaaien in de Geest. Wanneer wij een voor God aangenaam leven willen leiden, moeten wij dus zaaien in de Geest! Dan zullen wij ook een overwinningsleven kunnen leven, dan zullen wij ook groeien in de dingen van de Heere! Wanneer wij Zijn Woord lezen en bestuderen en ons dan op die manier openstellen voor de leiding van de Heilige Geest in ons leven (Die ons in al de waarheid leidt (Joh. 16 : 13)), dan zal de Heere ons gaan heiligen. Door Zijn Woord laat Hij ons zien wat Hij van ons vraagt. De Heere Jezus bidt niet voor niets in het Hogepriesterlijk gebed: “Heilig ze in Uw waarheid; Uw woord is de waarheid” (Joh. 17 : 17). Gods Woord is onze spiegel, daardoor laat de Heilige Geest zien wat er niet goed is in ons leven, dan kunnen we dat belijden en nalaten (1 Joh. 1 : 8 – 10). Op die manier behouden wij onze relatie tot de Vader als een open relatie, een relatie die niet gestoord is. Zo zien we dat zelfs de heiligmaking niet iets is wat we uit onszelf hebben, maar dat zelfs dat gestuurd wordt door de Heere. We hebben niet voor niets de “Geest der heiligmaking” (Rom. 1 : 4) ontvangen! De Geest der heiligmaking Die ons karakter steeds meer verandert, waardoor wij ons vlees steeds meer tot gehoorzaamheid aan de Heere kunnen brengen. Ziet u nu ook hoe belangrijk het is, dat wij overtuigd zijn van het feit dat God beloofd heeft Zijn Woord voor ons te bewaren? Indien wij dat Woord niet letterlijk aannemen, en overal onze eigen gedachten invullen (‘dit staat er wel, maar je moet het zo en zo lezen…’), dan weten we ook niet meer wat we nu wel kunnen vertrouwen. God heeft Zijn Woord voor ons bewaard. (Voorbeeld: Rom. 13 : 9. In de nieuwe vertalingen (ook de NBG-’51) is hier “gij zult geen valse getuigenis geven” gewoon weggelaten. Zien onze nieuwe vertalers, onze moderne theologen en evangelisten dat niet als zonde?). Wanneer wij dus niet meer geloven Gods Woord letterlijk te hebben, en onze eigen uitleggingen en invullingen ervan maken, kan de Heilige Geest Zijn werk niet meer doen! Laten wij daarom, overeenkomstig de oproep in de Bijbel, Gods Woord bewaren! Uiteindelijk zullen we bij Jezus Christus’ wederkomst in de wolken, om ons thuis te halen, pas werkelijk volmaakt en geheel heilig zijn. Dan pas zullen we gelijk zijn aan het lichaam van de Heere Jezus (Filip. 3 : 21; 1 Joh. 3 : 2). Er valt nog meer te zeggen over de heiligmaking en het leven als Christen, onder andere in relatie tot de erfenis die de wederom geboren gelovige kan verdienen. Daar zullen we dan in deze studie nog verder bij stilstaan.
Korte samenvatting ter inleiding op het vervolg
We hebben reeds gezien dat de vrije wil van de mens heel belangrijk is. We hebben gezien dat de Heere de mens een genadegift (Rom. 6 : 23) aanbiedt: het eeuwige leven! De mens is vrij om het aan te nemen of niet. Hoe kan de mens dat aannemen? Door te geloven in het volbrachte Werk van Jezus Christus aan het kruis van Golgotha, Zijn vergoten bloed voor een ieder persoonlijk. Hij is “het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt” (Joh. 1 : 29). De Bijbel laat heel duidelijk zien dat het behoud, het eeuwige leven, slechts te krijgen is IN CHRISTUS. “Die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die de Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem” (Joh. 3 : 36). God wil dus dat ALLE mensen behouden worden, maar dit wil dus niet zeggen dat inderdaad alle mensen behouden worden, want God heeft een ieder de vrije keus gegeven om voor of tegen Hem en Zijn genadegift in Jezus Christus te zijn. Maar juist daarom is de Heere ook nog niet gekomen, al zien we wel dat de tijd zich vandaag de dag steeds verder ontwikkelt richting de Grote Verdrukking: we leven in de eindtijd. De Heere is echter nog niet gekomen, omdat Hij wil dat allen tot bekering komen (2 Petr. 3 : 9). Maar juist omdat de Heere wil dat allen behouden worden, is er ook geen sprake van uitverkiezing, tenminste in die zin, dat de Heere voor de grondlegging der wereld bepaald zou hebben: jij gaat naar de hemel en jij gaat naar de hel. Dat is de Calvinistische uitverkiezingsleer, die totaal losstaat van Gods Woord. Er is wel degelijk uitverkiezing, de Bijbel noemt het niet voor niets. Echter de Bijbelse uitverkiezing is heel wat anders. Voor de grondlegging der wereld wist de Heere door voorkennis (1 Petr. 1 : 2) – Hij is Almachtig en Alwetend – wie Zijn Zoon zou aannemen. En toen heeft Hij besloten dat degenen die Zijn genadegift zouden aannemen, Zijn kinderen zouden worden, gelijkvormig zouden worden aan Zijn Zoon en aanspraak zouden kunnen maken op een erfenis! Dat is Bijbelse uitverkiezing.
Een erfenis
In Ef. 1 : 11 lezen we: “In Hem, in Wie wij ook een erfdeel geworden zijn, wij, die te voren verordineerd waren naar het voornemen van Hem, Die alle dingen werkt naar de raad van Zijn wil”. “In Hem, in Wie wij ook een erfdeel geworden zijn”, of zoals de Engelse King James 1611, de Engelse ‘Statenvertaling’, zegt: “In whom also we have obtained an inheritance”. Vertaald staat daar: “In Wie wij ook een erdeel gekregen hebben”. In Christus hebben wij dus ook recht op een erfenis! Ook dat is dus voor de grondlegging vastgelegd. Een ieder die Jezus Christus aanneemt heeft recht op een erfenis. In Romeinen 8 : 17 staat zo mooi: “En indien wij kinderen zijn, zo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen van God, en medeërfgenamen van Christus; indien wij althans met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden”. Daar waar het behoud gegarandeerd is, elk kind van God is behouden, is de erfenis dus niet altijd gegarandeerd. In Efeze 1 : 11 stond dat wij een erfenis verkregen hadden, maar in Rom. 8 : 17 zien we een INDIEN. Het ontvangen van de gehele erfenis is dus niet vanzelfsprekend. We hebben net in Rom. 8 : 17 dan ook gelezen dat wij erfgenamen en medeërfgenamen zijn, “indien wij althans met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden”. Hetzelfde vinden we bijvoorbeeld in Kol. 3 : 24, waar staat: “Wetende, dat gij van de Heere zult ontvangen de vergelding der erfenis; want gij dient de Heere Christus”. De Bijbel spreekt over de “vergelding van de erfenis”, ofwel: de beloning van de erfenis! Een beloning krijg je, wanneer je dat verdiend hebt, oftewel bij de erfenis is op de één of andere manier sprake van iets verdienen, van beloond worden, van WERKEN dus!
De werken van de gelovigen worden beoordeeld
Dat zelfde komen we tegen, wanneer we in de Bijbel gaan kijken naar de verschillende oordelen. De Bijbel spreekt bijvoorbeeld over het laatste oordeel van de Grote Witte Troon (Openb. 20), en wat blijkt, wanneer wij Jezus Christus hebben aangenomen, zullen we nooit voor die Grote Witte Troon verschijnen om veroordeeld te worden. De wederom geboren gelovige zal nooit in de poel des vuurs kunnen belanden! De Bijbel spreekt echter ook over de Rechterstoel van Christus, waar gelovigen beoordeeld zullen worden. Beter gezegd: Waar de WERKEN van de gelovigen beoordeeld zullen worden. In 2 Kor. 5 : 10 staat: “Want wij allen moeten geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus, opdat een ieder wegdrage, hetgeen door het lichaam geschiedt, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad”. De gelovige komt dus niet voor de Grote Witte Troon, maar voor de rechterstoel van Christus, na de Opname van de Gemeente en voor de Bruiloft des Lams! En hoe weten we nu zo zeker dat het gaat om de werken die branden zullen of beloond zullen worden? Dat weten we uit 1 Korinthe 3 : 11 - 15, omdat daar het oordeel van de gelovigen, van de werken van de gelovigen, uitvoerig besproken wordt. Juist omdat het daar de gelovigen betreft, weten we dat dat gedeelte gaat over die Rechterstoel van Christus: “Want niemand kan een ander fundament leggen, dan hetgeen gelegd is, hetwelk is Jezus Christus. En indien iemand op dit fundament bouwt: goud, zilver, kostbare stenen, hout, hooi, stoppels; eens ieders werk zal openbaar worden; want de dag zal het verklaren, daar het door vuur geopenbaard wordt; en hoedanig eens ieders werk is, zal het vuur beproeven. Zo iemands werk blijft, dat hij daarop gebouwd heeft, die zal loon ontvangen. Zo iemands werk zal verbrand worden, die zal schade lijden; maar zelf zal hij behouden worden, doch alzo als door vuur”. Ja, de Bijbel laat zien dat er vijf kronen te verdienen zijn. Maar daar zullen we hier niet verder op ingaan.
Voorbeeld navolgen
Het feit blijft dus staan dat de gelovige niet hoeft te werken voor zijn behoud! Het is immers een genadegift! Maar wanneer we spreken over “loon en kroon”, wanneer we spreken over de “beloning van de erfenis”, dan blijken daar opeens wel werken bij te komen. Hoe komt dat? Omdat de Heere ons gered heeft om Hem in Zijn voetstappen te volgen. In 2 Kor. 12 : 18 lezen we: “Ik heb Titus gebeden, en de broeder medegezonden; heeft ook Titus van u zijn voordeel gezocht? Hebben wij niet in dezelfde geest gewandeld? Hebben wij niet gewandeld in dezelfde voetstappen?” Nu geeft Paulus hier aan dat hij op dezelfde wijze gehandeld heeft als Titus, en hij geeft aan dat hij geen voordeel, winst probeert te slaan uit het feit dat hij het evangelie brengt. Maar zegt Paulus niet in 1 Kor. 11 : 1: “Weest mijn navolgers”? Ja, maar hij zegt er iets bij: “gelijk ook ik van Christus”. Moeten wij altijd buigen voor mensen, en de wil van mensen doen, omdat zij ons anders wel eens hoogmoedig zouden kunnen vinden? Nee! IN CHRISTUS mogen wij mensen ALS VOORBEELD volgen! Vandaar dat Paulus Timótheüs in 1 Tim. 4 : 12b – 13 het volgende aanraadt: “…maar wees een voorbeeld voor de gelovigen in woord, in wandel, in liefde, in de geest, in geloof, in reinheid. Houd aan in het lezen, in het vermanen, in het leren, totdat ik kom”. In Christus mogen wij een voorbeeld nemen aan mensen, maar dan wel IN CHRISTUS. Vandaar dat we Gods Woord moeten kennen, zodat we ook mogen weten wanneer we iemand als voorbeeld mogen nemen of niet. Er staat niet voor niets geschreven “gelijk ook ik van Christus” (1 Kor. 11 : 1). Vandaar dat we in 1 Petr. 2 : 21 ook lezen: “Want hiertoe zijt gij geroepen, daar ook Christus voor ons geleden heeft, ons een voorbeeld nalatende, opdat gij Zijn voetstappen zoudt navolgen”. Het is de bedoeling dat wij in dit leven, terwijl we nog in het vlees zijn, dat nog aan die oude natuur van ons gebonden is, leven tot eer van de Heere. Rom. 12 : 1 zegt: “Ik bid u dan, broeders, door de ontfermingen Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levende, heilige en Gode welbehagelijke offerande, welke is uw redelijke godsdienst”. En dat is moeilijk! Want het is juist ons lichaam, ons vlees, waarvan Gods Woord zegt: “daar woont geen goed in” (Rom. 7 : 18). We horen Paulus zeggen, door de Heilige Geest ingegeven: “Maar ik bedwing mijn lichaam, en breng het tot dienstbaarheid, opdat ik niet enigszins, daar ik anderen gepredikt heb, zelf verwerpelijk worde” (1 Kor. 9 : 27). Allemaal teksten die laten zien dat in onze geloofswandel, de wandel in de Geest, werken toch weer belangrijk zijn. Werken vinden we ook in Efeze 2 : 8 – 10: “Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave; niet uit de werken, opdat niemand roeme. Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, welke God voorbereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen”. Het behoud is genade, een genadegift. Maar vervolgens vraagt de Heere ons om te wandelen naar de Geest, om Zijn voetstappen te volgen.
God heeft ons, doordat wij de Heere Jezus hebben aangenomen, uitverkoren om een erfenis in ontvangst te nemen (Ef. 1 : 11). En daarom heeft Hij goede werken voor ons voorbereid! Dat is wat we net in Efeze 2 gelezen hebben. Ook daarin is aan ons de keuze! Onderwerpen wij ons aan Zijn Woord, of doen wij dat niet…
Wat God voor ons bereid heeft…
Over de erfenis gesproken. In 1 Kor. 2 : 9 lezen we: “Maar gelijk geschreven is: Hetgeen het oog niet heeft gezien, en het oor niet heeft gehoord, en in het hart des mensen niet is opgeklommen, hetgeen God bereid heeft voor hen, die Hem liefhebben”. Wat de Heere bereid heeft voor ons, moet zo groots, zo mooi wezen, dat wij mensen er geen voorstellingvermogen van hebben! In het boek Openbaring krijgen we een blik in de nieuwe hemel en op de nieuwe aarde. We krijgen een blik in het Nieuwe Jeruzalem met straten van goud en paarlen poorten. En toch zegt de Bijbel dat we er ons nog niets bij kunnen voorstellen, bij wat God voor ons voorbereid heeft! Dat moet wel geweldig zijn!
Het reeds verkregen deel van de erfenis
We hebben gezien dat de erfenis verdiend moet worden, althans een deel daarvan. Want de Bijbel laat ook zien met Ef. 1 : 14: “Die [= de Heilige Geest waarmee wij verzegeld zijn, vers 13] het onderpand is van onze erfenis, tot de verkregen verlossing, tot prijs van Zijn heerlijkheid”. Met andere woorden, een deel van die erfenis is vast. Eigenlijk zien we dat al in Efeze 1 : 11. Daar spreekt Gods Woord van “het erfdeel dat wij geworden zijn” of “het erfdeel dat wij verkregen hebben”. Met andere woorden hier spreekt de Bijbel over een erfenis die op ons wacht in de hemel (1 Petr. 1 : 3 – 5)! Wat is nu allereerst dat vaste deel van die erfenis. Welke erfenis krijgen alle gelovigen zeker? Ten eerste iets wat met de uitverkiezing te maken had. God had degenen die Jezus Christus zouden aannemen, uitgekozen om Zijn Zoon gelijkvormig te worden! Nu, wanneer bij de Opname van de Gemeente de graven zullen opengaan en de levend overgeblevenen met de opgestane gelovigen tesamen de Heere tegemoet zullen gaan in de lucht, krijgen zij allen dat geestelijke opstandingslichaam (1 Kor. 15 : 52, 53). Dat lichaam, waarvan de Bijbel laat zien, dat het gelijk is aan het lichaam van de Heere Jezus. “Want die Hij te voren gekend heeft, die heeft Hij ook te voren verordineerd, het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zij onder vele broeders” (Rom. 8 : 29, zie ook Filip. 3 : 20, 21). Ten tweede laat de Bijbel zien dat wij bij de Opname verenigd worden met onze Heere, en dat wij voor altijd met Hem zullen zijn (1 Thess. 4 : 17). Ja, de Heere zal ons thuishalen, en onze woning zal zijn in het Nieuwe Jeruzalem (Gal. 4 : 26; Joh. 14 : 2, 3). De plaats die nu boven is, waar de Heere woont, (daar is namelijk de troon van God en van het Lam, Openb. 22 : 1), daar zijn vele woningen. In Joh. 14 : 2 en 3 lezen we: “In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen; anderszins zo zou Ik het u gezegd hebben; Ik ga heen om u plaats te bereiden. En zo wanneer Ik heen zal gegaan zijn, en u plaats zal bereid hebben, zo kom Ik weer en zal u tot Mij nemen, opdat gij ook zijn moogt, waar Ik ben”. Het Nieuwe Jeruzalem zal eens onze stad zijn, daarin zal eens onze woning wezen. Ook dat wacht ons, ook dat is een deel van die erfenis, die iedere gelovige zal ontvangen.
Het te verdienen deel van de erfenis
Maar dan is er toch ook dat deel van de erfenis, waarvan de Bijbel spreekt, dat we kunnen verdienen (Kol. 3 : 24: “de vergelding der erfenis”). Een deel van de erfenis is namelijk ook dat wij zullen regeren met Christus, gedurende de 1000 jaren van het Duizendjarig Vrederijk! Het Joodse volk is aards gezegend, en zal wonen in het land Israël. Wij als Gemeente, als geestelijk zaad van Abraham (Gal. 3 : 29), zijn geestelijk gezegend, en zullen meeregeren in dat duizendjarig Vrederijk. Openb. 5 : 9 – 10 zegt: “En zij zongen een nieuw lied, zeggende: Gij zijt waardig dat boek te nemen, en zijn zegels te openen; want Gij zijt geslacht, en hebt ons Gode gekocht met Uw bloed, uit alle geslacht, en taal, en volk, en natie; en Gij hebt ons voor onze God gemaakt tot koningen en priesters; en wij zullen als koningen heersen op de aarde”. Deze tekst gaat over de Gemeente, die vertegenwoordigd is in de hemel, zoals uit vers 9 mag blijken. En dan zegt vers 10 dat wij zullen heersen als koningen op de aarde. Vervolgens vinden we over het Duizendjarig Vrederijk het volgende geschreven in Openb. 20 : 6: “Zalig en heilig is hij, die deel heeft in de eerste opstanding; over deze heeft de tweede dood geen macht, maar zij zullen priesters van God en Christus zijn, en zij zullen met Hem als koningen heersen duizend jaren”.
Deze eerste opstanding waarover Openb. 20 spreekt bestaat uit drie delen: de eerstelingen (de graven die opengingen bij de opstanding van Jezus, Matth. 27 : 52, 53) – de oogst (de Opname van de Gemeente) en de naoogst of late oogst (de opstanding en verzameling van gelovigen uit de Grote Verdrukking, Matth. 24 : 30, 31). Nu, de Oudtestamentische gelovigen (denk bijvoorbeeld aan de Wet) hadden altijd een element van WERKEN, om behouden te worden. Zij verdienden de erfenis om mee te regeren! De gelovigen van de Grote Verdrukking krijgen ook weer te maken met het element WERKEN. Het niet aannemen van het getal van het beest. Het volharden tot het einde (Mathh. 24 : 13, 14). Ook zij hebben de erfenis van het meeregeren verdiend! En wat blijkt nu, ook de gelovigen van de Gemeente-bedeling zullen moeten WERKEN (“goede werken, welke God voorbereid heeft, opdat wij in dezelve zouden wandelen” (Ef. 2 : 10)), NIET om behouden te worden, maar WEL om mee te regeren met Christus die duizend jaar!
Een voorbeeld daarvan vinden we in 2 Tim. 2 : 11, 12: “Dit is een getrouw woord; want indien wij met Hem gestorven zijn, zo zullen wij ook met Hem leven; indien wij verdragen, wij zullen ook met Hem heersen; indien wij Hem verloochenen, Hij zal ook ons verloochenen”. U ziet in deze tekst heel duidelijk beschreven dat het “met Hem heersen” is verbonden aan een “INDIEN”. Het meeregeren met Christus, die duizend jaar, dat is het deel van de erfenis, dat we kunnen verdienen. Het meeregeren met Christus geeft de Heere als een beloning aan de “goede dienstknechten” (n.a.v. Luk. 19 : 11 – 27), die het verdiend hebben!
Hoe dat deel van de erfenis te verdienen?
Laten we eerst nog even stilstaan bij de tekst in 2 Tim. 2 : 11, 12. Er stond namelijk nog iets in die tekst, en wel: “indien wij Hem verloochenen, Hij zal ons ook verloochenen”. Sommigen denken dat deze tekst inhoudt, dat de Heere gelovigen zal afwijzen, met de woorden: “Ik heb u nooit gekend” (Matth. 7 : 23; Matth. 25 : 12). De gelijkenissen in Matthéüs slaan echter niet op de Maagd, de Gemeente, die zal trouwen met de Bruidegom, Jezus Christus; maar slaan op de maagden, de Joodse getuigen in de Grote Verdrukking (Openb. 14 : 4; Luk. 12 : 36), die deel zullen hebben aan het feest na de bruiloft van het Lam! We hebben reeds genoeg bewijzen gezien dat het eeuwig leven voor ons een genadegift is. Het eeuwig leven is iets, wat een ieder in deze bedeling krijgt die de Zoon gelooft! Dat raken we niet meer kwijt! Op het moment dat we wedergeboren zijn, zijn we “leden van Zijn lichaam, van Zijn vlees en van Zijn gebeente” (Ef. 5 : 30). We zijn behouden voor tijd en eeuwigheid! Maar waarin zal Hij ons dan verloochenen, wanneer wij Hem verloochenen? Dat heeft te maken met dat deel van de erfenis dat we dan NIET in ontvangst zullen nemen. Wij zullen dan NIET mogen heersen met Christus! Dat staat namelijk direct in de context: “indien wij verdragen, wij zullen ook met Hem heersen; indien wij Hem verloochenen, Hij zal ook ons verloochenen” (vers 12). In deze tekst zien we meteen een eerste gegeven waarmee wij onze erfenis kunnen verdienen. Het heeft te maken met het verdragen van het lijden. Velen verloochenen Christus wanneer zij in hun leven in aanraking komen met lijden. Dat is te zwaar, dat willen ze niet. Die prijs is te hoog. In de Bijbel vinden we een voorbeeld: “Want Demas heeft mij verlaten, hebbende de tegenwoordige wereld liefgekregen…” (2 Tim. 4 : 10). Hier staat niet dat Démas verloren is; een wederom geboren gelovige kan niet verloren gaan. Hij kan wel de wereld liefkrijgen en naar het vlees gaan wandelen, in plaats van naar de Geest! Daarom waarschuwt Paulus Timótheüs, en zegt in 1 Tim. 4 : 1: “Doch de Geest zegt duidelijk, dat in de laatste tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, zich begevende tot verleidende geesten, en leringen der duivelen”. Mensen zullen afvallen van het geloof, hier staat niet: afvallen van hun behoud. Velen verloochenen Christus in deze dagen en vallen af van het geloof, zoals het ons geopenbaard is in de Schrift. Zij verliezen hun deel in de erfenis van het meeregeren met Jezus Christus! Maar zij verliezen niet hun behoud, daarom staat er in 2 Tim. 2 : 13: “Indien wij ontrouw zijn, Hij blijft getrouw; Hij kan Zichzelf niet verloochenen”. Dit is één van de beste Bijbelse bewijzen van de eeuwige zekerheid die de gelovige heeft. De gelovige is door het geloof in het Volbrachte Werk voor altijd behouden. Dat is ZEKERHEID.
Indien we met Hem willen heersen in Zijn Koninkrijk, dus echt zelf een onderdeel van dat Koninkrijk zijn, dan zullen we voor Hem moeten lijden (Rom. 8 : 17) en zullen we moeten verdragen. De gelovige zal op de één of andere manier met lijden, met vervolging te maken krijgen (2 Tim. 3 : 12). En dat komt omdat wij voor de wereld een geur ten dode zijn (2 Kor. 2 : 14 – 16). Het volgen van Zijn voetstappen, hebben we straks gezien, heeft te maken met lijden (1 Petr. 2 : 21). Maar wanneer wij lijden om Zijn Naam, dan mogen we weten dat “het lijden van deze tegenwoordige tijd niet is te waarderen tegen de heerlijkheid, die aan ons zal geopenbaard worden” (Rom. 8 : 18).
Maar dat niet alleen. De Bijbel laat een aantal dingen zien, waarvan het afhangt of wij onze erfenis ontvangen of niet:
· We hebben reeds gelezen: “Wetende, dat gij van de Heere zult ontvangen de vergelding der erfenis; want gij dient de Heere Christus. Maar die onrecht doet, die zal het onrecht dragen, dat hij gedaan heeft; en er is geen aanneming des persoons.” (Kol. 3 : 24, 25). Door het trouw dienen van Christus kunnen wij werken aan de verdienste van onze erfenis.
· In Ef. 5 : 1 – 5 lezen we: “Zijt dan navolgers Gods, als geliefde kinderen; en wandelt in de liefde, gelijkerwijs ook Christus ons liefgehad heeft, en Zichzelf voor ons heeft overgegeven tot een offerande en een slachtoffer, Gode tot een welriekende reuk. Maar laat ook onder u hoererij en alle onreinheid, of gierigheid niet genaamd worden, gelijk het de heiligen betaamt, noch oneerbaarheid, noch zot geklap, of gekkernij, welke niet betamen; maar veelmeer dankzegging. Want dit weet gij, dat geen hoereerder, of onreine, of gierigaard, die een afgodendienaar is, erfenis heeft in het Koninkrijk van Christus en van God”. Wanneer wij op aarde geen heiligmakingsleven leven, niet proberen te wandelen naar de Geest, zullen wij onze “te verdienen erfenis”, het meeregeren met Christus, mislopen.Het is niet voor niets dat Gods Woord ons oproept: “Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn.” (Kol. 3 : 2).
Wanneer we de Heere Jezus liefhebben (Jak. 2 : 5), dan zal dat onder andere duidelijk worden uit het feit of we ook voor Hem willen leven: Hem dienen, voor Hem lijden, Hem niet verloochenen, een een heilig leven voor Hem leven. Naarmate de Heere deze WERKEN bij ons zal vinden, zullen wij straks met Hem heersen als koningen, duizend jaar!
Wij, als wederom geboren gelovigen, zijn behouden, wij krijgen een woning in het Nieuwe Jeruzalem, wij zullen gelijkvormig worden aan Jezus Christus! Daartoe zijn we voor de schepping door God uitverkoren, omdat wij Zijn Zoon hebben aangenomen. Maar leeft u ook zo, dat u straks loon en kroon ontvangt, en dat u straks met Hem zult heersen? De keus is aan u.