De Bruid
De bijzondere plaats van de Gemeente
De Gemeente-bedeling is een aparte, maar ook een hele bijzondere bedeling. De Heere Jezus Christus verzamelt in deze tijd een Gemeente uit wederom geboren Joden en wederom geboren heidenen, Joden en heidenen die in Hem geloven. “Want zovelen als gij in Christus gedoopt zijt, hebt gij Christus aangedaan. Daarin is noch Jood noch Griek; daarin is noch dienstbare noch vrije; daarin is geen man en vrouw; want gij allen zijt één in Christus Jezus” (Gal. 3 : 27, 28). En dat alles uit genade! Daar komt geen eigen verdienste bij kijken. Éfeze 2 : 8 – 9 zeggen: “Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave; niet uit de werken, opdat niemand roeme.”
De relatie van Jezus Christus met de Gemeente
De Heere Jezus heeft met die Gemeente ook een hele bijzondere relatie, waarvan u in Éfeze 5 kunt lezen. De Heere Jezus vergelijkt de relatie tussen man en vrouw, met de relatie tussen Hem en Zijn Gemeente! Zoals de man het hoofd is van de vrouw (in de eenheid man/vrouw is de vrouw het lichaam, Ef. 5 : 23, 28), zo is Jezus Christus het Hoofd van de Gemeente (Ef. 5 : 23, zie ook Ef. 1 : 22, 23). En wanneer de Bijbel dan spreekt over het huwelijk tussen man en vrouw (Ef. 5 : 31), dan zegt Gods Woord: “Deze verborgenheid is groot; doch ik zeg dit, ziende op Christus en op de Gemeente” (Ef. 5 : 32). Zoals man en vrouw één worden, door één vlees te worden (= het huwelijk), zo zullen de Heere Jezus en Zijn Gemeente ook één worden! Met andere woorden, het huwelijk tussen man en vrouw is een Bijbels beeld voor de (liefdes)relatie tussen Jezus Christus en Zijn Gemeente. De Bijbel noemt dit een verborgenheid! Dit is niet iets wat voor iedereen openbaar is, maar door het bestuderen van Gods Woord onder leiding van de Heilige Geest mogen we daar licht op krijgen.
De Gemeente wordt dan ook wel eens ‘de Bruid’ genoemd. Maar is dat wel Bijbels? Is niet Israël, het volk van God, de Bruid? Of is niet het Nieuwe Jeruzalem met de twaalf fundamenten, met daarop de namen van de twaalf apostelen (Openb. 21 : 14), en met de twaalf poorten, met daarop de namen van de twaalf stammen Israëls (Openb. 21 : 12), is dat niet de Bruid? Oftewel: Is de Bruid niet zowel Israël als de Gemeente?
De ‘aardse’ zegening van Israël, de ‘hemelse’ zegening van de Gemeente
Het is heel goed om allereerst onderscheid te maken tussen Israël en de Gemeente. Het volk Israël heeft een ‘aardse’ zegening. Koning Jezus zal straks Koning zijn over het Koninkrijk Israël hier op aarde! Hij zal heersen vanaf de Troon van David en vanuit Jeruzalem (Luk. 1 : 32 – 33; Openb. 19 – 20). De Gemeente echter zal met Hem heersen, en zal Jezus Christus gelijkvormig wezen (Filip. 3 : 21). De Gemeente heeft dan ook veel meer een ‘hemelse’ zegening. Joden, die tot bekering komen en hun Messias aannemen, zijn dan ook geen deel van dat ‘aardse’ Israël, maar van de ‘hemelse’ Gemeente! Van Israël wordt gezegd dat zij de vrouw van God is. Hoséa 2 : 18 – 22 zeggen: “En Ik zal u Mij ondertrouwen in eeuwigheid; ja, Ik zal u Mij ondertrouwen in gerechtigheid en in gericht, en in goedertierenheid en in barmhartigheden. En Ik zal u Mij ondertrouwen in geloof; en gij zult de Heere kennen. En het zal te dien dage geschieden, dat Ik verhoren zal, spreekt de Heere; Ik zal de hemel verhoren, en die zal de aarde verhoren. En de aarde zal het koren verhoren, alsook de most en de olie; en die zullen Jizreël verhoren. En Ik zal ze Mij op de aarde zaaien, en zal Mij ontfermen over Lo-Rucháma; en Ik zal zeggen tot Lo-Ammi: Gij zijt Mijn volk; en dat zal zeggen: O, mijn God!” Zo zegt Jesaja 54 : 5 en 6: “Want uw Maker is uw Man, Heere der heerscharen is Zijn Naam; en de Heilige Israëls is uw Verlosser; Hij zal de God van de ganse aardbodem genoemd worden. Want de Heere heeft u geroepen, als een verlaten vrouw en bedroefde van geest; nochtans zijt gij de vrouw der jeugd, hoewel gij versmaad zijt geweest, zegt uw God.” Ziet u overigens hoe hier de zegen over de aarde benadrukt wordt, daar waar het gaat om Israëls herstel? Omdat Israël overspel pleegde, door de afgoden achterna te gaan, had de Heere hen tijdelijk als volk verlaten, maar Hij komt terug en herstelt Zijn volk, wanneer zij tot inkeer zijn gekomen.
De bruiloft des Lams: maagd, bruid, vrouw
Zoals God de relatie met dat aardse volk Israël afbeeldt als de relatie tussen man en vrouw, zo beeldt God de relatie tussen Christus en Zijn Gemeente ook uit als een relatie tussen man en vrouw (Éfeze 5). En dat het gaat om het bruidschap blijkt onder andere uit het feit dat Openbaring spreekt over “de bruiloft des Lams” (Openb. 19 : 7, en dit vers spreekt niet over de Bruiloft van God). Net voor Jezus Christus’ Tweede Komst naar de aarde (Openb. 19 : 11) en het moment dat Hij het Duizendjarig Vrederijk sticht (Openb. 20 : 1 – 4), vindt in de hemel – aan het eind van de Grote Verdrukking – de bruiloft des Lams plaats (Openb. 19 : 6 – 10). En wanneer Jezus Christus terugkomt naar de aarde (Openb. 19 : 11) is Hij getrouwd en wel! Dan is Hij verenigd met Zijn Lichaam! Na de Opname van de Gemeente, voor (of tijdens) de Grote Verdrukking, zal het oordeel van de Rechterstoel van Christus plaatsvinden (2 Kor. 5 : 10). Dan zullen wij, al naar gelang onze werken dat opleveren, loon en kroon ontvangen (1 Kor. 3 : 11 – 15). Vervolgens zal in de hemel onze bruiloft met het Lam plaatsvinden. De verschillende stadia komen dan ook in Gods Woord voor. Paulus zegt in 2 Korinthe 11 : 2: “Want ik ben ijverig over u met een ijver Gods; want ik heb u toebereid, om u als een reine maagd aan een man voor te stellen, namelijk aan Christus.” Tijdens deze Gemeente-bedeling is het de bedoeling dat wij als een reine maagd aan Christus voorgesteld worden. Vervolgens lezen we dat na de Opname, in de hemel, aan het eind van de Grote Verdrukking op aarde, de bruiloft van het Lam plaatsvindt. We lezen dan: “Laat ons blijde zijn, en vreugde bedrijven, en Hem de heerlijkheid geven; want de bruiloft des Lams is gekomen, en Zijn vrouw heeft zichzelf bereid.” (Openb. 19 : 7). Vers 8 zegt dan: “En haar is gegeven, dat zij bekleed wordt met rein en blinkend fijn lijnwaad; want dit fijn lijnwaad zijn de rechtvaardigmakingen der heiligen.” U ziet dat men beloning heeft ontvangen op grond van de werken. Het oordeel van de Rechterstoel van Christus heeft dus reeds plaatsgevonden: de vrouw heeft zichzelf bereid! En vervolgens lezen we in Openbaring 21 : 9: “En tot mij kwam een van de zeven engelen, die de zeven schalen hadden, welke vol geweest waren van de zeven laatste plagen, en hij sprak met mij, zeggende: Kom herwaarts, ik zal u tonen de Bruid, de Vrouw des Lams.” Vervolgens zien we in deze tekst dat er reeds getrouwd is. De Bruid is nu de Vrouw van het Lam, de Vrouw van Jezus Christus. De Bruiloft heeft plaatsgevonden!
De relatie van het Nieuwe Jeruzalem met de Gemeente
“…ik zal u tonen de Bruid, de Vrouw des Lams.” Vervolgens vinden we in Openbaring 21 een beschrijving van het Nieuwe Jeruzalem. Vers 10 zegt: “En hij voerde mij weg in de geest op een grote en hoge berg, en hij toonde mij de grote stad, het heilige Jeruzalem, neerdalende uit de hemel van God.” Waarom wordt nu de Bruid beschreven door het Nieuwe Jeruzalem? Omdat het Nieuwe Jeruzalem door Gods Woord in verbinding wordt gebracht met de Gemeente. Er zijn er velen die denken dat het Nieuwe Jeruzalem te maken heeft met Israël, maar Gods Woord laat zien dat het Nieuwe Jeruzalem te maken heeft met de Gemeente. Galaten 4 : 26, geschreven aan de gemeenten (Gal. 1 : 2), zegt: “Maar Jeruzalem, dat boven is, dat is vrij, hetwelk is ons aller moeder.” Het hemelse Jeruzalem dat, in de toekomst wanneer de nieuwe hemel en de nieuwe aarde er zijn, naar beneden komt, wordt in verbinding gebracht met de Gemeente, en wordt onze moeder genoemd! Jezus Christus zei het volgende tegen Zijn discipelen: “In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen; anderszins zo zou Ik het u gezegd hebben; Ik ga heen om u plaats te bereiden. En zo wanneer Ik heen zal gegaan zijn, en u plaats zal bereid hebben, zo kom Ik weer en zal u tot Mij nemen, opdat gij ook zijn moogt, waar Ik ben” (Joh. 14 : 2 en 3). Het is Jeruzalem, dat boven is, wat Gods woonplaats is. En Jezus Christus is daar voor ons plaats aan het bereiden. Met andere woorden: de Gemeente zal na de Opname, na de bruiloft van het Lam, wonen in het Nieuwe Jeruzalem. Daar zullen de woningen zijn van alle wederom geboren gelovigen van deze Gemeente-bedeling. Ons uiteindelijke huis is het Nieuwe Jeruzalem. Daarom is dat Nieuwe Jeruzalem, dat letterlijk naar de aarde zal komen, ook een ‘beeld’ van de Bruid, de Gemeente!
Twaalf apostelen en twaalf stammen
Maar naast de twaalf namen van de twaalf apostelen op de twaalf fundamenten van de muur (Openb. 21 : 14), vinden we ook de twaalf namen van de geslachten van het volk Israël op de poorten (Openb. 21 : 12). Waarom die Joodse namen dan op de stad, wanneer de stad een woonplaats is van hen die tot de Gemeente behoren? In Openbaring 22 : 2 lezen we over de stad: “In het midden van haar straat en op de ene en de andere zijde der rivier was de boom des levens, voortbrengende twaalf vruchten, van maand tot maand gevende zijn vrucht; en de bladeren van de boom waren tot genezing der heidenen.” In Openbaring 21 : 24 lezen we dat “de volken, die zalig worden, zullen in haar licht wandelen; en de koningen der aarde brengen hun heerlijkheid en eer in haar”. Vers 26 zegt nog eens: “En zij zullen de heerlijkheid en de eer der volken daarin brengen.” Met andere woorden op die nieuwe aarde zullen in eeuwigheid volken zijn! Deze volken zullen hun eer en heerlijkheid in het Nieuwe Jeruzalem brengen. En dat door 12 poorten! “En zij had een grote en hoge muur, en had twaalf poorten, en in de poorten twaalf engelen, en namen daarop geschreven, welke zijn de namen van de twaalf geslachten der kinderen Israëls” (Openb. 21 : 12). Twaalf poorten, met de twaalf namen der stammen Israëls? WAAROM? Twee passages in Gods Woord kunnen ons hier meer inzicht in verschaffen. De eerste is Deuteronomium 32 : 7 – 9. “Gedenk aan de dagen van ouds; merk op de jaren van elk geslacht; vraag uw vader, die zal het u bekend maken, uw ouden en zij zullen het u zeggen. Toen de Allerhoogste aan de volken de erfenis uitdeelde, toen Hij Adams kinderen vaneen scheidde, heeft Hij de grenzen der volken vastgesteld naar het getal van de kinderen Israëls. Want des Heeren deel is Zijn volk, Jakob is het snoer van Zijn erve.” We zien dat de Heere de volken oorspronkelijk heeft ingedeeld naar het getal van de kinderen Israëls! In tegenstelling tot wat de mensen vandaag de dag doen (één wereldwijde gemeenschap maken), zien we dat de Heere mensen in volken uit elkaar haalt. In Handelingen 17 : 24 – 27 vinden we: “De God, Die de wereld gemaakt heeft en alles wat daarin is; Deze, zijnde een Heere des hemels en der aarde, woont niet in tempels met handen gemaakt; en wordt ook door mensenhanden niet gediend, als iets behoevende, alzo Hij Zelf allen het leven, en de adem, en alle dingen geeft; en heeft uit één bloede het ganse geslacht der mensen gemaakt, om op de gehele aardbodem te wonen, bepaald hebbende de tijden te voren verordineerd, en de grenzen van hun woning; opdat zij de Heere zouden zoeken, of zij Hem wellicht tasten en vinden mochten, hoewel Hij niet ver is van een ieder van ons.” Ook hier zien we weer dat de Heere de grenzen voor de mensen bepaald heeft. Uit het Oude Testament weten we dat Hij dat doet naar het getal van de kinderen Israëls. Met andere woorden de Heere kent twaalf poorten in de stad, waardoor twaalf van elkaar gescheiden volken zullen inkomen, om hun eer en heerlijkheid in het Nieuwe Jeruzalem te brengen. De nieuwe hemel en de nieuwe aarde zullen dus twaalf grenzen kennen! Twaalf volken ingedeeld naar de twaalf stammen Israëls. Zo zien we hoe de Schrift Zichzelf verklaart! Terwijl de volken in haar licht zullen wandelen en hun eer en heerlijkheid in de stad zullen brengen, zullen wij, als gelovigen van deze Gemeente-bedeling, als leden van het Lichaam van Christus, onze woning in die stad hebben!
Matthéüs 25: maagden. Israël?
In Matthéüs 25 vinden we gelijkenissen. Deze gelijkenissen gaan over het Koninkrijk der hemelen (Matth. 25 : 1), en hebben dus betrekking hebben op het letterlijke Koninkrijk op aarde, oftewel het Duizendjarig Vrederijk van Jezus Christus op aarde. Nu bij één van die gelijkenissen willen we in deze studie nog stilstaan: de gelijkenis van de wijze en de dwaze maagden (Matthéüs 25 : 1 – 13). Deze gelijkenis wordt over het algemeen klakkeloos toegepast op de Gemeente van Jezus Christus. Maar wanneer deze gelijkenis daar letterlijk op van toepassing zou zijn, dan zou dat inhouden dat een deel van de Gemeente zou achterblijven bij de Opname. Alleen degenen die wijs zouden zijn, zouden opgenomen worden. Echter, Jezus komt Zijn lichaam halen, en laat dan geen deel achter! De Gemeente is behouden voor tijd en eeuwigheid, en dat hangt niet af van werken. Bij deze maagden is echter wel sprake van werken. Zij zorgden zelf voor de reserve olie. Nu past men dit in het algemeen zo toe, dat men de dwaze maagden ‘naam-Christenen’ noemt. Maar ‘naam-Christenen’ zijn geen Christenen in de zin van wederom geboren gelovigen, zij zijn niet ingedoopt in het Lichaam van Christus (1 Kor. 12 : 13), en zijn geen deel van de Gemeente met hoofdletter, en toch worden ze in deze gelijkenis ‘maagden’ genoemd. Alleen: zij zijn dwaas. Iets in die redenatie, om dit op de Gemeente te betrekken, gaat dus mank. Deze gelijkenis slaat op het ingaan van het Duizendjarig Vrederijk (het Koninkrijk der hemelen)! Met andere woorden, deze gelijkenis is van toepassing op de Joden in de Grote Verdrukking, die ook weer zullen moeten werken als onderdeel voor hun behoud (Matth. 24 : 13). Dat klopt dan ook weer met hetgeen we in deze gelijkenis vinden. Hoe kunnen we deze gelijkenis dan verder verklaren?
Laten we de feiten op een rijtje gaan zetten:
1. Het gaat hier om ‘maagden’, niet om EEN maagd. De Gemeente is gelijk aan een maagd (2 Kor. 11 : 2, enkelvoud), vanwege de eenheid in Christus (1 Kor. 12 : 13). Maagden (meervoud) komen in de Bijbel dan ook niet in de Gemeente-bedeling voor, maar wel in de Grote Verdrukking (Openb. 14 : 1 – 4).
2. Deze maagden gaan niet uit om te trouwen, maar om de bruidegom te ontmoeten (Matth. 25 : 1, ‘to meet’ zegt de King James 1611).
3. Wanneer we dan een gelijkluidende passage in het Lukas-Evangelie bekijken, dan zien we dat de maagden iemand ontmoeten, die alreeds getrouwd is! Lukas 12 : 36 – 37a zegt namelijk: “En weest gij de mensen gelijk, die op hun heer wachten, wanneer hij weerkomen zal van de bruiloft, opdat als hij komt en klopt, zij hem terstond mogen opendoen. Zalig zijn die dienstknechten, die de heer, als hij komt, wakende zal vinden.” In deze gelijkenis is dan ook sprake van de Zoon des mensen, Die komt als een getrouwde Bruidegom, en niet van de Zoon van God, Die voor Zijn Bruid komt.
4. Alle hadden olie om mee te beginnen, sommigen verloren het.
5. Indien olie een type is van de Heilige Geest, dan zijn werken verbonden aan het verkrijgen van een nieuwe hoeveelheid Heilige Geest (Matth. 25 : 8 en 9). We zien dan ook dat van vijf maagden de werken niet voldoende zijn, en zij zijn niet behouden (overeenkomstig Openb. 11 : 13). Zij komen alsnog, maar zij zijn te laat!
6. Er is hier geen sprake van ‘in een punt des tijds’ of ‘in een ogenblik’ (1 Kor. 15 : 52), zoals er bij de Opname van de Gemeente wel sprake van is.
We hebben hier dan ook niet te maken met de Opname van de Gemeente (het tweede deel van de eerste opstanding), maar met het derde deel van de eerste opstanding: de late oogst (of naoogst). We hebben hier te maken met de gelovigen uit de Grote Verdrukking, die ook zullen opstaan (Openb. 20 : 4 en 5) en opgenomen zullen worden (Matth. 24 : 31). Deze gelijkenis geeft dus een exacte beschrijving van wat er in de toekomst gaat gebeuren! Nadat de Heere Jezus (de Bruidegom) getrouwd is met de Bruid, de Gemeente (Openb. 19 : 6 – 10), wordt er feest gevierd, en in het gevolg worden opgenomen de mensen die in de Grote Verdrukking tot geloof zijn gekomen: in de Bijbel maagden genoemd. Zo worden er nog andere mensen bij de Bruiloftstoet gevoegd. De mensen uit andere bedelingen (hier de Grote Verdrukking) kunnen ook behouden worden, maar zijn echter geen onderdeel van het Lichaam van Christus, van de Gemeente, de Bruid. Zij zullen echter als maagden, bruiloftsgasten, vrienden e.d. deel hebben aan de Bruiloft van het Lam, en met Hem en de Bruid de Bruiloftszaal ingaan! Ook hier zien we weer de bijzondere positie van de Gemeente die de Heere vandaag de dag verzamelt.
Feest!!!
Wat een feest zal dat zijn! En u mag dat feest meemaken, als onderdeel van de Bruid van Christus, wanneer u Zijn volbrachte werk aan het kruis van Golgotha aanvaard hebt als een verzoening voor uw zonden, wanneer u uw leven in Zijn handen gelegd hebt. Wanneer u dat nog niet gedaan heeft, doe het dan snel! Want de tijd is kort. Wanneer we naar alle tekenen der tijden om ons heen kijken, dan weten we dat de Heere spoedig komt om Zijn Gemeente thuis te halen.
“Laat ons blijde zijn, en vreugde bedrijven,
en Hem de heerlijkheid geven;
want de bruiloft des Lams is gekomen,
en Zijn vrouw heeft zichzelf bereid.”
(Openb. 19 : 7)