Een geestelijke Jood?
Inleiding
Er zijn er die de Gemeente van de Heere Jezus het “geestelijk Israël” noemen, en daarmee ook de beloften in Gods Woord die voor Israël zijn op zichzelf betrekken. Zij zeggen namelijk dat de Gemeente Israël vervangen heeft. Een gedeelte uit Gods Woord dat daarvoor gebruikt wordt is bijvoorbeeld Rom. 2 : 28 en 29. Maar de Heere heeft nergens in Zijn Woord aangegeven dat de Gemeente Israël is gaan vervangen. En in het Nieuwe Testament komen we dan ook zowel heidenen, als Joden als de Gemeente tegen (1 Kor. 10 : 32 bijv.)! In deze studie willen we dan ook stilstaan bij Rom. 2 : 28 en 29 en door Schrift met Schrift vergelijken zien wat de Heere hierover zegt. Er vallen eigenlijk twee dingen op. Ten eerste wordt de besnijdenis van het Oude Testament (de fysieke besnijdenis) geplaatst tegenover een besnijdenis van het hart, in de geest; en ten tweede zien we dat hier gesproken wordt over “een Jood in het verborgen”, vaak ook wel een geestelijke Jood of, als we over het volk spreken, geestelijk Israël genoemd.
De fysieke besnijdenis
Het zal bekend zijn uit het Oude Testament dat Abraham zijn zonen moest laten besnijden. In Gen. 17 : 9 – 13 vinden we de instelling van het verbond met Abraham: “Voorts zeide God tot Abraham: Gij nu zult Mijn verbond houden, gij, en uw zaad na u, in hun geslachten. Dit is Mijn verbond, dat gij houden zult tussen Mij, en tussen u, en tussen uw zaad na u: dat al wat mannelijk is, u besneden worde. En gij zult het vlees van uw voorhuid besnijden; en dat zal tot een teken zijn van het verbond tussen Mij en tussen u. Een zoontje dan van acht dagen zal u besneden worden, al wat mannelijk is in uw geslachten: de ingeborene van het huis, en de gekochte met geld van iedere vreemde, die niet is van uw zaad; de ingeborene van uw huis, en de gekochte met uw geld zal zeker besneden worden; en Mijn verbond zal zijn in uw vlees, tot een eeuwig verbond”. En zo zien we hoe het fysieke nageslacht van Abraham Gods opdracht had om zich te laten besnijden.
De geestelijke besnijdenis
Maar ook in het Nieuwe Testament komen we een besnijdenis tegen. Geen fysieke, maar een geestelijke besnijdenis. Zoals veel dingen in het Oude Testament een schaduw van de toekomende dingen geven (Kol. 2 : 16, 17), zo geldt dat ook voor de besnijdenis. De Gemeente van Jezus Christus kent namelijk “de besnijdenis, die zonder handen geschiedt”! In Kol. 2 : 8 – 13 staat daarover geschreven: “Ziet toe, dat niemand u als een roof meevoere door de filosofie, en ijdele verleiding, naar de overlevering der mensen, naar de eerste beginselen der wereld, en niet naar Christus; want in Hem woont al de volheid der Godheid lichamelijk; en gij zijt in Hem volmaakt, Die het Hoofd is van alle overheid en macht; in Wie gij ook besneden zijt met een besnijdenis, die zonder handen geschiedt, in de uittrekking van het lichaam der zonden des vleses, door de besnijdenis van Christus; zijnde met Hem begraven in de doop, in welke gij ook met Hem opgewekt zijt door het geloof der werking Gods, Die Hem uit de doden opgewekt heeft. En Hij heeft u, toen gij dood waart in de misdaden, en in de voorhuid uws vleses, mede levend gemaakt met Hem, al uw misdaden u vergevende”. We lezen hier heel duidelijk dat het niet gaat om een fysieke besnijdenis. Het is ook niet iets wat mensen doen, maar het gaat hier om een besnijdenis “zonder handen” en om de “werking Gods”. Zoals Hebr. 4 : 12 laat zien, is het Woord van God zo scherp, dat Het de ziel, de geest, de samenvoegselen en het merg vaneen scheidt. En dat is exact wat we in Kol. 2 lezen. Deze besnijdenis zorgt voor de “uittrekking van het lichaam der zonden des vleses”! En dat is de reden waarom God de wederom geboren gelovige aanziet met een toegerekende rechtvaardigheid van God (2 Kor. 5 : 21)! Nu wordt hier in Kol. over een doop gesproken, en meestal spreekt men dan over de waterdoop. En alhoewel ik geloof in de waterdoop als getuigenis, wanneer mensen tot bekering komen, want ook dat staat in de Bijbel, gaat het hier niet over die waterdoop! Nee, het gaat hier over iets dat God doet. Dit heeft te maken met de wedergeboorte, dat de Heilige Geest mensen in het lichaam van de Heere Jezus doopt (1 Kor. 12 : 13), waardoor zij wederom geboren zijn, waardoor zij IN CHRISTUS zijn (2 Kor. 5 : 17)!
Een derde besnijdenis…?
Er is dus een fysieke besnijdenis, maar er is ook een geestelijke besnijdenis. En dan nu de vraag: Om welke besnijdenis gaat het hier in Rom. 2? In de studies “...oordelen en veroordelen…?“ en “Het eeuwige leven als beloning voor goeddoen?” hebben we al stilgestaan bij een aantal verzen uit Romeinen 2. In die studies kunt u lezen dat de context van deze verzen gaat over de Joden onder de Wet, en de heidenen, die leefden vanuit hun geweten. Daarin betreft het in feite de Oudtestamentische periode. Eigenlijk gaat dit gedeelte in Rom. 2 dus helemaal niet over de Gemeente-tijd! Dit gedeelte spreekt dan ook niet over wedergeboorte, over de Heilige Geest [1] of over de Verlosser. Ja, de Heere Jezus wordt genoemd in Rom. 2 : 16, maar dan wel in relatie tot het oordeel van de Grote Witte Troon! Leerstellig gezien gaat dit gedeelte dan ook niet over de geestelijke besnijdenis van het Nieuwe Testament! Het mooie is dat de geestelijke besnijdenis in Kol. 2 “de besnijdenis van Christus” genoemd wordt, en dat Rom. 2 : 29 spreekt over de “besnijdenis des harten”. En het is juist de besnijdenis des harten die ook in het Oude Testament voorkomt! Zo lezen we in Deut. 10 : 16 het volgende: “Besnijdt dan de voorhuid uws harten, en verhardt uw nek niet meer”. En zo zegt de Heere in Jer. 9 : 25 en 26 tegen het volk Israël: “Ziet, de dagen komen, spreekt de Heere, dat Ik bezoekingen zal doen over alle besnedenen, met hen, die de voorhuid hebben; Over Egypte, en over Juda, en over Edom, en over de kinderen Ammons, en over Moab, en over allen, die aan de hoeken afgekort zijn, die in de woestijn wonen; want al de heidenen hebben de voorhuid, maar het ganse huis Israëls heeft de voorhuid des harten”. Hier zien we dus hoe de Heere in het Oude Testament reeds opriep tot de besnijdenis van het hart! Maar de Heere Jezus was nog niet voor de zonden van de mensen gestorven, de Heilige Geest was nog niet uitgestort en voegde nog geen mensen in in het lichaam van de Heere Jezus… dus de wedergeboorte was er nog niet. Er was nog geen “besnijdenis van Christus”… We hebben het hier dus over twee verschillende dingen, en dus over een derde soort besnijdenis in Gods Woord: de besnijdenis des harten!
De besnijdenis des harten
Bij de “besnijdenis des harten” kunnen we denken aan de studie “Het eeuwige leven als beloning voor goeddoen?” In die studie zien we dat werken in het Oude Testament weldegelijk van belang waren, en dat men daardoor zelfs gerechtvaardigd werd. Men werkte zo voor een persoonlijke rechtvaardigheid! Voor de Joden uit de Wet, voor de heidenen uit het geweten. In Jes. 29 : 13 lezen we: “Want de Heere heeft gezegd: Daarom dat dit volk tot Mij nadert met zijn mond, en zij Mij met hun lippen eren, doch hun hart verre van Mij doen; en hun vreze, waarmee zij Mij vrezen, mensengeboden zijn, die hun geleerd zijn”. In dit vers zien we het “hart” terugkomen. De Heere wilde, ook in het Oude Testament, dat Zijn volk Hem vanuit het hart diende, en zo besneden van hart zou zijn. Daar waar de geestelijke “besnijdenis van Christus” een “werking Gods” is, daar zien we dat de “besnijdenis des harten” in Deut. 10 : 16 een opdracht aan het Joodse volk was. De besnijdenis des harten heeft dus met de wilsbeslissing van de mensen te maken, met het werken aan de persoonlijke rechtvaardigheid [2]. En zo zien we dat ook deze verzen aantonen dat dit gedeelte (Rom. 2) de Oudtestamentische situatie van zowel Redding als veroordeling beschrijft van zowel de Joden als de heidenen.
Verschil tussen de besnijdenis des harten en de geestelijke besnijdenis
En wat is dan het verschil tussen de “besnijdenis van het hart” en de “besnijdenis van Christus”, behalve dat het één te maken heeft met de “wil van een mens” en het andere met de “werking Gods”? Het verschil heeft te maken met het feit dat wanneer iemand uit de werken behouden is, deze persoon nooit zekerheid in het geloof heeft. Zo zegt Ezech. 18 : 24 dat wanneer een Oudtestamentische rechtvaardige zondigt, hij in zijn zonde sterft, en dat er aan zijn gerechtigheden niet gedacht zal worden. En dat is een groot verschil met de “besnijdenis van Christus”. Iemand die tot wedergeboorte komt is zeker van zijn behoud. Die is door de Heilige Geest verzegeld tot de dag der verlossing (Ef. 4 : 30), en heeft de verlossing dus reeds VERKREGEN (Ef. 1 : 14). Dat zorgt er niet voor dat wederomgeborenen niet meer zondigen, want zij hebben nog steeds te maken met het vlees (Rom. 7 : 17, 18). Wanneer zij die zonde niet belijden, dan zullen zij dat voor de Rechterstoel van Christus moeten wegdragen en zullen zij schade lijden, maar de gelovige zelf is dan behouden zegt God in Zijn Woord aan de Gemeente (1 Kor. 3 : 15). In Rom. 8 : 38 en 39 lezen we: “Want ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen, Noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Heere”.
De letter...
En dan zien we in Rom. 2 : 29 nog een tegenstelling tussen de echte Jood, die een Jood is door de “besnijdenis des harten” “in de geest”, en die dat niet is “in de letter”. In 2 Kor. 3 : 6 staat geschreven: “…, want de letter doodt, maar de Geest maakt levend”. Deze tekst wordt vaak misbruikt om aan te geven dat we niet naar de Bijbeltekst moeten kijken omdat de Heilige Geest ons tegenwoordig zou leiden. Er zijn zelf nieuwe “vertalingen” die dat letterlijk zeggen (de BGT bijvoorbeeld)! Natuurlijk leidt de Heilige Geest de wederom geboren gelovige, maar Hij doet dat niet zonder Gods Woord! De betekenis die men er vaak aan geeft, is dan ook niet de juiste! De context maakt dat duidelijk. “De letter” in deze context, zoals wij het in Gods Woord, de Statenvertaling, lezen, verwijst namelijk naar de tekst in stenen tafelen, en verwijst dus naar de bediening van de Wet. De Wet (de letter) doet de zonde kennen en door de zonde verdient de mens de dood. Maar door de Heere Jezus aan te nemen, en daardoor de Heilige Geest te ontvangen, wordt de mens levend voor God! En die levende mens zal zich juist steeds meer willen voeden met de woorden van God, om zo van heerlijkheid tot heerlijkheid te veranderen naar de heerlijkheid des Heeren (2 Kor. 3 : 18)! “De letter doodt” is dus een verwijzing naar het effect van de Wet (zie ook de studie “Een brief van Christus, over de letter en de Geest...”)!
En zo is dat ook hier in Romeinen. De Jood die puur de geschreven Wet volgt, maar niet besneden is van hart, in zijn geest (volgens het Oude Testament), die is geen Jood en zal door de Heere veroordeeld worden. Maar de heiden, zelfs in het Oude Testament, die laat zien dat hij in zijn hart de werken der wet geschreven heeft, die zal als een Jood door de Heere aangenomen worden! En dat is wat hier geschreven staat: Letterlijk, leerstellig toegepast op de mensen onder de Oudtestamentische periode, precies zoals de context laat zien.
Een geestelijke les
Natuurlijk kun je uit deze verzen ook een geestelijke les halen. De Heere zegt door de apostel Paulus, dat wanneer wij IN HEM zijn, wederom geboren zijn, dat wij Abraham's geestelijke zaad zijn. In Gal. 3 : 7 en 29 lezen we daarover: “Zo verstaat gij dan, dat zij, die uit het geloof zijn, Abrahams kinderen zijn. (…) En indien gij van Christus zijt, zo zijt gij dan Abrahams zaad, en naar de beloftenis erfgenamen”.
De Gemeente heeft Israël niet vervangen
Maar door het uit de context halen van deze verzen, zijn er door de tijd heen wel veel misverstanden ontstaan. Nergens in de Bijbel staat dat het volk Israël voor God definitief afgedaan heeft, en ook niet dat de Gemeente Israël vervangen heeft. Maar dat is wel wat de officiële theologie van zowel Roomskatholieke als Protestantse Kerken beweren. Zo heeft men de kinderdoop ingevoerd als vervanging van de besnijdenis, om kinderen in het verbond op te nemen. Vaak zien we dat men dan alle Oudtestamentische beloften, die op Israël betrekking hebben, op de Gemeente betrekt. Een voorbeeld vinden we in het boekje ‘Sola Scriptura’ van dr. C. van der Waal, een voorbeeld dat we ook in andere studies weleens bekeken hebben:
“De grondfout is, dat men niet erkent dat de kerk in de plaats van Israël getreden is” [3].
Zoals hiervoor al gezegd, lezen we NOOIT in Gods Woord dat de Heere met Zijn volk heeft afgedaan. De Heere heeft nota bene voorzegd dat zij de Wet niet konden houden, en dat zij zouden zondigen, en in de verstrooiing zouden komen! Dat is allemaal voorzegd. Maar tevens vinden we dat de Heere spreekt over een HERSTEL van datzelfde, op dat moment zondige, volk Israël. Eens zal het volk tot bekering komen! In Deut. 30 : 1 – 2 vinden we: “Voorts zal het geschieden, wanneer al deze dingen over u zullen gekomen zijn, deze zegen of deze vloek, die ik u voorgesteld heb; zo zult gij het weer ter harte nemen, onder alle volken, waarheen u de Heere, uw God, verdreven heeft. En gij zult u bekeren tot de Heere, uw God, en Zijn stem gehoorzaam zijn, naar alles, wat ik u heden gebied, gij en uw kinderen, met uw ganse hart en met uw ganse ziel”. Israël zal zich herstellen. Dit herstel zal plaatsvinden tijdens de Dag des Heeren, na de Grote Verdrukking. Iets wat we lezen in bijvoorbeeld de profeet Joël. In Joël 2 kunt u lezen over de Dag des Heeren die zal komen, en dan zegt Joël 2 : 28: “En daarna zal het geschieden, dat Ik Mijn Geest zal uitgieten over alle vlees,…”. Israël zal tot bekering komen, zo laat ook het Nieuwe Testament zien in Rom. 11 : 25 – 26: “Want ik wil niet, broeders, dat u deze verborgenheid onbekend is (opdat gij niet wijs zijt bij uzelf), dat de verharding voor een deel over Israël gekomen is, totdat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn. En alzo zal geheel Israël zalig worden; gelijk geschreven is: De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob”.
Wanneer we de Bijbel verder bestuderen, dan weten we dat Jezus Christus straks Koning zal zijn op aarde, eerst voor duizend jaar, en daarna voor eeuwig! Hij zal regeren van de Troon van David vanuit Jeruzalem. Bij Zijn geboorte werd reeds geprofeteerd: “Deze zal groot zijn, en de Zoon van de Allerhoogste genaamd worden; en God, de Heere, zal Hem de troon van Zijn vader David geven. En Hij zal over het huis Jakobs Koning zijn in eeuwigheid, en aan Zijn Koninkrijk zal geen einde zijn” (Luk. 1 : 32 en 33). Daar is niets geestelijks aan: DAT IS LETTERLIJK ZO! JEZUS CHRISTUS ZAL ALS KONING HEERSEN VANUIT JERUZALEM, VANUIT HET KONINKRIJK ISRAËL. Met andere woorden: GOD HEEFT HELEMAAL NIET AFGEDAAN MET ISRAËL!!!
Het is dan ook niet voor niets dat we in de brieven aan de Gemeente nog steeds een driedeling tegenkomen. Ook in deze brieven maakt de Heere onderscheid tussen aan de ene kant de Gemeente, maar aan de andere kant ook de Jood en de heiden. In 1 Kor. 10 : 32 lezen we: “Weest zonder aanstoot te geven, en voor de Joden, en voor de Grieken, en voor de Gemeente Gods”. In de Gemeente is er geen onderscheid tussen Jood en heiden. Allen zijn één IN CHRISTUS. Maar buiten de Gemeente zijn er weldegelijk Joden en heidenen! En de Joden, die niet tot de Gemeente behoren, hebben als natie, als natie Israël, de belofte van herstel. Met andere woorden: wij als Gemeente zijn niet Israël. De Kerk is niet Israël, en heeft dus geen recht op alle beloften die aan Israël gedaan zijn. Daar heeft Israël zelf recht op!
Waar is het kerkelijke zogenaamde “geestelijke Israël” op gebaseerd?
Waar haalt men dat ‘geestelijk Israël’ vandaan? De term ‘geestelijk Israël’ komt niet in de Bijbel voor, maar toch doen bepaalde teksten sommigen daartoe overtuigen. Naast Rom. 2 : 28 en 29, waarvan we hebben gezien dat het leerstellig over Joden en heidenen in het Oude Testament gaat, lezen we bijvoorbeeld in 1 Petr. 2 : 9 en 10 het volgende: “Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk; opdat gij zoudt verkondigen de deugden van Hem, Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht; gij die eertijds geen volk waart, maar nu Gods volk zijt; die eertijds niet ontfermd waart, maar nu ontfermd zijt geworden”. Deze tekst spreekt over een VERKREGEN VOLK, EEN HEILIG VOLK. Maar hier staat niet dat een zogenaamd geestelijk Israël het aardse Israël vervangen heeft. Hier staat heel simpel dat er een volk is dat door Jezus Christus verzameld wordt, dat er eerst niet was, maar nu wel.
Het volk dat er eerst niet was
In deze Gemeente-bedeling verzamelt de Heere Jezus mensen uit Joden en heidenen, die Hem hebben aangenomen, in Zijn Lichaam, waar Hij het Hoofd van is. En dan komen we terug bij Galaten 3. In Gal. 3 : 27 – 29 staat geschreven: “Want zovelen als gij in Christus gedoopt zijt, hebt gij Christus aangedaan. Daarin is noch Jood noch Griek; daarin is noch dienstbare noch vrije; daarin is geen man en vrouw; want gij allen zijt één in Christus Jezus. En indien gij van Christus zijt, zo zijt gij dan Abrahams zaad, en naar de beloftenis erfgenamen”. Hier wordt gesproken over de belofte aan Abraham, dat alle volken in hem gezegend zouden worden (Gen. 12 : 3), in Zijn zaad, hetwelk is JEZUS CHRISTUS (Gal. 3 : 16). Doordat wij Jezus Christus ontvangen hebben als onze Verlosser, hebben wij dat onvergankelijke zaad van de wedergeboorte in ons (1 Petr. 1 : 23), Jezus Christus, waardoor wij Abrahams zaad zijn! Niet Israëls zaad, of Jakobs zaad, maar Abrahams zaad, oftewel gezegend in het ZAAD JEZUS CHRISTUS. Nogmaals: de beloften aan Israël als volk zijn er, en die staan, en die zullen uitkomen! Dat de Heere nu een Gemeente verzamelt, wil niet zeggen dat Hij Israël als afgesloten hoofdstuk beschouwt. Integendeel. God kan niet liegen! Hij doet Zijn woord gestand!
[1] Hier zien we overigens een klein verschil tussen de uitgave van de Statenvertaling van de GBS en de King James 1611. In de GBS-editie staat in Rom. 2 : 29 een hoofdletter bij 'in de geest', wat zou wijzen op de Heilige Geest. De KJV1611 heeft, overigens net als de Statenvertaling editie 1977, hier geen hoofdletter. De context laat dan ook zien dat het om de geest van de mens moet gaan.
[2] Het effect van de wedergeboorte, de besnijdenis van Christus, heeft juist niet met de wil van de mens te maken. Natuurlijk moet ook hier de mens zelf kiezen, maar, wat er dan gebeurt, is een werking Gods. In Joh. 1 : 13 staat geschreven: “Die niet uit den bloede, noch uit de wil des vleses, noch uit de wil des mans, maar uit God geboren zijn”.
[3] ‘Sola Scriptura, wegwijzer bij het bijbellezen, deel 2’, dr. C. van der Waal, Telos, Oosterbaan & Le Cointre B.V., Goes, 1985, blz. 238.