Wat vertellen wij onze kinderen?
Inleiding
Deze studie gaat over onderwijs in Gods Woord, en hoe belangrijk dat onderwijs is voor ons mensen. En hoe gaan we daarmee om richting onze kinderen? Een belangrijk Schriftgedeelte daarover is Deut. 6 : 1 – 9. Leest u dat gedeelte eens door.
Israël als voorbeeld gegeven
Dit gedeelte komt uit de Thora, de vijf boeken van Mozes, de Wet. Het “doet en gij zult leven” is nadrukkelijk aanwezig (Deut. 6 : 2). En wij, als leden van het Lichaam van de Heere Jezus, leven natuurlijk niet onder de Wet. Maar dat betekent niet dat wij niet van de Wet kunnen leren. Sterker nog, in de brieven aan de Gemeente wordt ons verteld dat Israël ons als voorbeeld gegeven is, opdat wij ervan mogen leren. En hoe leren? Zodat wij niet zullen zondigen. In 1 Kor. 10 : 6 lezen we over de geschiedenis van Israël: “En deze dingen zijn geschied ons tot voorbeelden, opdat wij geen lust tot het kwaad zouden hebben, gelijkerwijs als zij lust gehad hebben”. En in 1 Kor. 10 : 11 lezen we nog: “En deze dingen alle zijn hunlieden overkomen tot voorbeelden, en zijn beschreven tot waarschuwing van ons, op dewelke de einden der eeuwen gekomen zijn”. In Deut. 6 : 6 en 7 kunt u lezen: “En deze woorden die ik u heden gebied, zullen in uw hart zijn. En gij zult ze uw kinderen inscherpen en daarvan spreken, als gij in uw huis zit en als gij op den weg gaat, en als gij nederligt en als gij opstaat”. Hier worden ouders opgeroepen om in alle situaties met hun kinderen te spreken over de woorden van de Heere God. Niet alleen bij de avondmaaltijd, maar “als gij in uw huis zit”, maar ook “als gij op den weg gaat”, ergens anders dus, en “als gij nederligt”, bij het slapen gaan, en in de morgen “als gij opstaat”. Ja zegt het vers, wij moeten het onze “kinderen inscherpen”.
“...van kinds af de heilige Schriften geweten...”
Het voorgaande is echt niet iets wat specifiek voor het Oude Testament of de Wet is. Nee, ook het Nieuwe Testament maakt bijvoorbeeld in de brieven aan de Gemeente duidelijk dat het belangrijk is om van jongs af aan onderwezen te worden in het Woord van God. In Ef. 6 : 4 lezen we: “En gij vaders, verwekt uw kinderen niet tot toorn, maar voedt hen op in de lering en vermaning des Heeren”. En zo lezen we dat Paulus aan Timótheüs schrijft in 2 Tim. 3 : 15: “En dat gij van kinds af de heilige Schriften geweten hebt, die u wijs kunnen maken tot zaligheid, door het geloof hetwelk in Christus Jezus is”. Timótheüs heeft het geleerd van zijn moeder Eunice, en zijn moeder heeft het weer geleerd van haar moeder Loïs (2 Tim. 1 : 5). En kijk wat er dan staat: hij heeft “van kinds af de heilige Schriften geweten”. Maar wat vertellen wij onze kinderen eigenlijk als het om Gods Woord gaat?
“Laat de kinderkens tot Mij komen...”
Allereerst is het goed om te zien hoe de Heere naar kinderen kijkt. Kinderen zijn een geschenk van de Heere. Dat is wat Gods Woord zegt. Dat is te zien aan de manier waarop in Gods Woord over kinderen gesproken wordt. In Gen. 33 : 5, waar Jakob Ezau ontmoet, lezen we dat Jakob het volgende antwoordt: “Daarna hief hij [= Ezau] zijn ogen op en zag die vrouwen en die kinderen, en zeide: Wie zijn dezen bij u? En hij [= Jakob] zeide: De kinderen die God uw knecht genadiglijk verleend heeft”. En in Psalm 127 : 3 lezen we: “Zie, de kinderen zijn een erfdeel des HEEREN; des buiks vrucht is een beloning”. Kinderen zijn kostbaar… En waag het niet om ze bij de Heere weg te halen. In Mark. 10 : 14 lezen we: “…, Laat de kinderkens tot Mij komen en verhindert hen niet; want derzulken is het Koninkrijk Gods”. Of in Mark. 9 : 42 lezen we: “En zo wie een van deze kleinen, die in Mij geloven, ergert, het ware hem beter dat een molensteen om zijn hals gedaan ware, en dat hij in de zee geworpen ware”. De woorden van de Heere zijn duidelijk. En het zegt natuurlijk iets over bijvoorbeeld ons onderwijssysteem, waarin de Tien Geboden vervangen zijn door anti-pest programma’s, of waarin kinderen leren dat er evolutie is, waarmee ontkend wordt dat God de hemel en de aarde geschapen heeft, zoals de Bijbel zegt. Waarin onderwijzers zeggen dat de Bijbelse verhalen lang geleden gebeurd zijn, dus dat we niet zeker kunnen weten of alles wel helemaal klopt… Of waarin de Bijbel ten enen male gewoon ontkend wordt. Maar dat is niet waar deze studie over gaat. In deze studie willen we iets “dichter bij huis” komen.
Hoe “wij” doorgaans met onze kinderen omgaan
Wij zijn denk ik allemaal groot gebracht in een tijd waar we het heel normaal vinden dat kinderen naar een eigen samenkomst gaan. In "de kerk" heet dat dan de kindernevendienst. Anderen spreken misschien over zondagschool, kinderkerk en misschien zijn er nog wel andere namen voor bedacht. En gemiddeld genomen vindt men dat de boodschap voor kinderen natuurlijk aangepast moet worden. Het moet zo eenvoudig mogelijk zijn, anders begrijpen ze het niet, is de gedachte. Het moet de kinderen aanspreken, zo zegt men, en menige samenkomst voor kinderen is veranderd in een heus feestje. Het is ook te zien aan de zogenaamde kinderbijbels. Die verhalen moeten vooral lekker lezen, en misschien ook wel enigszins spannend zijn om de aandacht van de kinderen te trekken. En zo zijn het heuse romans geworden, waarin er heel wat af geromantiseerd wordt. Ook zien we dan dat de “visie” van de auteur op de Bijbel een rol gaat spelen.
Kinderbijbels...
Als voorbeeld volgt hier een stukje uit de “BIJBEL voor kinderen, Verhalen uit de schatkamer van het Oude en Nieuwe Testament”. Het gaat om het verhaal “God spreekt met Abraham”.
“Op een avond had Abraham nog even naar zijn kudde schapen gekeken. Onderweg naar huis zei hij tegen zichzelf: ‘Ik heb alles, waarom voelt het dan of ik helemaal niets heb?’ Terwijl hij zo in zichzelf praatte, ging de zon stralend onder.
Ach, dacht Abraham, ik ben rijk en ik heb een mooi huis. Ik ben al vijfenzeventig jaar oud, waarom zou ik nog steeds verdrietig zijn omdat we geen kind hebben gekregen?
Terwijl hij daarover nadacht, ging hij aan de kant van de weg zitten. Het leek alsof hij in zichzelf aan het praten was, maar het leek ook of een andere stem hem steeds antwoord gaf. Eerst dacht hij dat hij het zich maar verbeeldde, of dat het de wind was die met de takken van de bomen speelde. ‘Abraham.’ Dat had hij toch duidelijk gehoord; het was geen stemmetje in zijn hoofd. Het was een mooie, diepe stem die van overal om hem heen scheen te komen.
‘Ik ben de Heer, je God,’ hoorde hij. Onmiddellijk sprong Abraham op, want hij was er bang van geworden. Wie was dat? In Haran aanbaden de mensen veel goden. Overal stonden altaren en kleine tempels. Maar dit was de stem van de Heer, zijn God…
‘Abraham, je moet weg uit dit land.’ Daar was die geheimzinnige stem weer!
Hoe Abraham ook om zich heen keek, hij zag niemand, alleen de lichtjes van de stad en de sterren aan de hemel.
‘Weggaan?’ vroeg hij.
‘Je moet alles achterlaten: je volk en je huis.’
Zacht fluisterend herhaalde Abraham het bevel. Op de een of andere manier wist hij dat hij het bevel moest opvolgen.
‘Ga naar het land dat Ik je zal wijzen.’ De stem van God klonk heel duidelijk.
‘Ik zal je tot een machtig volk maken en jullie zegenen.’
Ondertussen was Sara erg ongerust. Waar bleef Abraham toch? Zou er onderweg iets zijn gebeurd? Als hij er niet meer was, had ze helemaal niets meer. Bezorgd stond ze in de deuropening en toen zag ze iemand die zwaaiend door de straat rende.
‘Sara! Sara! We moeten gaan!’
‘Gaan?’ Waar had hij het over?
‘We moeten weg uit Haran.’
‘Weg uit Haran? Weg van huis? Waarom? Wat is er gebeurd?’
Abraham rende het huis in. ‘We moeten de bedienden roepen. We moeten het hun vertellen en dan moeten ze alles in orde maken voor de reis.’
‘Wat is dit voor waanzin? Moeten we ons land verlaten, ons thuis, onze familie?’
‘De Heer wil het zo.’
Even keken ze elkaar aan. Ze begrepen elkaar meteen. Sara hield al meer dan vijftig jaar van hem, en nu zag ze dat zijn ogen straalden. Aan zijn ogen zag ze dat hij de Heer van hemel en aarde had gehoord; ze wist zeker dat God met Abraham had gesproken” [1].
Een heleboel erbij verzonnen
Boven het verhaal staat dat het gebaseerd is op Genesis 12. Maar als we dit zo lezen, dan krijgen we een mooi verhaal van hoe Abraham in Haran leefde. Dat hij in zichzelf praatte en dat de zon stralend onderging. En dat terwijl de Heere daar in Zijn Woord niet veel woorden voor gebruikt. In Gen. 11 lezen we het geslachtsregister van Abraham, en we lezen dat hij met Saraï trouwde, maar dat zij onvruchtbaar was, waardoor zij geen kinderen hadden. Ze woonden in Haran. In Gen. 12 lezen we dan dat God Abraham riep om weg te gaan, dat Hij hem een zegen beloofde, en we lezen dat Abraham ging. Maar al die andere details worden er dus bij verzonnen, om een mooi verhaal te maken. En ja, de zon zal vast geschenen hebben, maar of dat ook zo was op de dag dat God Abraham riep… dat staat niet in de Bijbel. Misschien zegt u: “Waar doe je moeilijk over… een zonnetje aan de lucht, dat is toch niet essentieel?!” Maar het is niet moeilijk om te zien dat als er eenmaal wat bij verzonnen wordt, dat het dan vaak niet blijft bij een zonnetje aan de lucht.
Was Abraham niet verdrietig?
We krijgen een Abraham voorgespiegeld die zich bedenkt dat hij niet meer verdrietig moet zijn, omdat hij geen kinderen heeft. Maar dat is tegenstrijdig met wat de Bijbel laat zien. In Gen. 15 : 2 en 3 lezen we: “Toen zeide Abram: Heere HEERE, wat zult Gij mij geven, daar ik zonder kinderen heenga, en de bezorger van mijn huis is deze Damascener Eliëzer? Voorts zeide Abram: Zie, mij hebt Gij geen zaad gegeven, en zie, de zoon van mijn huis zal mijn erfgenaam zijn”. Abraham zat er weldegelijk in Gen. 15 nog over in. Ja, na de belofte in Gen. 15 staat er geschreven: “En hij geloofde in den Heere; en Hij rekende het hem tot gerechtigheid” (Gen. 15 : 6). Deze tekst komt na de belofte van de Heere God in Gen. 15 : 5 dat Hij tot een groot volk zal worden. Op dat moment zouden we misschien kunnen spreken van gerustheid bij Abraham omdat Hij geloof had… Maar dat was in Haran zeker nog niet het geval!
Een stemmentje in zijn hoofd?
Tussen de regels door krijgen we in het verhaal ook het gezegde mee: “het was geen stemmetje in zijn hoofd”. En natuurlijk wordt dat tegenwoordig veel voor de eigen gedachten gebruikt. Maar het is geen Bijbels gezegde, en sterker nog: er zijn mensen die stemmen horen, en de Heere nodig hebben om daarvan los te komen. Men hoort al gauw spreken over “je ik” of “je strenge ik” of “je andere ik”, en dan begeven we ons in de wereld van de New Age en de geestenwereld. We kunnen daar beter verre van blijven…
Een geheimzinnige stem?
En dan hoort Abraham toch echt de Heere God spreken in dit verhaal: “Het was een mooie diepe stem die van overal om hem heen scheen te komen”. Een stem die, verderop in het verhaal, “geheimzinnig” genoemd wordt. Maar waar haalt men dat dan vandaan: “een mooie diepe stem”…? In Ezech. 43 : 2 lezen we over de stem van de God Israëls: “En zie, de heerlijkheid van den God Israëls kwam van den weg naar het oosten; en Zijn stem was als het geruis van vele wateren, en de aarde werd verlicht van Zijn heerlijkheid” (zie ook Ezech. 1 : 24). Is “een mooie diepe stem” hetzelfde als “het geruis van vele wateren”? Nee toch? Gods Woord laat zien dat de Heere Jezus ook in het Oude Testament verscheen. Zo ook aan Daniël. Hij zag in Dan. 10 : 5 en 6 de Heere Jezus. Vergelijk Zijn beschrijving maar met Zijn beschrijving in Openb. 1 : 13 – 15. Dan. 10 : 6 zegt iets over Zijn stem: “… en de stem Zijner woorden was gelijk de stem ener menigte”. En Openb. 1 : 10 spreekt over “… een grote stem, als van een bazuin”. Allemaal wat anders dan “een mooie diepe stem”!
Een hoop onzin!
Zien we dat de kinderen, door kinderbijbels, door van de Bijbelse geschiedenis een mooi verhaal te maken, een hoop onzin over onder andere de Heere God te horen krijgen? En dat gebeurt in de meeste kinderbijbels.
Ja, zelf hebben we, toen de kinderen nog heel jong waren, ook een kinderbijbel gebruikt. We kwamen er één tegen met veel leuke tekeningen en naar verhouding weinig tekst. En op het eerste oog, een aantal plaatsen checkend, leek de tekst best Bijbelgetrouw. Maar bij het voorlezen heb ik vaak, al voorlezend, zelf de verhalen aangepast, zodat de kinderen meer de Bijbelse inhoud te horen kregen. Je wilt toch niet dat je kind onzin over de Heere God leert?
Onderwijs in de Heilige Schrift
Het is het mooiste wanneer u uw kind zo snel mogelijk in aanraking brengt met het echte Woord van God. Gewoon in de StatenBijbel. Van Timótheüs lazen we ook dat hij “van kinds af de heilige Schriften geweten” heeft (2 Tim. 3 : 15). Al jong leerde hij de heilige Schriften. Nee, geen kinderbijbel, maar de heilige Schriften Zelf!
En hoe mooi lezen we in Spreuken 22 : 6: “Leer den jongen de eerste beginselen naar den eis zijns wegs; als hij ook oud zal geworden zijn, zal hij daarvan niet afwijken”. Wanneer we de Bijbel lezen, dan weten we dat de Heere ons oproept om onderwezen te zijn in Zijn Woord. Zo schrijft Lukas dat hij “alles van voren aan naarstiglijk onderzocht” heeft (Luk. 1 : 3), hij heeft alles goed onderzocht. En waarom? Lukas 1 : 4 zegt: “Opdat gij moogt kennen de zekerheid der dingen waarvan gij onderwezen zijt”. In Kol. 3 : 16 lezen we nog: “Het woord van Christus wone rijkelijk in u, in alle wijsheid; leert en vermaant elkander met psalmen en lofzangen en geestelijke liedekens, zingende den Heere met aangenaamheid in uw hart”. Het gaat er om dat de woorden des Heeren rijkelijk in ons wonen, dat we goed onderwezen zijn in Zijn Woord. Maar wanneer beginnen we daarmee? De Bijbel laat zien dat daar al heel jong mee begonnen moet worden. Net zoals bij Timótheüs. Maar ook Spreuken 22 : 6 zegt: “Leer den jongen de eerste beginselen naar den eis zijns wegs; ...”. En dan zit daar in feite ook nog een belofte aan vast: “… als hij ook oud zal geworden zijn, zal hij daarvan niet afwijken”! In de kanttekeningen bij de StatenBijbel staat bij Spr. 22 : 6 de volgende mooie toelichting bij het woordje “leer”:
“Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk iemand van jongsaf in enige wetenschap, en voornamelijk in de fundamenten der heilige leer, tot zaligheid zijner ziel, onderwijzen” [2].
Nu wordt hier gesproken over “in de fundamenten der heilige leer”, maar als we Gods Woord erbij nemen, Schrift met Schrift vergelijkend, dan weten we dat het gaat om de woorden Gods, zoals Timótheüs “van kindsaf de heilige Schriften” leerde (2 Tim. 3 : 15). Het gaat niet alleen om de fundamenten, maar om ALLE woorden Gods. Zoals de Heere Jezus in Luk. 4 : 4 zegt: "En Jezus antwoordde hem, zeggende: Er is geschreven, dat de mens bij brood alleen niet zal leven, maar bij alle woord Gods".
“Waarmede zal de jongeling zijn pad zuiver houden? ...”
Zo kwam al even ter sprake dat we gewend zijn om kinderen naar een aparte kindersamenkomst te sturen. En ook dat men er tegenwoordig alles voor in het werk stelt om het echte feestjes te laten zijn. En natuurlijk zijn er (zondags)scholen waar kinderen weldegelijk uit de Bijbel horen, en horen wat de Heere Jezus voor hen gedaan heeft. Die mensen daar doen goed werk! Maar het gaat mij om de gewoonte dat kinderen ergens anders naar toegestuurd worden, waar het vaak om “een verhaal” gaat en leuke dingen doen. Maar op grond van Gods Woord kunnen we rustig beweren dat het beter is om kinderen zo snel mogelijk gewoon bij de samenkomst te laten zijn. En ook daarin geldt, dat het erom gaat dat óók kinderen het Woord van God te horen krijgen. Ook daarvan vinden we in Gods Woord mooie voorbeelden. Wanneer de Israëlieten het beloofde land zijn ingekomen, dan hebben zij van Mozes de opdracht gekregen om onder andere een stenen altaar te maken, maar ook moet uit de Wet worden voorgelezen (Deut. 27). In Jozua 8 zien we dat gebeuren. En we lezen dan in Joz. 8 : 34 en 35: “En daarna las hij overluid al de woorden der wet, de zegening en den vloek, naar alles wat in het wetboek geschreven staat. Er was niet één woord van al hetgeen dat Mozes geboden had, dat Jozua niet overluid las voor de gehele gemeente Israëls, en de vrouwen, en de kleine kinderen, en de vreemdelingen die in het midden van hen wandelden”. Jozua las al de woorden der wet(!). Maar we zien ook dat hij er niet een mooier verhaaltje van maakte. Hij las zowel “de zegening en de vloek”! Maar wat we daar óók lezen, is dat dat gebeurde waar het hele volk bij was. Dus niet alleen de mannen, niet alleen de mannen en de vrouwen, maar de mannen, de vrouwen en de kinderen. En dan staat er zelfs bij: “de kleine kinderen”. En reken er maar niet op dat Jozua een kinderbijbel gebruikte. Alleen door Gods Woorden te lezen of te horen kan een mens weten hoe hij zijn weg moet gaan. Ps. 119 : 105 zegt niet voor niets: “Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht voor mijn pad”. Of zoals het vers ervoor zegt: “Uit Uw bevelen krijg ik verstand; daarom haat ik alle leugenpaden” (Ps. 119 : 104). Gods bevelen lezen we in Zijn Woord. Daardoor krijgt een mens verstand, daardoor leert hij om de leugenpaden te haten en deze niet op te gaan. Hoe kan een kind leren in waarheid te wandelen, als hij Gods Woord niet te horen krijgt? Ps. 119 : 9 zegt: “Waarmede zal de jongeling zijn pad zuiver houden? Als hij dat houdt naar Uw woord”.
De StatenBijbel moeilijk?
“Maar de StatenBijbel is zo moeilijk…”, horen we dan al gauw. Weet u, het is een kwestie van wennen. Door al vroeg de taal van de StatenBijbel te horen, en ook uitleg bij de moeilijke woorden te krijgen, leren kinderen de StatenBijbel begrijpen. En dat geldt ook voor de samenkomst. De ervaring met onze eigen kinderen is, dat ze wel aangeven dat het in het begin wennen is, en soms moeilijk, maar ze geven ook aan dat ze er wel van leren. En ook dat het gaandeweg steeds beter gaat. Wat is het mooi om te ontdekken, wanneer thuis uit de Bijbel gelezen wordt, en er wordt iets gelezen wat moeilijk is, dat er op een gegeven moment hele goede antwoorden komen, ook bij dingen die nog niet eerder aan de orde zijn geweest. Ze leren de taal van de StatenBijbel begrijpen. Het is een kwestie van wennen. Het is mijn stelligste overtuiging dat kinderen veel meer van de Bijbel begrijpen dan dat volwassenen zich soms kunnen voorstellen. En ja, persoonlijk geloof speelt een belangrijke rol. Maar als ouders mogen we onze kinderen er al jong op wijzen dat zij een keus mogen maken. Dat zij zelf mogen kiezen om in de Heere Jezus te geloven, Die gestorven is voor hun zonden, dat zij zelf mogen kiezen om voor Hem te leven. Ook dat is iets wat we eigenlijk niet in kinderbijbels lezen, maar wat we kinderen wel kunnen vertellen door de Bijbel Zelf te lezen, door Het voor te lezen.
Jong geleerd, is oud gedaan
En laten we wel zijn: Hoe snel gaan de kinderen naar school? Het huidige onderwijssysteem (of wereldsysteem) is erop gericht dat kinderen zo vroeg mogelijk onderwijs krijgen. Heel vaak kunnen we geruchten horen dat ze kinderen al vanaf twee of drie jaar naar school willen laten gaan. Onderwijs, dat veelal gebaseerd is op de evolutietheorie. Maar… ook horen we onderwijzers op nota bene zogenaamde Christelijke scholen snel zeggen, als het over de Bijbel gaat: “Het is maar een verhaal, het gaat erom wat je ervan kunt leren”. En meestal gaat het dan om morele dingen: Ben ik wel lief voor mijn naaste? En dat soort dingen. Maar in de Bijbel staat veel meer. De Bijbel is geschiedenis. De Bijbel is Profetie. Op een open dag aan een zogenaamde Christelijke school hier in Apeldoorn werd inderdaad letterlijk gezegd dat het goed is voor de kinderen als ze gaan leren twijfelen aan de opvoeding van de ouders… En hier zien we waar het onderwijssysteem (bewust al dan niet onbewust) op uit is: kinderen opzetten tegen de ouders. En uiteindelijk geldt dit natuurlijk vooral voor Christelijke ouders die nog willen leven vanuit de Bijbel. Want deze wereld accepteert Gods Woord niet als onfeilbare leidraad voor het leven. Vroeg of laat komen de kinderen in de wereld terecht. Een wereld die anti-Bijbel is. Bereid ze daar jong op voor, want jong geleerd is oud gedaan. Dat is eigenlijk wat we in Spr. 22 : 6 gelezen hebben.
De kleine Mozes
En de Bijbel geeft hier een paar mooie voorbeelden van. Allereerst willen we kijken naar Mozes. De geschiedenis van Mozes is waarschijnlijk wel bekend. Toen Mozes geboren werd had de Faraö van Egypte geboden dat alle jongetjes, die geboren werden, in de rivier de Nijl geworpen moesten worden, om ze te doden (Ex. 1 : 22). De ouders van Mozes bewaarden hem drie maanden (Ex. 2 : 2). Maar toen ze hem niet langer konden verbergen, maakten ze een biezen kistje en legden hem in het kistje langs de oever van de rivier (Ex. 2 : 3). De dochter van Faraö vond het kistje, en kreeg medelijden met het jongetje. Mozes’ zus Mirjam weet dan wel iemand die zolang voor het kindje kan zorgen, en zo komt Mozes weer bij zijn eigen moeder terug (Ex. 2 : 7, 8). Vervolgens mogen de ouders Mozes de eerste jaren opvoeden. Er staat in Ex. 2 : 9 dat zij “… nam het knechtje en zoogde het”. Maar in het volgende vers, Ex. 2 : 10, staat dan geschreven: “En toen het knechtje groot geworden was, zo bracht zij het tot Faraö’s dochter, en het werd haar ten zoon; en zij noemde zijn naam Mozes en zeide: Want ik heb hem uit het water getogen”. Het “zogen” gebeurde in die dagen tot het kind zo’n vier, soms vijf jaar oud was [3]. Mozes is dus in elk geval de eerste vier, vijf jaar door zijn ouders opgevoed. En vanaf dat moment moest hij naar het hof van Faraö, en werd hij opgevoed temidden van alle afgoderij en heidense wetenschap van Egypte. Maar blijkbaar heeft Mozes in die eerste vijf jaar een dusdanige opvoeding gehad, dat we in Hebr. 11 : 24 – 27 het volgende over hem lezen: “Door het geloof heeft Mozes, nu groot geworden zijnde, geweigerd een zoon van Faraö’s dochter genaamd te worden; Verkiezende liever met het volk Gods kwalijk behandeld te worden, dan voor een tijd de genieting der zonde te hebben; Achtende de versmaadheid van Christus meerderen rijkdom te zijn dan de schatten in Egypte; want hij zag op de vergelding des loons. Door het geloof heeft hij Egypte verlaten, niet vrezende den toorn des konings; want hij hield zich vast, als ziende den Onzienlijke”.
Mozes houdt stand temidden van het wereldse en afgodische Egypte
Alhoewel Mozes opgevoed werd als de zoon van de dochter van Faraö (Ex. 2 : 10), heeft hij geweigerd een zoon van haar genoemd te worden. Hij wist wie Gods volk was, en werd liever met hen kwalijk behandeld. Hij hing niet aan de schatten van Egypte… En dat alles “door het geloof”. Blijkbaar heeft Mozes in zijn opvoeding van zijn vader en moeder, de eerste vijf jaar van zijn leven(!), genoeg meegekregen om op die manier stand te houden temidden van het wereldse en afgodische Egypte! Want die eerste vijf jaar zijn voor Mozes de enige mogelijkheid geweest om deze dingen te weten, en geloof in de God van de Bijbel te kunnen hebben gekregen. Egypte heeft hem dat niet bijgebracht. En misschien was Mozes nog te jong om te kunnen lezen (alhoewel dat in die tijd nog niet (letterlijk) speelde, want Mozes heeft de eerste vijf boeken van de Bijbel op mogen schrijven), maar het geloof, zegt Gods Woord, is “uit het gehoor”. In Rom. 10 : 17 lezen we: “Zo is dan het geloof uit het gehoor, en het gehoor door het Woord Gods”. Dat is wat Gods Woord ons laat zien. Hoe mooi spreekt hier uit, wat we in Spr. 22 : 6 gelezen hebben: “Leer den jongen de eerste beginselen naar den eis zijns wegs; als hij ook oud zal geworden zijn, zal hij daarvan niet afwijken”. Daarom: begin zo vroeg mogelijk met uw kinderen voor te lezen uit Gods Woord, en, zodra ze het kunnen, ze zelf uit Gods Woord te laten lezen.
De kleine Samuël
Een laatste voorbeeld vinden we in het leven van Samuël. Samuël werd geboren als antwoord op het gebed van Hanna (1 Sam. 1 : 2, 5, 11, 20). En Hanna beloofde dat als zij een zoontje zou krijgen, dat zij het aan de Heere zou teruggeven (1 Sam. 1 : 28). En in 1 Sam. 1 : 22 lezen we dan: “Doch Hanna toog niet op, maar zij zeide tot haar man: Als de jongen gespeend is, dan zal ik hem brengen, dat hij voor het aangezicht des HEEREN verschijne en blijve daar tot in eeuwigheid”. En in vers 23 lezen we dan dat zij hem “zoogde” “totdat zij hem speende”. En dat betekent dat hij van de borst genomen werd. Zoals we bij Mozes gezien hebben, gebeurde dat in Oudtestamentische tijden wel tot een leeftijd van vier soms vijf jaar oud. En dan wordt Samuël naar “het huis des Heeren” gebracht, en dan staat er in 1 Sam. 1 : 24: “… en het jongsken was zeer jong”.
Samuël houdt stand in een gevaarlijke omgeving
In eerste instantie kunt u misschien denken: Dat is mooi, dat Samuël in “het huis des Heeren” mag leven…! Maar… het was juist een gevaarlijke plaats om te zijn. De priester Eli had zonen, waarvan geschreven staat in 1 Sam. 2 : 12: “Doch de zonen van Eli waren kinderen Belials; zij kenden den HEERE niet”. De zonen van Eli waren kinderen van de duivel… zij kenden de Heere niet. Zij stalen van de offers die de mensen brachten (1 Sam. 2 : 16, 17), daarnaast sliepen zij met de vrouwen die naar de tempel kwamen (1 Sam. 2 : 22). En in eerste instantie waarschuwde Eli zijn zonen wel (1 Sam. 2 : 23 – 25), maar Eli durfde blijkbaar niet duidelijk stelling te nemen. Kijk maar wat de Heere in 1 Sam. 3 : 13 over Eli tegen Samuël zei: “Want Ik heb hem te kennen gegeven, dat Ik zijn huis richten zal tot in eeuwigheid, om der ongerechtigheid wil die hij geweten heeft; want als zijn zonen zich hebben vervloekt gemaakt, zo heeft hij hen niet eens zuur aangezien”. Hij heeft ze “niet eens zuur aangezien”! Dat zegt nogal wat. In zo’n omgeving is Samuël verder opgegroeid. En toch lezen we van hem in bijvoorbeeld 1 Sam. 2 : 26: “En de jongeling Samuël nam toe en werd groot en aangenaam, beide bij den HEERE en ook bij de mensen”.
Temidden van alle “afval van het geloof” hield Samuël, die daar als klein jongetje was gekomen, blijkbaar stand. Maar hoe wist Samuël dan wel hoe het moest? Ook hij is door zijn ouders de eerste circa vier jaar opgevoed. En in ieder geval van zijn moeder weten we dat het een zeer gelovige vrouw was. Lees haar lied maar in 1 Sam. 2 : 1 – 10. Door Samuël al op jonge leeftijd te trainen, te onderwijzen in Gods Woord, heeft hij door het geloof kunnen standhouden. Opnieuw zien we hier Spr. 22 : 6 in werking: “Leer den jongen de eerste beginselen naar den eis zijns wegs; als hij ook oud zal geworden zijn, zal hij daarvan niet afwijken”.
“Gij zult ze uw kinderen inscherpen”
Is het niet mooi om dat zo in Gods Woord te zien gebeuren? Mooi om te zien, omdat we weten dat de jaren van school, de jaren van de middelbare school eraan komen, maar dat wij als ouders de kinderen een basis mogen meegeven door Gods Woord. En aan de hand van Gods Woord kunnen zelfs kleine kinderen staande blijven in een wereld van “afval van geloof” en in een wereld van afgoderij en wetenschap.
Daarom: Train ze, leer ze, breng ze onder het Woord van God en bid voor ze. Precies zoals Deut. 6 : 7 zegt: “En gij zult ze uw kinderen inscherpen en daarvan spreken, als gij in uw huis zit en als gij op den weg gaat, en als gij nederligt en als gij opstaat”. Meer kunnen we als ouders niet doen. De Heere moet door Zijn Geest de rest in de levens van onze kinderen doen. Maar dát is wel de opdracht die we als ouders hebben voor onze kinderen.
En ja, het kan natuurlijk dat u pas later tot geloof bent gekomen, ook als ouders, of dat u er pas later achterkomt hoe belangrijk Gods Woord voor de opvoeding van uw kinderen is. Daar kunt u niets aan veranderen. U mag de Heere danken dat u Hem gevonden hebt, maar u mag dan ook bidden voor uw kinderen en, als ze al uit huis zijn, en ze komen bij u, ze erover vertellen. Maar als u de kans nog hebt, start dan zo snel mogelijk binnen het gezin met het lezen van Gods Woord. Dat is het advies van de Heere!
Dus vertellen wij onze kinderen een verhaaltje of vertellen wij onze kinderen “de heilige Schriften”, zoals de moeder van Timótheüs ook deed?
Amen.
[1] ‘BIJBEL voor kinderen, Verhalen uit de schatkamer van het Oude en Nieuwe Testament’, Murray Watts, Ark Media, Amsterdam, 2009, blz. 28 en 29.
[2] ‘BIJBEL met kanttekeningen’, deel Job – Maleáchi, Den Hertog, Houten, 1997, blz. 256.
[3] ‘Growing Up God’s Way’, John A. Stormer, Liberty Bell Press, Missouri, USA, 1984, blz. 45.