Hoe de Bijbel te lezen en te bestuderen? 

 

 

Allereerst een paar tips

 

Allereerst een paar tips, om de Bijbel zo te lezen en te bestuderen, dat we er geen eigen interpretatie (geen eigen uitleg) van gaan maken (2 Petr. 1 : 20):

  

1.     Voeg nooit woorden toe aan de tekst, en haal er nooit woorden uit (Deut. 4 : 2; Spr. 30 : 6; 2 Petr. 3 : 16; Openb. 22 : 18 en 19).

 

2.     Let altijd op de context, op het geheel waar de te bestuderen tekst in voorkomt.

 

3.     Vraag u altijd af: Wie spreekt er? Tot wie wordt er gesproken? De Bijbel noemt namelijk drie groepen mensen: het Joodse Volk, de Gemeente (de gelovigen) en de heidenen (zie 1 Kor. 10 : 32). Buiten het Lichaam van Christus (de Gemeente van God) zijn er ongeredde Joden en ongeredde heidenen. In het Lichaam van Christus (1 Kor. 12 : 13, Gal. 3 : 28) is “noch Jood noch Griek”. Gedeelten in de Bijbel zijn of aan ongeredde Joden in deze bedeling (Gemeente-tijd) gericht, of aan ongeredde heidenen in deze bedeling gericht, of aan de Christenen in het Lichaam van Christus in deze bedeling gericht. Het is goed om dit onderscheid te weten, want niet alles is klakkeloos op iedereen van toepassing. ‘Als de leraar iets tegen Jantje zegt over zijn agenda, zegt hij het niet tegen Kees.’ Indien we een gedeelte tegenkomen dat van toepassing is op het Oude Testament, of op de Grote Verdrukking, dan vindt u op eens geredde Joden en geredde heidenen, die niet in het Lichaam van Christus zijn opgenomen. Vandaar dat zij hun titels ‘Jood’ en ‘heiden’ behouden.

 

4.     Wanneer we in de Bijbel een niet complete opmerking lezen, moeten we hem plaatsen in het licht van de complete opmerking. Niet dat wij de opmerking zelf compleet moeten maken, maar de Bijbel Zelf moet dit dan aantonen. Zo moet bijvoorbeeld Mark. 10 : 11, over trouwen en scheiden, gezien worden in het licht van Matth. 5 : 32. Markus is niet compleet, Matthéüs wel! Zoek de teksten maar eens op.

 

5.  Wanneer een bepaald vers moeilijk is, bijvoorbeeld doordat het in eerste instantie voor meerdere uitleggingen vatbaar is, moet u uw studie over dat onderwerp nooit daar beginnen. Begin dan bij een vers dat wel duidelijk is! Je kunt pas een boek schrijven als je het alfabet kent. Eerst leer je lopen, dan pas rennen. Zo gaat het ook met uitleg van de Bijbel. Elke valse religie of valse geloofsrichting op aarde, die de Bijbel gebruikt om mensen te verleiden, begint haar leer altijd met een vers waar theologische verschillen over bestaan. Het gaat dan zeker niet om een passage als 1 Joh. 5 : 10 – 12, als Joh. 1 : 12 – 13, als Joh. 3 : 16 of als Rom. 8 : 28. Nee, deze geloofsrichtingen nemen dan teksten die moeilijk te begrijpen zijn. Ze willen u verwarren, zodat u denkt dat de hele Bijbel moeilijk te begrijpen is. Zodra u dit denkt, kunnen zij u ‘verder helpen’. Ook deze moeilijke verzen zijn Bijbelverzen, en ze zijn dus waar. Maar het zijn geen verzen waar het fundament van het geloof op gebouwd kan worden. (Het zijn de volgende verzen: Matth. 16 : 18 – 19; Hand. 2 : 38; Hand. 13 : 48; Matth. 24 : 13; Matth. 25 : 8, 40; Mark. 16 : 17 – 18; Matth. 5 : 5, 8 – 9, 19, 22, 29, 39; Joh. 5 : 29; Joh. 10 : 16; Joh. 20 : 23; Joh. 21 : 25; Hand. 8 : 15 – 17; Hand. 19 : 2; Rom. 9 : 16, 22; Gal. 5 : 4; Pred. 3 : 19 – 21; Pred. 9 : 4 – 6; Hebr. 6 : 1 – 6; Hebr. 10 : 26 – 30 en Gal. 3 : 27 – 29). In elk van deze verzen zit een theologisch probleem die studie vergt van vele andere Bijbelgedeelten. Als deze andere gedeelten er niet bij betrokken worden, kunnen de genoemde verzen gebruikt worden om ze alles te laten zeggen wat de ‘leraar’ wil. Nogmaals: dit zijn geen fundamentele verzen: ze voegen alleen enkele details aan het geloofsgebouw toe. Een voorbeeld. Eén van deze teksten, en de foute uitleg die daar uit voort kan komen, is Hand. 2 : 38, waar staat: “En Petrus zeide tot hen: Bekeert u, en een ieder van u worde gedoopt in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen.” Deze tekst wordt bijna altijd letterlijk op de Gemeete van Jezus Christus toegepast. Maar dat is onjuist! Laten we eerst eens kijken naar Matth. 28 : 19. “Gaat dan heen, onderwijst al de volken, hen dopende in de Naam (enkelvoud!) des Vaders, en des Zoons en des Heiligen Geestes.” Er is slechts één Naam die zowel voor de Vader, en de Zoon, en de Heilige Geest geldt. Deze ene Naam is niet Jezus. De Naam die voor alle Drie, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, geldt is ‘de Heere’. Vandaar ook dat ‘dopen in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest’ hetzelfde is als dopen in de Naam van de Heere. In dit licht kunnen we ook Handelingen 2 : 38 gaan begrijpen. Helaas wordt de doop in Handelingen door velen in onze dagen, met name door de Pinkster en Charismatische gelovigen, toegepast op de tot geloof gekomen Christenen in deze tijd. Vaak leert men ook nog dat men door die doop dan gered is. Dit is echter een dwaalleer! Deze verzen gaan over een hele andere doop, namelijk de doop in de Naam van Jezus Christus en tot vergeving der zonden. Deze (Joodse!) doop is voor Israël, voordat Paulus het Evangelie van de genade ontvangen heeft. In Handelingen 2 : 38 zijn namelijk helemaal geen Christenen aanwezig. Het woord ‘Christen’ komt in de Bijbel pas voor in Handelingen 11 : 26. In Handelingen 2 hebben we te maken met tempelvererende, Sabbat-houdende, besneden Joden, voor wie de redding zowel een element van geloof als een element van ‘werken’ had. In Handelingen 2 : 38 is voor de Christen van de genade-tijd geen reddingsplan te vinden! Dit gedeelte is Petrus’ Pinkstertoespraak voor het huis van Israël. Dit wordt meer dan duidelijk wanneer u in datzelfde hoofdstuk de verzen 14, 22, 29 en 36 leest. De doop voor een heiden moet geschieden in de Naam des Heeren (Hand. 10 : 48) oftewel, in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.). 

 

6.     Neem altijd de letterlijke betekenis van een vers. Tenzij dat de Bijbel Zelf laat merken dat het om een figuurlijke betekenis gaat. Voorbeeld: Het ‘zuurdeeg’ in Matth. 16 : 6 is overduidelijk figuurlijk bedoeld. De ‘schapen’ in Joh. 10 : 1 – 20 zijn natuurlijk ook figuurlijk bedoeld. Zij zijn geen vierpotige, gras-etende dieren, maar zij worden als beeldspraak voor mensen bedoeld. Daarentegen is het ‘vuur’ in Matth. 13 : 38 – 40 letterlijk bedoeld, want Jezus Christus legt alle symbolische woorden in de gelijkenis uit: “En de akker is de wereld; en het goede zaad zijn de kinderen van het Koninkrijk; en het onkruid zijn de kinderen van de boze; en de vijand die het gezaaid heeft, is de duivel; en de oogst is de voleinding der wereld; en de maaiers zijn de engelen,” maar wat is het ‘vuur’? Het is gewoon, heel eenvoudig, ‘vuur’. Het is niet figuurlijk, maar letterlijk bedoeld (zie Zef. 3 : 8).

 

7.     Uiteindelijk dienen we ons te herinneren dat bijna alle verzen in de Bijbel een drievoudige toepassing hebben. De eerste toepassing is LEERSTELLIG, daarvoor is de Schrift immers geschreven (2 Tim. 3 : 16). Met andere woorden elk vers in de Bijbel is gericht aan een specifiek persoon (Jood, heiden, Gemeente), met een specifieke reden, om een specifieke waarheid te leren. De tweede toepassing is HISTORISCH, datgene wat beschreven is als te hebben plaatsgevonden, heeft plaatsgevonden. Ten derde is er de GEESTELIJKE toepassing. Het helpt een Christen in situaties van waarschuwing (1 Kor. 10 : 11), ter ondersteuning (Rom. 15 : 4), ter lering (Rom. 15 : 4), en tot verbetering … tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is (2 Tim. 3 : 16). Alhoewel een vers in de eerste plaats hoofdzakelijk een leerstellige betekenis heeft, heeft het ook een geestelijke betekenis. Vaak haalt men dit door elkaar, en neemt men een passage, die wel degelijk een geestelijke betekenis heeft, en leert men dat dan als ‘Christelijke leer’. Dit is echter fout, want niet alles in de Bijbel is leerstellig van toepassing op de Gemeente. Enkele voorbeelden. De Heere Jezus gaf de discipelen de opdracht doden op te wekken; wederom geboren Christenen doen dat niet (de Bijbel spreekt dan ook over ‘merktekenen van een apostel, 2 Kor. 12 : 12). Jezus gaf de discipelen een keer de opdracht om alleen Israël te evangeliseren; Christenen hebben die opdracht niet. Mozes vertelde het volk zich te onthouden van varkensvlees; Christenen eten echter wel varkensvlees, en dat is nog toegestaan ook (Hand. 15 : 29 noemt de enigste dingen waar gelovigen uit de heidenen vanaf behoren te blijven). De Israëlieten moesten de Wet houden; de gelovigen uit de heidenen in deze tijd, die zich onder de Wet stellen, zijn vervloekt (Gal. 3 : 10). Zo ziet u dat niet alles klakkeloos op iedereen van toepassing is. We moeten Gods Woord daarom ook recht snijden/verdelen (2 Tim. 2 : 15). Daar zullen we in volgende paragrafen nog op terugkomen.

 

   

Schrift-met-Schrift vergelijken

 

Een Bijbelse studiemethode is Schrift-met-Schrift vergelijken. Door Schrift met Schrift te vergelijken voegen we dan het geestelijke met het geestelijke samen (1 Kor. 2 : 13). Op die manier laten we namelijk de Auteur van de Schrift, de Heere, de Schrift Zelf uitleggen. Een uitleg die de Heilige Geest ons zal doen verstaan (1 Kor. 2 : 12 – 15). Op die manier houden we rekening met het feit dat “geen profetie der Schrift is van eigen uitlegging” (1 Petr. 1 : 20). Hierbij kunnen we dan nog rekening houden mer drie dingen, namelijk: Contrast, Gelijkheid en Herhaling.

 

1.     Elk vak (kunst, muziek, scheikunde, handel, etc.) leer je door eerst de dingen te bekijken die er niet bijhoren, door de dingen te bekijken die NIET samen gaan. De eerste stap is dus eigenlijk NEGATIEF! U leert het Woord der Waarheid ‘recht te snijden’ (2 Tim. 2 : 15, of zoals de King James 1611 hier zegt: ‘op de juiste manier te verdelen), door eerst de dingen te zien die God ‘niet heeft samengevoegd’, door het contrast te zien. De moderne mens kent deze methode niet echt meer. Teksten voor het volk Israël moeten we niet op de Gemeente gaan betrekken, en andersom idem dito. Zo maakt God onderscheid. Zo maakt God onderscheid tussen dieren (Deut. 22 : 10), rassen (Neh. 13 : 25 – 28), voedsel (Lev. 11) en kleding (Lev. 19 : 19). Zo is Hand. 2 : 38 nooit gelijk aan Ef. 2 : 8. Hand. 8 : 17 is nooit gelijk aan Hand. 16 : 31 – 33. Matth. 16 : 18 is nooit gelijk aan Ef. 5 : 23 en Matth. 24 : 13 is nooit gelijk aan 1 Kor. 1 : 8. Deze tekst-paren zijn verschillend, zijn van toepassing op verschillende mensen, perioden of omstandigheden. Laten wij dan ook niet proberen om teksten, die voor verschillende zaken gelden, op dezelfde manier uit te leggen. Voeg nooit samen, wat God los van elkaar gezet heeft!

 

2.     De tweede methode is om alle passages te bestuderen die WEL met elkaar te maken hebben. Bijvoorbeeld, die passages die op de Gemeente betrekking hebben. Dit is de methode van GELIJKHEID.

 

3.     Tenslotte, lees het vers over en over totdat u bekend is waar het thuishoort, wat de betekenis is. En totdat u weet welke andere teksten met deze tekst samenhangen en welke niet. Dit heet HERHALING.

   

 

Het recht snijden of verdelen van Gods Woord

 

Een heel belangrijke studiemethode vinden we in 2 Timótheüs 2 : 15, waar staat: “Benaarstig u, om uzelf Gode beproefd voor te stellen, een arbeider, die niet beschaamd wordt, die het Woord der waarheid recht snijdt”. Enkele van de hierboven genoemde punten hebben met deze studiemethode te maken.

  

Goed. Wij moeten Gods Woord RECHT SNIJDEN, oftewel: RECHT VERDELEN. Maar waarom verdelen? Dat komt omdat de Heere Zijn Plan uitwerkt in verschillende fasen, maar ook met verschillende groepen van mensen. De Bijbel is namelijk gericht aan Joden, heidenen en aan de Gemeente (de gelovigen in Christus uit Joden en heidenen). In 1 Korinthe 10 : 32 zien we deze driedeling heel duidelijk: “Weest zonder aanstoot te geven, en voor de Joden, en voor de Grieken, en voor de gemeente Gods.” Zo zien we in het Oude Testament met name het volk Israël centraal staan met daaromheen de heiden-volkeren. In het Nieuwe Testament zien we, dan met name door het boek Handelingen, dat het heil ook tot de heidenen komt in Christus Jezus. Er wordt een gemeente gevormd uit Jood en heiden. Zie bijvoorbeeld Galaten 3 : 26 – 28: “Want gij zijt allen kinderen Gods door het geloof in Christus Jezus. Want zovelen als gij in Christus gedoopt zijt, hebt gij Christus aangedaan (1 Kor. 12 : 13 = de doop van de wedergeboorte). Daarin is noch Jood noch Griek, daarin is noch dienstbare noch vrije; daarin is geen man en vrouw; want gij allen zijt één in Christus Jezus.” Dit betekent dus dat de Bijbel informatie bevat voor Israël, die geen betrekking heeft op de Gemeente. Evenzogoed heeft de Bijbel informatie voor de Gemeente, die geen betrekking heeft op Israël. Zo heeft de Bijbel ook informatie voor de heiden die geen betrekking hoeft te hebben op Israël of de Gemeente. Zo zien we dus dat, wanneer we een Bijbelgedeelte lezen, we heel duidelijk zullen moeten oppassen aan wie het gericht is! Een fout die in het verleden door vele kerken gemaakt is, is te zeggen dat God met Israël zou hebben afgedaan, en dat God nu met de kerk werkt. Voor alles waar in de Bijbel dan Israël staat, leest men vervolgens de gemeente/kerk. Men geeft de Bijbel dus bewust een andere inhoud en gaat dus tegen Gods Woord in! Daar moeten we voor oppassen! Want zoals zal blijken, door het bestuderen van Gods Plan door de tijd, heeft God helemaal niet afgedaan met het volk Israël. Integendeel: Hij heeft ze grote beloften van herstel gegeven.

   

 

De Bijbel verdeelt Zichzelf

 

Een andere reden waarom we Gods Woord recht zullen moeten snijden/verdelen, is het feit dat de Heere in verschillende tijden op verschillende manieren met de mens werkt. Een veel aangehaalde tekst in bepaalde kringen is Hebreeën 13 : 8: “Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en in eeuwigheid.” Vaak geeft men dan aan dat Jezus ook vandaag dezelfde wonderen doet, als in de periode dat Hij hier op aarde was. Hij is immers altijd Dezelfde! God ís altijd Dezelfde. Jezus Christus ís altijd Dezelfde! Maar dit betekent niet dat Hij altijd op dezelfde wijze met mensen handelt. In het Oude Testament verscheen Jezus Christus als de Engel des Heeren (Gen. 16 : 1 – 13, Ex. 3 : 2 – 4 en andere gedeelten) en Zijn taak was dat van een Profeet. Tijdens de tijd van het Evangelie verscheen Jezus Christus als Mens op aarde en ook toen profeteerde Hij. Nu is Jezus Christus onze Hogepriester in de hemel bij God de Vader en bidt Hij voor ons! In de toekomst zal Jezus Christus als Koning naar de aarde komen en wij zullen met Hem heersen vanuit het Koninkrijk Israël! Ondanks dat Hij altijd Dezelfde is, verschijnt Hij in verschillende tijden op verschillende manieren en voert Hij in verschillende tijden verschillende taken uit.

Eén van de bekendste verdelingen in de Bijbel is die tussen de Wet en het Nieuwe Testament. Onder de wet moesten de mensen (Israël!) offers brengen. Dat hoeft nu (de Gemeente) niet meer, omdat Christus voor onze zonden gestorven is. U Ziet dat Diezelfde God in de geschiedenis dus al op twee verschillende wijzen met de mens omgaat. Zijn Plan blijft gelijk, uiteindelijk zal God zijn alles in allen: “En wanneer Hem alle dingen zullen onderworpen zijn, dan zal ook de Zoon Zelf onderworpen worden aan Hem, Die Hem alle dingen onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen” (1 Kor. 15 : 28). Zo zegt het Nieuwe Testament dan ook in Galaten 3 : 10a: “Want zovelen als er uit de werken der wet zijn, die zijn onder de vloek…” en vers 13 zegt: “Christus heeft ons verlost van de vloek der wet…” Wanneer wij dus bepaalde regeltjes in de wet lezen (de eerste vijf boeken van Mozes), kunnen wij niet zeggen: doet dat en gij zult leven, zoals in Deuteronomium 30 : 16 staat, want dat is de WET, overigens voor ISRAËL! Zo zien we dus dat de wet en de regeltjes daarin een bepaalde plaats krijgen, en dat geldt voor alles in Gods Woord. Zo zijn er in de loop van de geschiedenis, van begin tot eind, van Genesis tot Openbaring, ongeveer ZEVEN verschillende perioden aan te wijzen. En in elke periode werkt de Heere op een andere manier met de mens!  Deze perioden worden ook wel bedelingen genoemd. We zullen ze hieronder noemen:

  1. De eerste periode is van de schepping tot de zondeval.
  2. De tweede periode is van de zondeval tot aan de torenbouw van Babel.
  3. De derde periode begint bij Abraham en eindigt bij de Wetgeving op de Sinaï.
  4. De vierde periode is van de Wetgeving tot aan “Het is volbracht”.
  5. De vijfde periode is van “Het is volbracht”/Pinksteren tot aan de Opname.
  6. De zesde periode is van de Opname tot aan het Duizendjarig Vrederijk.
  7. De zevende periode is het Duizendjarig Vrederijk.
  8. De achtste (en dan is alles nieuw!) is de nieuwe hemel en de nieuwe aarde tot in de eeuwigheid!

 

Zie voor een Bijbelse uitwerking van de bedelingen: ‘Gods Plan door de geschiedenis heen’. Zie voor een schematische weergave van de bedelingen onderstaande figuur:

 

 

  

Wat is nu een bedeling?

 

Nu zijn die tijdsperioden niet direct de bedelingen. Het is juist het handelen van God, dat aangeeft wat een bedeling is. Een bedeling is dan ook letterlijk een ‘set van regels die een bepaalde huishouding draaiende houden’, of de ‘manier waarop een heer van een huis zijn huishouding indeelt.’ Dat zullen we zo dadelijk aan de hand van de Bijbel Zelf zien.

  

Maar waarom verbindt men het tijdselement zo sterk aan een bedeling? De Heere God heeft een huishouding en wij zijn als gelovigen Zijn huisgenoten (Ef. 2 : 19). Jezus Christus is de Heere van die huishouding (Hebr. 3 : 2 - 6). En wat blijkt nu uit de Bijbel? Dat God verschillende manieren heeft om Zijn familie te leiden (huishouden), naar Zijn wijsheid. Wanneer er dus veranderingen optreden in dat handelen van God, wordt er dus een tijdstip vastgelegd. De Wet is op een bepaald moment aan Mozes gegeven, en op een bepaalde plaats. De Heere Jezus stierf in een bepaald jaar en op een bepaalde plaats. Dit is de reden dat bedelingen vaak gelijk gesteld worden aan tijdsperioden. Maar het begrip ‘bedeling’ omvat dus veel meer!



Waar komt het woord 'bedeling' vandaan?

 

In onderstaande verzen lezen we waar in Gods Woord het woord 'bedeling' voorkomt: 

 

Efeze 1 : 10

Om in de bedeling van de volheid der tijden, wederom alles tot één te vergaderen in Christus, beide wat in de hemel is, en wat op de aarde is.

 

Efeze 3 : 2

Indien gij maar gehoord hebt van de bedeling der genade Gods, die mij gegeven is aan u.

 

Kolossensen 1 : 25

Welker dienaar ik geworden ben, naar de bedeling van God, die mij gegeven is aan u, om te vervullen het Woord Gods.

  

1 Korinthe 9 : 17

Want indien ik dat gewillig doe, zo heb ik loon, maar indien onwillig, de uitdeling is mij evenwel toebetrouwd.

    

Het woord 'bedeling' komt dus drie keer (eigenlijk vier keer) in onze Bijbel voor. Maar de King James 1611 heeft ook in 1 Korinthe 9 : 17 letterlijk het woord ‘bedeling’ staan. In onze vertaling (Statenvertaling) staat daar ‘uitdeling’. Wanneer we de teksten goed bekijken dan zien we dat ‘uitdeling’ eigenlijk hetzelfde is als ‘bedeling’. Neem Éfeze 3 : 2. In deze tekst zien we dat God ‘genade bedeelt’, God deelt genade uit. Paulus is geen ‘tijd’ gegeven. Anders zou met Paulus de Gemeente pas begonnen zijn, terwijl de Bijbel laat zien dat vóór Paulus al mensen in Christus waren: Romeinen 16 : 7 zegt namelijk: “Groet Andronikus en Júnias, mijn verwanten, en mijn medegevangenen, die vermaard zijn onder de apostelen, die ook vóór mij in Christus geweest zijn.” Maar tevens zou met Paulus de Gemeente geëindigd zijn! Nee, Paulus heeft van God de boodschap van Gods genade gekregen, om die aan de mensen te verkondigen! Vergelijk de tekst met Kolossensen 1 : 25, en we zien dat Paulus de boodschap of openbaring van God ontvangen heeft, om de mensen uit te leggen dat in Jezus Christus Gods genade tot alle mensen gekomen is, indien zij dat aannemen. Dat is dan ook de boodschap die we vinden in de brieven van Paulus. Zo deelde God tijdens de bedeling van de Wet hoofdzakelijk de Wet aan de mens uit. Zo zien we dus dat een bedeling niet in de eerste plaats een tijdsperiode is, alhoewel dat zeker vaak gelijk loopt (zoals ook blijkt uit Éfeze 1 : 10), maar een bedeling is eerder een bepaalde manier van handelen van God ten opzichte van de mens.

  

Hoe weten we dat God in verschillende tijden op verschillende wijzen met de mens handelde? Dat blijkt uit het feit dat de Heere verschillende keren een verbond met mensen sloot. In dat verbond legde de Heere in feite Zijn handelen met de mens vast. Tijdens een bedeling test God in feite de mens. Het verbond is in feite een soort contract. Zo sloot God een verbond met Adam, Noach, Mozes, David, etc.

  

Met deze methoden leren we de Bijbel op de juiste wijze te begrijpen.

  

“Uw getuigenissen zijn wonderbaar, daarom bewaart ze mijn ziel. De opening van Uw woorden geeft licht, de onverstandigen verstandig makende. Ik heb mijn mond wijd opengedaan, en gehijgd, want ik heb verlangd naar Uw geboden. Zie mij aan, wees mij genadig, naar het recht aan hen, die Uw Naam beminnen. Maak mijn voetstappen vast in Uw Woord, en laat geen ongerechtigheid over mij heersen. Verlos mij van ’s mensen overlast, en Ik zal Uw bevelen onderhouden. Doe Uw aangezicht lichten over Uw knecht, en leer mij Uw inzettingen.” (Psalm 119 : 129 – 135).

 

Belangrijk artikel voor verdere studie: Waarom zijn die bedelingen zo belangrijk?