Protestantisme (Calvinisme) – over de volharding van de gelovigen

 

Inleiding

In het deel over de letter “I” van “TULIP”, het vierde van de vijf hoofdpunten van het Calvinisme, wat staat voor “Irresistable Grace“, oftewel: “onweerstaanbare genade”, hebben we gezien dat het Calvinisme leert dat u als mens de Heere God niet zou kunnen weerstaan. Als mens zou u geen “nee” kunnen zeggen, op het moment dat de Heere God u op het oog heeft. Het hangt samen met de andere hoofdpunten waarin men ontkent dat de mens een eigen wil zou hebben, en waarin men stelt dat de Heere God onvoorwaardelijk zou verkiezen. We zagen er een voorbeeld van in de “Dordtse Leerregels”. Gods woord laat echter wat anders zien. We zagen hoe de Heere van het volk Israël zegt, dat zij niet wilden, en dat zij Hem “wederstonden”. Maar ook zagen we aan de hand van de Schrift dat we als wederom geboren gelovigen in deze Gemeente-tijd soms ook dingen doen die tegen de wil van de Heere God in gaan. Om “onweerstaanbare genade” te kunnen leren, moet men teksten uit de context citeren, waardoor men de teksten iets anders laat zeggen, dan ze eigenlijk doen. Het komt erop neer dat er geen sprake is van onweerstaanbare genade. Als mens heeft u weldegelijk een eigen keus. Want de Heere God dwingt niemand.


De “P” van “TULIP

In dit deel gaan we verder met de letter “P” uit “TULIP”, het vijfde hoofdpunt van het Calvinisme, wat staat voor “Perseverance of the saints”, oftewel: “volharding van de gelovigen”. Inhoudelijk gaat dit punt erover, dat wanneer u een kind van God bent, dat u altijd gered bent. Dit punt betreft dus de zekerheid in het geloof. In de “Dordtse Leerregels” lezen we in hoofdstuk 5, paragraaf 9 het volgende:

“Van deze bewaring der uitverkorenen tot de zaligheid, en van de volharding der ware gelovigen in het geloof, kunnen de gelovigen zelf verzekerd zijn, en zij zijn het ook naar de mate des geloofs, waarmede zij zekerlijk geloven, dat zij zijn en altijd blijven zullen ware en levende leden der Kerk, dat zij hebben vergeving der zonden, en het eeuwige leven” [1].


Een Bijbels standpunt… of toch niet?

In dit gedeelte lezen we over het verzekerd zijn in het geloof, in het altijd lid blijven van de Kerk, oftewel de Gemeente van de Heere Jezus, het hebben van vergeving en eeuwig leven. Dat is een Bijbels standpunt. Gods woord leert eeuwige zekerheid voor degene die “in Christus” is. 

De Heere God laat in Zijn woord zien dat iemand tot wedergeboorte komt door de Heere Jezus als zijn of haar persoonlijke Verlosser aan te nemen, dat deze persoon dan “in Christus” gedoopt wordt (1 Kor. 12 : 13), en verzegeld wordt met de Heilige Geest, waardoor hij of zij de verlossing dan verkregen heeft (Ef. 1 : 13, 14). Geestelijk gezien leeft u dan voor de Heere God, en heeft u zelfs al een plek met de Heere Jezus in de hemel ontvangen (Ef. 2 : 6). Dat betekent dat u als gelovige in Christus deel hebt aan de eerste opstanding, en niet voor het oordeel van de Grote Witte Troon zult verschijnen (Openb. 20 : 5, 6). Als wederom geboren Christen zult u verschijnen voor een ander oordeel, de Rechterstoel van Chritus, maar daarvan staat geschreven dat al zouden al uw werken verbranden, dat u zelf behouden bent (1 Kor. 3 : 15). Als kind van God mag u dus zeker weten eeuwig leven te hebben. Rom. 8 : 38 en 39 zeggen zo mooi: “Want ik ben verzekerd dat noch dood noch leven, noch engelen noch overheden noch machten, noch tegenwoordige noch toekomende dingen, Noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere”.

Toch is de boodschap van het vijfde hoofdpunt van het Calvinisme dubbel, want de zekerheid wordt niet alleen betrokken op het behoud, maar juist ook heel duidelijk op de volharding van de gelovige. Men spreekt wel over de “verzekerdheid der volharding” [2]. En dat is nu juist iets wat niet per definitie verzekerd is. Als kind van God bent u behouden. Daar hoeft u dus ook niet toe opgeroepen te worden om behouden te blijven. Maar volharding is juist iets waar u als gelovige in Gods woord wel toe opgeroepen wordt. Een gedeelte waar dat heel duidelijk uit blijkt, is bijvoorbeeld 1 Thess. 3 : 2 – 5: “En hebben gezonden Timótheüs, onzen broeder, en Gods dienaar, en onzen medearbeider in het Evangelie van Christus, om u te versterken en u te vermanen van uw geloof, Opdat niemand bewogen worde in deze verdrukkingen; want gij weet zelven dat wij hiertoe gesteld zijn. Want ook toen wij bij u waren, voorzeiden wij u, dat wij zouden verdrukt worden, gelijk ook geschied is, en gij weet het. Daarom ook, deze begeerte niet langer kunnende verdragen, heb ik hem gezonden om uw geloof te verstaan, of niet misschien de verzoeker u zou verzocht hebben en onze arbeid ijdel zou wezen”. Blijkbaar kunt u door verdrukking bewogen worden en niet standvastig zijn, zelfs van het geloof afdwalen… Gelukkig volhardden de Thessalonicenzen en waren ze standvastig. Dat leest u in de context. Maar dat is dus niet per definitie zo. Daarom stuurde Paulus Timotheus om hen te versterken en te vermanen in het geloof… Maar niet alleen verdrukking is een reden om van het geloof af te dwalen. Van Demas lezen we dat hij Paulus verliet, omdat hij de wereld had lief gekregen. Demas volhardde dus niet… Daarom leest u ook Paulus’ oproep aan Timotheus in 2 Tim. 3 : 14: “Maar blijf gij in hetgeen gij geleerd hebt en waarvan u verzekering gedaan is, wetende van wien gij het geleerd hebt”. Een manier om standvastig te worden, en dus te kunnen volharden, is geloofsgroei (Ef. 4 : 13, 14). Een manier om staande te kunnen blijven is de wapenrusting Gods geheel aan te doen. Volharding is geen verzekerdheid, maar er is een oproep om te volharden. Uiteindelijk heeft dat niet met uw behoud te maken, maar wel met de vraag of u in de eeuwigheid loon en kroon verdient (1 Kor. 3 : 13 – 15).


Maar voor wie is die zekerheid binnen het Calvinisme dan?

Maar laten we bij het positieve punt blijven dat het Calvinisme wel zekerheid in geloof leert. Zij leren wel dat de wedergeboorte niet ongedaan gemaakt kan worden. Dat is een feit. Het droevige is alleen dat dit voortvloeit uit de aanname die Calvinsten maken dat de mens geen eigen wil zou hebben, en dat de Heere God onvoorwaardelijk zou verkiezen, en dat Zijn genade onweerstaanbaar zou zijn… Als dit allemaal zo zou zijn, dan kan van daaruit de mens niet verloren gaan. Want de Heere God heeft hem of haar dan onvoorwaardelijk uitgekozen.

En waarom is dat droevig? Omdat vanuit de Calvinistische leer de zekerheid des geloofs maar voor een heel klein groepje mensen is. Want wanneer u vanuit die eerste vier hoofdpunten geen eigen wil zou hebben, wanneer u vanwege de “totale verdorvenheid van de mens” niet zelf tegen de Heere zou kunnen zeggen: “ik wil graag een kind van U zijn”, en dus niet zelf tot Hem zou kunnen komen, omdat Hij alleen u zou kunnen uitkiezen, weet u dus eigenlijk nooit zeker óf de Heere u ook uitgekozen heeft… En dat is wat onder Protestanten te merken is. Want: “het moet je maar gegeven zijn”. Velen zijn daardoor ook in een afwachtende houding, of de Heere hen eens zal trekken. En ondanks dat men zekerheid leert, hebben juist daardoor maar weinigen de zekerheid in het geloof. En is het zelfs de vraag of u als Protestant gered bent… Maar waarom dat laatste dan? 


Wachten tot de Heere het u geeft, leidt tot niet belijden...

Waarom is het de vraag of u als Protestant gered bent? Wanneer u afwacht of de Heere God u uitgekozen heeft, en daardoor niet durft te komen, komt u dus niet tot de Heere Jezus. U gaat naar de kerk. U leest de Bijbel. U bidt. U weet zelfs heel goed dat u zondig bent. Maar wanneer u niet durft te belijden dat u vanwege uw zonde verloren bent, en vervolgens niet durft te zeggen: “Heere, ik heb U nodig, dank U wel dat u ook voor mij aan het kruis van Golgotha gestorven bent en opgestaan bent, wilt u mijn persoonlijke Verlosser zijn?” Als u dat niet durft te belijden… omdat er maar beperkte verzoening zou zijn, dan bent u dus niet gered. Rom. 10 : 9 – 10 zeggen namelijk: “Namelijk, indien gij met uw mond zult belijden den Heere Jezus, en met uw hart geloven dat Hem God uit de doden opgewekt heeft, zo zult gij zalig worden. Want met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid, en met den mond belijdt men ter zaligheid”. Want dat is dus precies wat de Heere vraagt, dat u bij Hem komt en dat belijdt. Zoals (nogmaals) Openb. 22 : 17 zegt: “En de Geest en de bruid zeggen: Kom. En die het hoort, zegge: Kom. En die dorst heeft, kome; en die wil, neme het water des levens om niet”.

Voor wie is binnen het Calvinisme de zekerheid van het geloof? Officieel voor de wedergeborenen… Dat klinkt heel Bijbels. Maar wat als u de Heere niet zou kunnen aannemen, zoals het Calvinisme leert? Dan moet het u dus alleen maar gegeven worden, zoals het Calvinisme leert. Maar wie bepaalt dan óf het u gegeven is? Ondanks dat men altijd zegt, dat u het Evangelie uzelf niet kunt toeëigenen, zijn er klaarblijkelijk enkelingen die zich dat wél durven toe te eigenen, dat de Heere het hen wél gegeven heeft. Maar dan zijn zij niet “gered” omdat zij belijden dat de Heere Jezus voor hen gestorven en opgestaan is, maar omdat zij denken dat God het hen wel gegeven heeft en anderen niet. Zij plaatsen zich daarmee boven anderen. Punt één: dat is precies het tegengestelde van wat Rom. 10 : 9 en 10 zeggen. En punt twee: dat is eigenlijk pure hoogmoed. Spr. 25 : 14 zegt: “Een man die zichzelven roemt over een valse gift, is als wolken en wind waar geen regen bij is”. 

Ja, het eeuwige leven is een genadegift (Rom. 6 : 23). Maar u moet het wél aannemen (zie bijv. 1 Thess. 2 : 13; 1 Kor. 15 : 1), anders heeft u het niet ontvangen.


Wanneer bent u, indien u Protestant bent, gered?

Betekent dat dat elke Protestant verloren is? Nee, natuurlijk niet. Wanneer u door Gods woord te lezen wél gelooft dat de Heere Jezus voor u gestorven en opgestaan is, en dat ook bidt, dan bént u dus zalig geworden volgens Rom. 10 : 9 en 10. Dan bent u dus behouden, ongeacht wat uw kerk dan ook leert. Maar het punt is dat er velen zijn die dat niet durven te bidden, omdat hen geleerd wordt dat dat niet kan… En zo houdt een systeem mensen van eeuwige redding af, ondanks dat ze wel met het geloof bezig zijn. En dan geldt voor het Protestantisme hetzelfde als voor het Rooms-katholicisme, net zoals voor de Farizeeën in de dagen dat de Heere Jezus op aarde was, zoals in Matth. 23 : 13 geschreven staat: “Maar wee u, gij schriftgeleerden en farizeeën, gij geveinsden; want gij sluit het Koninkrijk der hemelen voor de mensen, overmits gij daar niet ingaat en degenen die ingaan zouden, niet laat ingaan”.

Dat de geloofszekerheid maar voor een klein en select gezelschap zou zijn, dat is Bijbels gezien niet houdbaar. Wanneer u alleen al kijkt naar een vers als Joh. 3 : 16, dat zegt: “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe”, dan leest u dat het geldt voor “een iegelijk die in Hem gelooft”. Het is voor “een ieder”. De boodschap van het Evangelie is voor alle mensen. En alle mensen kunnen in Jezus Christus gered worden. 1 Tim. 2 : 4 zegt: “Welke [= God onzen Zaligmaker] wil dat alle mensen zalig worden en tot kennis der waarheid komen”.

Mocht u dit als Protestant, als Calvinist, lezen, en in grote vertwijfeling zijn, omdat de Heere het u wel zou moeten geven, dan mag u weten dat Hij u alles gegeven hééft, wat u nodig heeft, namelijk: de Heere Jezus Christus en Zijn volbrachte Werk. Als u dat gelooft, en dat belijdt met uw mond, dán mag u weten gered te zijn. Als u dat al gelooft, maar de Heere nog nooit hebt durven belijden, doet u het dan nu, want dat is wat de Heere in Zijn woord vraagt (Rom. 10 : 9 – 10).

1 Joh. 5 : 13 zegt zo mooi: “Deze dingen heb ik u geschreven, die gelooft in den Naam van den Zone Gods; opdat gij weet dat gij het eeuwige leven hebt, en opdat gij gelooft in den Naam des Zoons van God”.


[1]  Bron: https://www.dordtse-leerregels.nl/hoofdstuk-5/paragraaf-9.
[2]  Bron: https://www.dordtse-leerregels.nl/hoofdstuk-5/paragraaf-11.